De pioniers van de fotografie in Brussel

De pioniers van de fotografie in Brussel door Gustave Abeels.

Uitgaven: European Library - 1977.

Gebonden, in 285 (h) x 215 (b) x 215 (b) x 20 (th) mm formaat, 124 pagina's.

De ambachtslieden van het vroege fotografische tijdperk zijn geprezen door de grote historici van de fotografie; R. Lécuyer, H. en A. Gernsheim, Beaumont-Newhall, A. Jammes en vele anderen.

De Fransen beleefden hun hoogtijdagen met Niepce en Daguerre. Hippolyte Bayard, ten onrechte in de schaduw achtergelaten, is zojuist herontdekt door A. Jammes. Charles Nègre, met zijn foto's van arbeiders, is niet vergeten, noch Gustave Le Gray, noch Maxime Du Camp, zijn leerling, noch de gebroeders Bisson trouwens. Wat Charles Manille, de keizerlijke fotograaf, betreft, zijn opvattingen over het oude Parijs die onder het houweel van Baron Haussmann vallen, zijn voor niemand meer onbekend. Hele boeken zijn gewijd aan Nadar.

Aan de andere kant van het Kanaal is in elke fotografische kroniek over William Henry Fox Talbot gesproken. We weten ook veel over de twee Schotten David O. Hill en Robert Adamson die in vijf jaar tijd meer dan 2.500 tests hebben voltooid. Philipp Henry Delamotte onderscheidde zich tijdens de sloop van het Crystal Palace en zijn werk is vele malen gereproduceerd. Wat Thomas Keith, Francis Frith of Roger Fenton betreft, ze worden in alle bloemlezingen genoemd. Wie heeft er aan Amerikaanse kant nog nooit gehoord van Albert Southworth en Josiah Hawes die in Boston het beroemdste daguerreotypinghuis hebben opgericht? De verslagen van Mathew B. Brady, Alexander Gardner en George Barnard werden zowat overal gepubliceerd over de Burgeroorlog. De Duitse Cari Stelzner is goed bekend bij verzamelaars, net als de Italiaan Carlo Ponti.