„Angelica”. Zodra Cora de naam van de dochter van de buurvrouw te horen kreeg, wist ze dat het een monster was. Een monster waar je mee moet leven tot oma herstelt van haar gebroken been. Maar waar deze blonde pop eigenlijk toe in staat is, overtreft haar verwachtingen ver. Cura vindt zichzelf een slachtoffer, veroordeeld tot zwijgen, op een steenworp afstand van haar broers en zussen en haar grootvader. Ze zit gevangen in een huis dat wordt gerund door Angelica, waar alles is ontworpen om deze plaag te stillen, en waar niemand bezwaar heeft tegen haar uitingen van wreedheid. Cura probeert haar familie te waarschuwen, maar Angelica kijkt toe. En wat is zijn woord waard tegenover dat van een kleine „engel” die door zijn moeder vurig wordt verdedigd? Gelukkig vindt Cora een onverwachte bondgenoot in Ma Potter, Angelica's grootmoeder, die, in tegenstelling tot wat het lijkt, niet impotent of doof is. En zeker niet blind.