De belangrijkste functies van een defibrillator zijn het detecteren van hartritmestoornissen, het toedienen van een elektrische schok als dat nodig is, en het begeleiden van gebruikers met gesproken instructies. Dit maakt het mogelijk om levensreddende hulp te bieden in acute situaties en de kans op overleving te vergroten.
Als je een defibrillator moet gebruiken, begin je met het inschakelen van het apparaat. Volg vervolgens de gesproken instructies op het scherm. Plaats de elektroden op de blote huid van de persoon in nood, zoals aangegeven op de stickers. Het apparaat zal automatisch analyseren of er een schok nodig is, en indien ja, zal het je vertellen wanneer je de schok moet toedienen.
Het hebben van een defibrillator in de nabijheid is essentieel omdat het in noodgevallen de kans op overleving bij een hartstilstand aanzienlijk kan verhogen. Elke seconde telt, en een snel beschikbare defibrillator kan direct levensreddende hulp bieden, totdat professionele hulp arriveert.
Na het gebruik van een defibrillator is het belangrijk om het apparaat onmiddellijk terug te brengen naar de plek waar het normaal wordt opgeborgen. Zorg ervoor dat je het apparaat controleert op eventuele beschadigingen en vervang de elektroden en batterijen zo nodig. Neem ook contact op met de hulpdiensten om het voorval te rapporteren en om verdere instructies te krijgen.
Een defibrillator moet regelmatig gecontroleerd worden om ervoor te zorgen dat deze goed functioneert. Het is aan te raden om minstens eenmaal per jaar een professionele controle uit te laten voeren. Daarnaast moet je ook zelf elk kwartaal controleren of de batterij en elektroden in goede staat zijn en binnen de geldige termijn liggen.