Barcarolle|Johan Fabricius

€ 12,00
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 4,74
370sinds 7 mar. '25, 08:31
Deel via
of

Kenmerken

ConditieZo goed als nieuw
HerkomstNederland
Jaar (oorspr.)1975
Auteurzie beschrijving

Beschrijving

||boek: Barcarolle|Eerste liefde in Venetië|Nederlandse Boekenclub

||door: Johan Fabricius

||taal: nl
||jaar: 1975
||druk: ?
||pag.: 242p
||opm.: hardcover|zo goed als nieuw

||isbn: N/A
||code: 1:001623

--- Over het boek (foto 1): Barcarolle ---

"Ik stond bij de Rialto-brug op de boot naar het Lido te wachten en staarde al een tijdje met een vaag gevoel van weerzin naar iets dat in het kanaal dreef. Langzaam drong tot me door wat het was: een verdronken rat. De bleekgrijze opgezwollen buik naar boven gekeerd, deinde hij zachtjes op en neer op het water, dat vol afval lag van de barken die vis en groente voor de markt aanvoerden of weer leeg terugkeerden naar Chioggia en de eilanden.

Dat dode beest met zijn door een blauwwit vlies overtrokken oogjes, zijn agressief ontblote knaagtanden, zijn kale, half afgebeten staart.

Ik moet in een staat van totale versuffing zijn geraakt waarin verder niets meer tot me doordrong, want ineens werd de vreemde stilte om mij heen verbroken door stemmen van de overkant, het klotsen van het water onder mijn voeten, de schuifelende schoenenparade achter mij."

Beschrijving van een verhouding tussen een jonge Nederlander met een Weense reisleidster, met op de achtergrond veel wetenswaardigheden van Venetië.

[bron: https--www.sassafrass-store.com/nl/product/johan-fabricius--barcarolle-eerste-liefde-in-veneti]

--- Over (foto 2): Johan Fabricius ---

Johan Johannes Fabricius (Bandung, 24 augustus 1899 - Glimmen, 21 juni 1981) was een Nederlandse schrijver, illustrator, boekbandontwerper voor een aantal van zijn eigen boeken, journalist en avonturier.

Fabricius was de zoon van de Drentse dichter en schrijver Jan Fabricius. Hij werd in Nederlands-Indië geboren, kwam met zijn familie in 1902 naar Nederland, waar hij door het ijs zakte en ternauwernood werd gered. In 1910 ging de familie weer naar Indië terug, maar keerde in 1914 definitief terug naar Nederland. Johan volgde in Leiden de HBS, waarna hij, omdat hij kunstschilder wilde worden een opleiding volgde aan Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag (voor de Eerste Wereldoorlog) en in Amsterdam (na de Eerste Wereldoorlog). Na zijn Haagse academiejaren meldde Fabricius zich als 'Kriegsmaler' bij het Oostenrijkse leger om gedurende enkele maanden Pavia-front een tekenrapportage te maken van het leven aan het front. Later schreef hij het boek De oorlog van de kleine paardjes over zijn ervaringen, die via zijn vader belandden en gepubliceerd werden in De Gids. Vóór 1925 ondernam hij vele reizen, zoals naar de Canarische Eilanden, Zuid-Amerika, Spanje, Italië, Noord-Afrika, Griekenland en Egypte, waarover hij boeken schreef. In 1925 huwde hij met Ruth Freudenberg, ze kregen twee zonen en een dochter, die de Britse nationaliteit verkregen. Nadat Ruth in 1968 was overleden hertrouwde hij met Anna Corneilia Bleeker. In 1935 ondernam hij een wereldreis die hem naar Indië, China, Japan en Amerika voerde.

Hij schreef 106 boeken waaronder ook boeken voor de jeugd. Bekend werd zijn historische jongensboek De scheepsjongens van Bontekoe (1924) dat talloze malen werd herdrukt. Zijn legerroman Het meisje met de blauwe hoed (1927) werd in 1934 verfilmd. Fabricius geldt als een rasverteller, waarvan Komedianten trokken voorbij (1931) en vele andere werken getuigen. Voor een commerciële opdracht van de Nederlandsche Olie Fabriek (N.O.F.) in Delft schreef en illustreerde hij de reclamereeks De wondere avonturen van Arretje Nof (1926-'27).

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was Fabricius erin geslaagd in 1940 in Engeland te geraken en kwam als nieuwslezer en commentator bij de BBC Dutch Service de oorlog door. Na de oorlog werkte hij in 1945 als correspondent voor de BBC en The Times in Azië, onder meer in Nederlands-Indië, waar hij het begin van de Eerste Politionele Actie meemaakte. In 1949 schreef hij in opdracht van de Nederlandse Koloniale Petroleum Maatschappij Brandende aarde over de aanslagen op en de vernietiging van de oliebronnen in 1941 en 1942 op Sumatra. Via een grote omweg keerde hij naar het Verenigd Koninkrijk terug, was aldaar tot 1956 woonachtig en woonde sindsdien bijna onafgebroken weer in Nederland.

