Om goed te oefenen voor boccia, is het belangrijk om regelmatig te spelen en technieken te verbeteren. Je kunt beginnen met het oefenen van je werptechniek, je grip op de ballen en de afstand tot het doel. Daarnaast kan het helpen om met verschillende ondergronden te oefenen, aangezien de baanseigenschappen de rol van de ballen kunnen beïnvloeden. Overweeg ook om wedstrijden te bekijken om van ervaren spelers te leren en nieuwe strategieën te ontdekken.
Je hebt minimaal een set bocciaballen nodig, die meestal uit verschillende kleuren bestaat zodat je de ballen van de spelers kunt onderscheiden. Een doelbal, ook wel de 'pallino' genoemd, is ook essentieel. Verder kan het nuttig zijn om bijvoorbeeld een meterrap of tape te hebben om afstanden te meten, en eventueel hulpmiddelen zoals een bocciabord voor spelers die extra ondersteuning nodig hebben.
Een potje boccia kan gespeeld worden met twee spelers of twee teams, meestal bestaande uit twee of vier spelers. Het spel kan ook met meer teams gespeeld worden, maar de meeste competitieve spellen volgen de 1 tegen 1 of 2 tegen 2 opstelling. Dit zorgt voor een goede dynamiek en een uitdagende speelervaring.
De belangrijkste regels van boccia zijn dat elk team om beurt hun ballen gooit met als doel deze zo dicht mogelijk bij de doelbal te plaatsen. Spelers moeten vanachter de werplijn gooien en de afstand van de ballen tot de doelbal moet na elke beurt gemeten worden. Aan het einde van de ronde wint het team die de meeste ballen dichter bij de doelbal heeft liggen. Er zijn ook specifieke regels over hoe fouten en overtredingen worden behandeld.
Het belangrijkste doel van boccia is om je ballen dichter bij de doelbal te krijgen dan je tegenstander. Dit vereist niet alleen een goede nauwkeurigheid, maar ook strategisch inzicht. Spelers moeten nadenken over hun schoten in verband met de positie van de tegenstander en hoe ze hun ballen het beste kunnen plaatsen om een voorsprong op te bouwen.