Het Oude Testament is opgebouwd uit diverse boeken die zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, zoals de Wet (de vijf boeken van Mozes), de Geschiedenisboeken (zoals Jozua en Richteren), de Poëtische boeken (zoals Psalmen en Spreuken) en de Profetische boeken (zoals Jesaja en Jeremia). Deze structuur helpt om de verschillende genres en boodschappen binnen de tekst beter te begrijpen.
Belangrijke thema's in het Oude Testament zijn onder andere het verbond tussen God en zijn volk, de rol van geloof, de straf en genade van God, en de profetieën over de toekomst. Ook worden er veel morele lessen en richtlijnen gegeven voor het leven en de aanbidding. De strijd tussen goed en kwaad, alsook de verlossing en hoop, zijn eveneens terugkerende thema's.
Enkele belangrijke personages in het Oude Testament zijn Adam en Eva, de eerste mensen; Noach, de bouwer van de ark; Abraham, de aartsvader van het Joodse volk; Mozes, die het volk Israël uit Egypte leidde; en David, de koning van Israël. Elk van deze figuren heeft een cruciale rol gespeeld in de geschiedenis en de lessen die in de teksten worden gegeven.
De schepping wordt beschreven in het boek Genesis, waar God de wereld in zes dagen creëert en op de zevende dag rust. Dit verhaal legt de basis voor het idee dat God de schepper is van alles en dat de mens een unieke rol heeft in de schepping, gemaakt naar Gods beeld. Het benadrukt de orde en de bedoeling achter de wereld en de schepping.
Enkele bekende verhalen uit het Oude Testament zijn het verhaal van Adam en Eva in de tuin van Eden, de zondvloed van Noach, de uittocht uit Egypte onder leiding van Mozes, het verhaal van David en Goliath, en het verhaal van Daniel in de leeuwenkuil. Deze verhalen bevatten belangrijke morele lessen en illustreren de relatie tussen God en de mensheid.