Hij speelde een heldenrol in de Depok-kwestie in oktober 1945 in het redden van circa 1000 levens van vrouwen en kinderen daar, die levend verbrand dreigden te worden door Indonesische/Bantamse nationalisten en islamieten.

Ofschoon de romans van voor de oorlog als hoogtepunten in het oeuvre gelden, verschenen ook in de jaren 50 nog indringende, zeer goed gedocumenteerde romans als "De heilige paarden", over de weinig bekende wereld van het inheemse Soemba. Fabricius verbleef in 1961 op Curaçao waar hij lezingen verzorgde tijdens de jaarlijkse boekenweek. Over het eiland schreef hij Het geheim van het oude landhuis (1965) en de verhalenbundel Onder de hete Caraïbische zon (1970). In 1963 verscheen zijn roman Jongensspel waartoe Fabricius geïnspireerd werd door de Baarnse moordzaak die speelde van 1960-1963.

Johan Fabricius ligt begraven op de Nederlands Hervormde Begraafplaats aan de Pollseweg in Noordlaren.

Bibliografie

  • Eiko van den Reigerhof (1922)
  • Hansje Bluf, of Het zangersfeest van Koning Langelip (1923)
  • De scheepsjongens van Bontekoe (1924)
  • Hans de klokkeluider, of De duivel in den toren (1925)
  • Nagtegael (1925)
  • Het meisje met de blauwe hoed (1927) - verfilmd in 1934 en voor televisie gedramatiseerd in 1972
  • Charlotte's groote reis (1928)
  • De wondere avonturen van Arretje Nof (1926-'27) - 5 delen, in opdracht van de Nederlandsche Olie Fabrieken (N.O.F.)
  • Mario Ferraro's ijdele liefde (1929)
  • Charlotte's groote reis (1930)
  • De wonderbaarlijke avonturen van Bartje Kokliko (1930-1931) - 3 delen, uitgave: Van Nelle, Rotterdam
  • Komedianten trokken voorbij (1931)
  • Java ho! (1931)
  • Venetiaansch avontuur (1931)
  • Melodie der verten (1932)
  • Marietta (1933)
  • De dans om de galg (1934)
  • Leeuwen hongeren in Napels (1934)
  • Melodie der verten (1934)
  • Dansen kring galgen (1935)
  • Dansen om galgen (1936)
  • Flipje (1936)
  • Kasteel in Karinthie (1938)
  • De Koning gaat voor (1938)
  • Groote Heeren (1938)
  • Eiland der demonen (1941)
  • A Malayan tragedy (1942)
  • Nacht over Java (1944)
  • De kraton (1945)
  • Hoe ik Indie terugvond (1947)
  • Halfbloed (1947)
  • Hotel Vesuvius (1948)
  • De Grote Geus (1949)
  • Het meisje met de blauwe hoed (1949)
  • Brandende aarde (1949)
  • Mijn huis staat achter de kim (1951)
  • Een wereld in beroering (1952)
  • De ontvoering van Europa (1952)
  • Langs de Leie (1952)
  • Gordel van smaragd (1953)
  • De nertsmantel (1953)
  • Het duistere bloed (1954)
  • Toernooi met de dood. Roman uit het jaar van de grote pest te Florence (1954)
  • Nacht zonder zegen (1955)
  • Setoewo, de tijger (1956)
  • Luie stoel (1957)
  • Schimmenspel (1958)
  • Het roverseiland in de Perzische zee (1958)
  • Barrebart, de wildeman uit de bergen (1958)
  • De vrolijke bruiloft van Arretje en Annetje (1959)
  • De heilige paarden (1959)
  • Ballade van de zeeman Joris Breebaert(1960)
  • Ballade van de zilverreiger (1960)
  • Mijn Rosalia (1961)
  • Dromen is ook leven (1962)
  • Jongensspel (1963)
  • Herinneringen van een oude pruik (1963)
  • Hopheisa, in regen en wind (1964)
  • Wat u nodig hebt, mevrouw, is een vriend (1964)
  • Het geheim van het oude landhuis (1965)
  • Dag, Leidseplein (1965)
  • Weet je nog, Yoshi? (1966)
  • De avonturen van Jantje en zijn vrienden Koko en Sebastiaan (1966)
  • Heintje heeft kabouters op zolder (1967)
  • Heintje en het geheim van het houten paard Joris (1968)
  • Dag, Leidseplein (1968)
  • Het water weet van niets (1968)
  • Wij Tz'e Hsi, keizerin van China (1968)
  • Wittebroodsweken met Mama (1969)
  • Voorrijden, mevrouw? (1969)
  • Heintje speelt voor leeuw (1969)
  • Heintje bouwt een huis voor Sinterklaas (1970)
  • Onder de hete Caraïbische zon (1970)
  • De kop van Jut (1970)
  • Met klein orkest (1971)
  • De paradijsklok (1971)
  • Goldoni (1971)
  • Partnerruil niet uitgesloten (1972)
  • Hannekes bruiloft (1972)
  • Shock-therapie (1972)
  • Carlinho, mijn kleinzoon (1973)
  • Een reis door het nieuwe Indonesië (1973)
  • Achter in de Molukken (1974)
  • Het portret (1974)
  • Het gordijn met de ibissen (1974)
  • Barcarolle (1975)
  • Hendrik Jacobus Jut, of De dubbele moord aan de bogt van Guinea (1975)
  • De oorlog van de kleine paardjes (1975)
  • De wijze goeroes van Benares (1975)
  • Er zijn geen echte gekken meer op Capri (1976)
  • Toontje Poland (1977)
  • Dipanegara (1977)
  • Gringo (1976) Over zijn reis avontuur op de Paraguay Rivier in 1922
  • De schreeuw van de witte kakatoe (1978)
  • Spelevaren met een sultan (1978)
  • Toontje Poland onder de tropenzon (1978)
  • De zwaluwen van Klapanoenggal (1979)
  • Brieven uit een djatihouten kist (1979)
  • De hoed met de struisveer, of Hoe mijn moeder in 1894 als 'handschoentje' naar Indie reisde (1979)
  • Het beest uit de zee (1980)
  • Memoires
  • Als vogelen uit de hemel... (1980)
  • Het zilveren theeservies (1981)
  • De bruiden in het bad en andere duistere daden (1981)
  • De brug over de Dordogne (1981)
  • De put achter de Kembang Sepatoe (1982)

Langspeelplaten

  • Oud-Indië: Sprookjes en verhalen door Johan Fabricius (1974)

[bron: wikipedia]

Altijd maar weer die scheepsjongens van Bontekoe [2022-11-07]

Johan Fabricius.

Vandaag gaat De scheepsjongens van Bontekoe in première, de verfilming door regisseur Steven de Jong van het gelijknamige boek van Johan Fabricius. Het is niet voor het eerst dat een verhaal van Fabricius wordt verfilmd. Wel nieuw is de tamtam: een nieuwe vertaling, een filmeditie en een luisterboek.

In de jaren vijftig en zestig was Fabricius (1899 - 1981) er behoorlijk flauw van om altijd maar weer op De scheepsjongens van Bontekoe te worden aangesproken. Alsof hij gedurende zijn lange schrijversloopbaan nooit iets anders had geschreven dan dat ene jongensboek uit 1923. Gebaseerd op een scheepsjournaal uit de zeventiende eeuw, na een tip van zijn vader nota bene.

Fabricius' ergernis had veel te maken met de afgenomen waardering in Nederland voor zijn literaire werk. Naoorlogse critici zagen hem vooral als een letterproducent die om den brode schreef, niet om de kunst. Wat ook al niet meehielp was dat hij veel in het buitenland verbleef. Zo iemand laat zich veilig bespotten.

Z'n wieg stond in Nederlands-Indië, waar zijn vader Jan eind negentiende eeuw via Assen en Winschoten was neergestreken om voor een krant te werken, net zoals zijn grootvader journalist was geweest in het Noorden. Johan Fabricius zou eveneens van zijn pen leven, maar was eerst nog avonturier. In 1922 verscheen zijn eerste boek, daarna produceerde hij er bijna ieder jaar een.

Bekend werd Fabricius met Het meisje met de blauwe hoed (1927). Zijn creatieve hoogtepunt beleefde hij met De komedianten trokken voorbij (1931), Melodie der verten (1932) en Dans om de galg (1934), enigszins melodramatische werken voor een groot, volwassen publiek. Fabricius was een rasverteller, met een goed oog voor het exotische, een intrige en een grap.

De scheepsjongens van Bontekoe geldt nu als een jeugdklassieker. Vraag is echter of het nog veel gelezen wordt, de cast van de film (zie elders op deze pagina) heeft vermoedelijk alleen het stripverhaal uit Het Vrije Volk met tekeningen van Piet Wijn tot zich genomen. Cabaretier Erik van Muiswinkel heeft het in ieder geval wel gelezen, onlangs verscheen een veertien cd's tellende luisterboek met zijn stem.

Eerder dit jaar verscheen de 29ste druk van Bontekoe, wederom opgedragen aan vader Jan Fabricius, met de originele tekeningen. Hertaald door Suzanna Braam leest Bontekoe opvallend goed. Wie eenmaal begint, is zo vergeten dat het met vaart beschreven verhaal 75 jaar oud is, het avontuur bijna vierhonderd jaar. Het einde, met de schaatstocht dwars door Holland en de thuiskomst in Hoorn, is ronduit ontroerend.

Nadat hij nog even nieuwslezer en commentator bij de BBC was, vestigde Fabricius zich in 1956 definitief in Nederland. Na het overlijden van zijn echtgenoot, met wie hij drie kinderen had, verhuisde hij in 1968 met zijn tweede vrouw naar Glimmen. Daar schreef hij onverdroten voort tot zijn overlijden in 1981. Op zijn grafmonument in Noordlaren, een meerpaal, werd een zeilschip aangebracht. Het is inmiddels spoorloos verdwenen.

Het boek 'De scheepsjongens van Bontekoe' is hertaald door Suzanna Braam en verschenen bij uitgeverij Leopold (19.95, 478 blz; filmeditie 12,50)

[bron: https--www.woestenledig.com/woestenledig/2007/11/altijd-maar-wee.html]

Fabricius, Johan Johannes (1899-1981) [2013-11-12]

Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: I. Schöffer, 'Fabricius, Johan Johannes (1899-1981)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http--resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/fabrici [12-11-2013]

FABRICIUS, Johan Johannes (1899-1981)

Fabricius, Johan Johannes, schrijver (Bandoeng (Nederlands-Indië) 24-8-1899 - Glimmen (Gr.) 21-6-1981). Zoon van Jan Fabricius, toneelschrijver en journalist, en Minke Dornseiffen. Gehuwd op 17-4-1925 met Ruth Freudenberg. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren. Na haar overlijden (7-10-1968) gehuwd op 29-10-1968 met Anna Cornelia Bleeker. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Fabricius, Johan Johannes

Johan Fabricius zou zich met zijn land van geboorte en jeugd, Nederlands-Indië, sterk verbonden blijven voelen, al was hij er tot zijn veertiende jaar alles bij elkaar slechts tien jaar geweest en waren de latere bezoeken steeds van korte duur. Johan groeide op in een gezin waarvan de vader, Jan Fabricius, een bekend toneelschrijver werd. Het maakte Johan de keuze voor een kunstenaarsberoep gemakkelijk. Uiterlijk werd hij een lange en knappe man, die door zijn vrolijke charme en meegekregen ruime bohémienopvattingen in zijn omgeving een succes was, ook bij vrouwen. In de kunstbeoefening bleek hij veelzijdig begaafd.

Johans schoolleven was door verhuizingen nogal verward. Hij genoot in vele plaatsen in Indië en Nederland - zelfs even in Parijs - onderwijs en kwam herfst 1914 in Den Haag op de HBS om echter spoedig voor teken- en schilderlessen naar de Academie van Beeldende Kunsten over te stappen. Hier bleek vooral zijn grote tekentalent. Hij maakte talrijke goede portrettekeningen en zou dat zijn leven lang blijven doen. Eigen boeken illustreerde hij vaak zelf. De voor de Nederlandsche Oliefabrieken (NOF) Calvé-Delft door hem in 1926/1927 geschreven, als reclamegeschenk bedoelde, vijf deeltjes De wondere avonturen van Arretje Nof hadden hun verdiende succes mede te danken aan de prachtige illustraties.

Na zijn Haagse academiejaren meldde Fabricius zich, tuk op avontuur, als 'Kriegsmaler' bij het Oostenrijkse leger om gedurende enkele maanden bij de in 1918 nog niet afgebroken strijd aan het Pavia-front tegen de Italianen een tekenrapportage te maken van de (in zijn sector vooral Bosnische) soldaten en het leven aan het front. Van zijn boeiende brieven naar huis werden er enkele in De Gids gepubliceerd. Het gelukte Johan in 1922 bovendien, na terugkeer in Nederland, zijn reeds vijf jaar eerder geschreven jongensboek Eiko van den Reigerhof uitgegeven te krijgen. Het zou bij elkaar het begin van een heuse schrijversloopbaan hebben kunnen zijn als Fabricius niet nog had geaarzeld: hij wilde schilderen en tekenen en liefhebberde bij het Haagse beroepstoneel, eerst als acteur en ontwerper van kostuums en decors, later, naar het voorbeeld van zijn vader, als toneelschrijver. Enkele van zijn stukken werden metterdaad ook opgevoerd.

De definitieve doorbraak naar romancier kwam even later. Het zouden twee boeken zijn, die voor een jong schrijver bijzonder bemoedigend succes behaalden. Geïnspireerd door eigen militaire diensttijd in 1920, schreef hij zeven jaar later een komische soldatenroman, Het meisje met de blauwe hoed , die onmiddellijk insloeg; in 1934 zou er nog een Nederlandse speelfilm van worden gemaakt en in 1972 een televisiemusical. Een tweede, historisch jongensboek, De scheepsjongens van Bontekoe uit 1924, werd, na aanvankelijk trage verkoop, Fabricius' beroemdste boek. Johans vader had zijn zoon geattendeerd op het vaak gepubliceerde journaal van de scheepskapitein Willem IJsbrandz. Bontekoe, waarin deze zijn reis naar Azië omstreeks 1620 had bijgehouden. Fabricius beschreef nu het op zichzelf al spannende avontuur gezien door de ogen van enige scheepsjongens, met wie de jonge lezers zich gemakkelijk konden identificeren. Het boek werd een blijver in de Nederlandse jeugdliteratuur. Nog in 1968 werd in Hoorn een beeldhouwwerk van Jan van Druten onthuld dat niet de beroemde stadgenoot Bontekoe zelf uitbeeldt, maar de door Fabricius tot leven gewekte scheepsjongens, die vanaf de kademuur op de haven en de voormalige Zuiderzee uitkijken.

Tussen zijn werk door zocht Fabricius herhaaldelijk het avontuur in den vreemde. Reeds in 1922 was hij in Argentinië en Paraguay. Zijn huwelijksreis werd een reis gedurende één jaar langs de kusten van de Middellandse Zee. Lange tijd ook bleef hij in het buitenland wonen, onder andere in Wenen en op Capri. In 1936 volgde een reis om de wereld, die hem ook voor het eerst terugbracht in Indië. De ervaringen en indrukken van dit alles verwerkte hij in zijn nu regelmatig verschijnende romans. Met exotische landen en volken als achtergrond - Latijns-Amerika of Italië, Egypte of Indië - zette hij voor zijn romans spannende plots op met dramatische ontknopingen, introduceerde daarin ongewone, excentrieke personages en schroomde niet fantastische en parapsychologische verschijnselen te beschrijven. Met anekdotes en grappen werd alles luchtig en ontspannen gemaakt.

De jaren dertig vormden voor Fabricius het hoogtepunt van lezerswaardering en scheppingskracht. Langdurige bestsellers werden de delen van een trilogie, een schelmenroman zich afspelend in het decadente en pikante 18e-eeuwse Italië. Het eerste deel uit 1931, Komedianten trokken voorbij , een werk dat een jaar later werd bekroond met de C.W. van der Hoogt-prijs, en ook de twee volgende delen, Melodie der verten uit 1932 en De dans om de galg uit 1934, trokken niet alleen om hun pakkende titels vele lezers.

Toen Nederland en België in 1940 in de wereldoorlog betrokken werden veranderde er ook veel in Fabricius' leven. Met zijn gezin woonde hij reeds enige tijd in Antwerpen, maar hij durfde daar niet te blijven. Het gezin vluchtte naar het zuiden en slaagde er op 17 juni 1940 in via Saint-Malo per schip Groot-Brittannië te bereiken. In Londen vond Fabricius werk bij de Nederlandse afdeling van de British Broadcasting Corporation (BBC), eerst als nieuwslezer, later als free-lance commentator. Zijn hoge tempo van schrijven werd er wel door vertraagd, maar niet onderbroken.

In de late lente van 1945 gelukte het Fabricius als correspondent voor The Times en de BBC naar Azië uitgezonden te worden, in de hoop daar de verwachte bevrijding van Indië mee te maken. Vroeg in september 1945 bracht inderdaad een vliegtuig uit Singapore hem als een van de eerste 'buitenlandse' correspondenten naar Batavia. Maandenlang kon hij daarop ooggetuigenverslagen - uiteraard van Nederlandse kant bezien - opsturen van wat hij in zijn dierbare Indië aan verwarring en ellende door oorlog en revolutie aantrof, later, in 1947, gepubliceerd in Hoe ik Indië terugvond. Eind 1945 vertrok Fabricius ten slotte voor een lange reis met onderbrekingen via Frans Indo-China, Japan en de Verenigde Staten terug naar Groot-Brittannië.

Nog lange tijd bleef Fabricius daar wonen tot hij zich in 1956 definitief in Nederland vestigde. Opnieuw maakte hij vele reizen en was hij ongelofelijk produktief als schrijver; minstens één boek per jaar tot aan zijn dood. Zijn romans situeerde hij nu vaak in het oude Nederlands-Indië met verhalen ook over inheemse verhoudingen en gebeurtenissen. Opnieuw werd veel van zijn werk herdrukt en - vooral voor de Amerikaanse en Britse markt - vertaald.

Toch lijkt het erop - al mag niet gezegd worden dat hij zijn roem overleefde - dat het hoogtepunt van zijn succes en zijn kunnen na 1945 voorbij was. De tamelijk besloten kring van Nederlandse letterkundigen had Fabricius reeds vóór de oorlog niet als volwaardige bentgenoot beschouwd, maar na de oorlog sloot deze hem nadrukkelijk uit. Men vond hem nu eerder een schrijver van lectuur dan van literatuur en rekende hem tot de vertellende veelschrijvers, zoals A. den Doolaard en Jan de Hartog, die, volgens dit jaloerse oordeel, al te gemakkelijk met hun populair-oppervlakkige bestsellers in vele talen hun geld verdienden.

Maar waarschijnlijk paste Fabricius' werk ook niet meer geheel bij smaak en wensen van jongere lezers. Zijn verhalen, ofschoon vol drama - melodrama, zei men wel - en vol met fantastische personages - meer typen dan mensen, vond een deel van de kritiek - werden enigszins eentonig, ondanks de grote variatie in onderwerp. Het verrassingselement van het exotische sleet uit door het toenemende toerisme en de zich uitbreidende beeldrapportage. En de stijl van schrijven behield iets breedvoerigs en opgewondens, dat op de moderne voorkeur voor puntigheid en understatement botste.

Fabricius werd er niet door uit het veld geslagen. Hij was een enthousiast optimist, altijd bezig en ook blijkgevend van een enigszins zichzelf relativerend plezier. Onverdroten bleef hij publiceren tot zijn levenseinde. Een toch nog omvangrijke lezerspubliek bleef hem trouw.

A: Archief-J.J. Fabricius in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage.

P: Behalve bibliografie in de onder L genoemde publikatie van Rico Bulthuis (p.p. 83-85), aanvullende gegevens (na 1959) in het kaartsysteem van de Documentatiedienst van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven; Luie stoel [prozafragment] (Amsterdam, 1961); grammofoonplaat (45 t.) SVS 6114-2 & tekst en bibliografische gegevens [Stemmen van schrijvers].

L: H.G. Cannegieter, 'Johan Fabricius', in Morks-Magazijn 34 (1932) I, 281-291; Rico Bulthuis, Johan Fabricius. Een schrijver en zijn werk ('s-Gravenhage, 1959); interview door Paul van 't Veer, in Het Parool , 13-8-1977; Rob Nieuwenhuys, Oost-Indische spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden (3e bijgew. en herz. dr.; Amsterdam, 1978) 448, 489-493; Tony van Verre ontmoet Johan Fabricius (Bussum, 1979); interview door Ton van Dijk, in Haagse Post , 21-3-1981; Remco Ekkers, 'Johan Fabricius', in Lexicon van de jeugdliteratuur (Alphen aan den Rijn [etc.], 1982-); Harry Bekkering [e.a.], De hele Biblebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland & Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden (Amsterdam, 1990).

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 465.

Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)

I. Schöffer [bron: http--resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/fabrici]

Fabricius, Johan [2004-02-00, ingrijpend gewijzigd]

Johan Johannes Fabricius, Nederlands tekenaar, toneelspeler, journalist en prozaschrijver (Bandung 24.8.1899 - Glimmen, gem. Haren, Gr., 21.6.1981). Zoon van de journalist en toneelschrijver Jan Fabricius. Bracht zijn jeugd door in Nederlands-Indië. Volgde in Nederland enige tijd een opleiding tot schilder, waarna hij op 18-jarige leeftijd als oorlogstekenaar naar het Oostenrijks-Italiaanse front trok. De publicatie in De Gids van in die tijd vanuit Italië naar huis geschreven brieven vormde zijn schrijversdebuut. Enige jaren daarna wijdde hij zich geheel aan het schrijven.

Fabricius reisde veel en woonde lange tijd buiten Nederland. Zijn voor WO II geschreven boeken dragen hiervan de kenmerken: zij roepen een 'melodie der verten' op. Vanaf 1942 gaat vooral Nederlands-Indië de stof leveren voor zijn romans. Fabricius is een uiterst productief schrijver: hij schreef meer dan zestig boeken. Dankzij zijn vlotte en boeiende verteltrant werd hij in brede kring gelezen.

Het meisje met de blauwe hoed (1927) was buitengewoon populair en is Fabricius meest herdrukte roman. Het boek werd in 1934 verfilmd en in 1972 voor televisie bewerkt tot musical. Voor zijn roman Komedianten trokken voorbij (1931) kreeg hij de Van der Hoogtprijs. Het boek vormt samen met Melodie der verten (1932) en De dans om de galg (1934) een trilogie over het decadente en picareske Italië van de achttiende eeuw. Populair was ook zijn roman Hotel Vesuvius (1962) met de ondertitel 'een vrolijke roman van zon, druiven en onverstandige politiek'.

Fabricius schreef ook voor de jeugd. Bekend werd zijn historische jongensboek De scheepsjongens van Bontekoe (1924) dat talloze malen werd herdrukt. Voor de Delftse Slaoliefabrieken schreef hij de geïllustreerde reclamereeks De wondere avonturen van Arretje Nof (1928).

In zijn latere werk richtte Fabricius zich meer en meer op actuele problematiek in zijn romans, zoals in Jongensspel (1963), Dag, Leidseplein (1968) en Partnerruil niet uitgesloten (1972). In Mijn huis staat achter de kim (1951) gaf Fabricius zijn memoires en met Hopheisa, in regen en wind (1964) verscheen zijn autobiografie.

Literatuur: BWN; Lexicon jeugdlit.; Oosthoek; WP-lexicon; R. Bulthuis, Johan Fabricius. Een schrijver en zijn werk (1959); J. de Ceulaer, 'Johan Fabricius. Vertellen', in: Te gast bij Nederlandse auteurs (1966), p. 46-54; J. Marsman, Johan Fabricius (1978); Tony van Verre ontmoet Johan Fabricius (1979); K. Visser. Over Johan Fabricius (NBLC, 1981); J. Kooistra, 'Een tóch kwetsbare grand-seigneur', in: Argus 4 (1981) 20/21, p. 144-149; A.G.M.F. Brok, 'Herinneringen aan Johan Fabricius', in: Boekenpost 5 (1997) 32, p. 34-35.

G. Termorshuizen en G.J. van Bork [bron: https--www.dbnl.org/tekst/bork001schr01_01/bork001schr01_01_0324.php]

Johan Fabricius

Johan Fabricius (1899-1981) werd in Nederlands-Indië geboren. In 1902 kwam hij met zijn familie naar Nederland, in 1914 definitief. Fabricius was schrijver en illustrator; hij illustreerde zijn boeken vaak zelf. Ook ontwierp hij omslagen voor zijn eigen boeken. Hij schreef voor volwassenen en voor kinderen. Soms schreef hij ook in opdracht. Fabricius was zeer avontuurlijk en reisde de hele wereld over.

Zijn meest bekende boek is De scheepsjongens van Bontekoe (1924), dat de reis van kapitein Willem IJsbrantsz. Bontekoe naar Oost-Indië beschrijft. Het avontuur wordt verteld door de ogen van de scheepsmaatjes Hajo, Rolf en Padde, die onder meer scheurbuik, een storm en een schipbreuk doorstaan en daardoor vrienden voor het leven worden. Het boek behoort tot de klassiekers van de Nederlandse jeugdliteratuur.

[bron: https--www.kinderboeken.nl/auteur/johan-fabricius]

Johan Fabricius [2021-04-15]

Johan Fabricius (Bandung, 24 augustus 1899 - Glimmen, 21 juni 1981) was een Nederlands schrijver, journalist en avonturier. Fabricius schreef een oeuvre van bijna tachtig titels, maar hij is vooral bekend door zijn jeugdboek De scheepsjongens van Bontekoe.

Jeugd

In Bandoeng in het toenmalige Nederlands-Indië ziet Johan Fabricius op 24 augustus 1899 het levenslicht. Zijn vader is de journalist en toneelschrijver Jan Fabricius (1871-1964), zijn moeder Minke Dornseiffer, afkomstig uit een domineesfamilie. Het gezin Fabricius 'pendelt' met de jonge Johan enkele malen tussen Nederland en Nederlands-Indië. Dientengevolge brengt Johan met tussenpozen in totaal tien, maar wel bepalende jeugdjaren door in zijn geboorteland. Nederlands-Indië blijft altijd een sterke aantrekkingskracht op hem uitoefenen.

Veelzijdigheid

Johan ontwikkelt een warme band met zijn reislustige en artistieke vader, met wie hij veel karaktertrekken deelt. Eenmaal terug in Nederland, volgt hij een teken- en schilderopleiding aan de Haagse Academie van Beeldende Kunsten. Dat tekentalent gebruikt hij later voor het illustreren van zijn eigen boeken. De in de jaren twintig voor Calvé-Delft uitgegeven sprookjesreeks De wondere avonturen van Arretje Nof dankt zijn succes grotendeels aan deze illustraties.
De avontuurlijk ingestelde Fabricius neemt in 1918 dienst in het Oostenrijkse leger. Hij maakt tekeningen aan het front. Enkele van zijn verhalen worden gepubliceerd in De Gids. Zijn belevenissen aan het Oostenrijks-Italiaanse front legt hij vast in De oorlog van de kleine paardjes (1975).

Start als schrijver

In 1922 vindt Fabricius een uitgever voor zijn jongensboek Eiko van de Reigerhof. De jaren daarna richt hij zich vooral op het schilderen, tekenen, kostuumontwerpen en acteren. Daarom duurt het tot 1927 voor zijn schrijverscarrière echt van de grond komt. In dat jaar verschijnt het komische Het meisje met de blauwe hoed, gebaseerd op zijn ervaringen tijdens zijn militaire diensttijd in 1920. Het boek wordt in 1934 verfilmd en nog in 1972 als televisieserie vertoond met Jenny Arean in de titelrol. In 2004 wordt de serie opnieuw uitgezonden en is thans op dvd verkrijgbaar.

Stijgende populariteit

De scheepsjongens van Bontekoe (1924) had ook wat tijd nodig om een succes te worden. Het spannende verhaal heeft als basis het beroemde journaal van de reis naar Azië rond 1620 van kapitein Willem IJsbrandz. Bontekoe. Inmiddels spreekt het al generaties lezers aan. In Padde, Rolf en Hajo herkent menig (jonge of oude) jongen zich. In brons gegoten kijken de scheepsjongens sinds 1968 uit over de haven van Hoorn. Het boek is nog altijd zeer populair. In 2007 is de verfilming van het boek een grote bioscoophit. In 2011 is alweer de 33e druk verschenen, nog altijd bij uitgeverij Leopold.

Voor de oorlog

In de jaren dertig wordt Fabricius als auteur eigenlijk alleen maar succesvoller en kan hij 'van de pen' gaan leven. Komedianten trokken voorbij (1931), wordt het eerste deel van een zeer populaire trilogie die zich afspeelt in het 18e-eeuwse Italië. Het boek levert Fabricius de C.W. van der Hoogt-prijs op. Zijn schrijfproductie lijdt nauwelijks onder zijn reislust. Fabricius is daarin verwant aan andere reizende schrijvers, zoals A. den Doolaard en de dichter Slauerhoff. Fabricius' reisindrukken vormen de voedingsbodem voor menige roman, zoals Venetiaansch avontuur (1931).

Tweede Wereldoorlog

In 1933 protesteert Fabricius op het PEN-congres tegen de boekverbrandingen in Duitsland. Daardoor komt hij bij de nazi's op de lijst van verboden auteurs. Als gewaarschuwd man wijkt hij in mei 1940 met zijn joodse vrouw uit naar Engeland. In dienst van Radio Oranje verzorgt hij radiopraatjes voor bezet Nederland. De Japanse bezetting van Nederlands-Indië in 1942 wakkert in Fabricius het verlangen naar zijn tropische geboorteland aan. Dat zal vanaf dat moment een constante blijven in zijn boeken. Titels als Eiland der demonen : roman over Bali (1948, nog een herdruk in 2001) en Gordel van smaragd (1953) getuigen daarvan.

De latere jaren

Van Fabricius' hand verschijnen na de oorlog veel boeken. Daaronder zittenenkele knappe romans, zoals De heilige paarden (1959), maar zijn hoogtijdagen zijn voorbij. Zijn weelderige vertelstijl past niet meer in de heersende opvattingen over literatuur. Fabricius laat in een interview met Vrij Nederland op 9 november 1968 weten het gevoel te hebben niet juist begrepen te zijn in Nederland. De scheepsjongens van Bontekoe zorgt er tot op heden echter voor dat Fabricius niet geheel in de vergetelheid is geraakt.

Bron: https--www.kb.nl/themas/nederlandse-literatuur-en-taal/schrijversalfabet/johan-fabricius-1899-1981

De scheepsjongens van Bontekoe

Dit kinderboek is geïnspireerd door het journaal van Willem Ysbrants Bontekoe. Het is erg leuk voor iemand die als kind dit boek heeft gelezen, om later het journaal na te lezen. Een aantal in het journaal genoemde personen en gebeurtenissen komt ook in het boek voor, maar een aantal zijn ook door Fabricius verzonnen. In tegenstelling tot het journaal, is in dit boek de hoofdrol voor de scheepsjongens Hajo, Rolf en Padde.

Hajo en Rolf nemen als scheepsjongens dienst op de Nieuw-Hoorn. Padde, Hajo's boezemvriend, wordt scheepsjongen tegen wil en dank doordat hij een dutje doet aan boord en niet merkt dat het schip wegvaart. De jongens vormen een hechte vriendschap die goed van pas komt omdat de "omes", oudere matrozen, hen graag mogen plagen. Vooral Padde is met zijn dikte en naïviteit een geliefd doelwit, maar ook Rolf die kan lezen wordt wel eens door de analfabete matrozen getreiterd. Padde wordt uiteindelijk botteliersmaat, het hulpje van de bottelier.

Padde veroorzaakt een brand door een brandende spaander in een vat brandewijn te laten vallen. De vloeistof vat vlam en uiteindelijk ontploft het schip. Zeventig van de ruim tweehonderd opvarenden overleven en varen in een jol naar Sumatra. Daar worden Padde, Hajo, Rolf en koksmaat Harmen gescheiden van hun maten door een inheemse stam die hen overvalt. De overgeblevenen vertrekken en de vier moeten zelf naar Bantam zien te komen. Dit lukt ze, ondanks de vijandigheid van de bevolking en de dichte jungle met zijn vele gevaren. De vier schepen zich in voor de terugreis naar Hoorn.

[bron: https--www.kunstbus.nl/literair/johan+fabricius.html]
Zoekertjesnummer: m2242843836