Kenmerken

ConditieZo goed als nieuw
HerkomstNederland
Jaar (oorspr.)1988
Auteurzie beschrijving

Beschrijving

||boek: De stille kracht||Amstel Klassiek

||door: Louis Couperus

||taal: nl
||jaar: 1988
||druk: 22e druk
||pag.: 206p
||opm.: paperback|zo goed als nieuw|pagina 1 met stempel

||isbn: 90-204-5311-4
||code: 1:001621

--- Over het boek (foto 1): De stille kracht ---

'De stille kracht' is een zogenaamde Indische roman en gaat over de tegenstelling Oost-West. De roman speelt zich af in Laboewangi op Java. De resident aldaar, Otto van Oudijck, vertegenwoordigt het westen als de kolonisator en overheerser van het oosten. Maar deze Van Oudijck, een sympathiek mens die het goed meent en hard werkt, begrijp het land niet, hij heeft geen oog voor de cultuur, hij benadert de zaken rationeel, voelt niet de mystiek. Daarnaast is Van Oudijck ook blind voor wat er gebeurt in zijn gezin, zijn vrouw heeft diverse affaires, waaronder met Van Oudijcks zoon uit een eerder huwelijk. Dit gedrag van zijn vrouw en de omstandigheid dat Van Oudijck zich, rationeel en consequent als hij is, genoodzaakt ziet een zich liederlijk gedragende regent te moeten ontslaan, beginnen er zich raadselachtige verschijnselen voor te doen waar Van Oudijck geen grip op krijgt. Louis Couperus (1863-1923) wordt door velen beschouwd als een van de belangrijkste schrijvers uit de Nederlandse literatuur. Hij is auteur van een enorm oeuvre van o.a. psychologische romans, historische romans, reisimpressies, etc.

[bron: https--www.bol.com]

De stille kracht

Centraal staat het residentiehuis van Van Oudijck in Laboewangi. Zijn jonge, tweede vrouw Léonie is een zinnelijke vrouw, die ervan houdt om mannen te verleiden.

Niet alleen heeft ze een verhouding met Theo, zoon uit het eerste huwelijk van Van Oudijck, ze legt het ook nog aan met de inlandse hartenbreker Addy, die de geliefde is van Doddy, de dochter van Van Oudijck.

Alles lijkt goed te gaan, maar de stille kracht gaat tegen de Nederlanders werken als resident Van Oudijck een regent ontslaat. Vanaf dat moment lijkt het residentiehuis bezeten door kwaadaardige krachten, culminerend in de scène waarin Léonie met sirih bespuugd wordt terwijl ze onder de douche staat.

Een bijfiguur is Eva, die met haar altijd drukke man vlakbij de resident woont. Zij neemt de taken waar die Léonie als residentsvrouw eigenlijk zou moeten uitvoeren: recepties geven, culturele avonden organiseren, etcetera. Zij is de spil van het sociale leven in Laboewangi, maar zij kwijnt weg bij gebrek aan cultuur en avontuur. In tegenstelling tot Léonie blijft ze wel trouw aan haar man.

Lezen voor de lijst [bron: https--www.jeugdbibliotheek.nl/12-18-jaar/lezen-voor-de-lijst/15-18-jaar/niveau-5/de-stille-kracht.html]

Centraal staat het residentiehuis van Van Oudijck in Laboewangi. Zijn jonge, tweede vrouw Léonie is een zinnelijke vrouw, die ervan houdt om mannen te verleiden. Alles lijkt goed te gaan, maar de stille kracht gaat tegen de Nederlanders werken als resident Van Oudijck een regent ontslaat. Vanaf dat moment lijkt het residentiehuis bezeten door kwaadaardige krachten, culminerend in de scène waarin Léonie met sirih bespuugd wordt terwijl ze onder de douche staat.

...

[bron: https--www.lessonup.com/nl/channel/beeldengeluid/lesson/7M49e3qzerD7fssk7]

De stille kracht is een roman van de Nederlandse schrijver Louis Couperus, verschenen in 1900. Het behoort samen met Noodlot en Eline Vere tot zijn bekendste werken.

Het verhaal - Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

Otto van Oudijck is een resident van 48 jaar in de verzonnen plaats Laboewangi aan zee bij Surabaya op Java rond 1900. Als Nederlands bestuurder staat hij boven de lokale adel, vooral de regent (Raden Adipati) Soerio Soenario uit de plaatselijke vorstelijke familie die haar oude machtspositie behouden heeft. Zijn werk is alles voor hem. Hij beseft dan ook niet dat zijn tweede, blanke vrouw Léonie, die een stuk jonger is dan hijzelf, hem achter zijn rug om bedriegt met Theo ("net drie-en-twintig jaar"), zijn zoon uit zijn eerste huwelijk met een Indische "nonna" van gemengd bloed. Van Oudijck negeert de lasterlijke anonieme brieven over zijn vrouw Léonie.

Van Oudijcks dochter Doddy heeft stiekem een vriendje, Addy De Luce, een aantrekkelijke Indische jongen van de lokale suikerplantage met wie ze vaak 's avonds gaat wandelen. Doddy en haar vader weten echter niet dat Léonie gaandeweg ook nog een relatie aanknoopt met Addy, die een geliefde versierder is. Van Oudijck zelf heeft daarnaast mogelijk nog een buitenechtelijke zoon die hij zich niet kan herinneren, in het dorp Si-Oudijck genoemd, uit een eerdere kortstondige affaire met een huishoudster. Deze zoon heeft hij nooit erkend of willen zien. Otto's erkende zoon Theo en zijn onbekende zoon Si-Oudijck ontmoeten elkaar een keer in het geheim. Ze ontdekken dat ze beiden een hevige afkeer hebben van hun biologische vader.

Van Oudijck raakt in conflict met het lokale bestuur. Hij ontslaat de regent van Ngadjiwa, broer van de regent van Laboewangi, wegens vergokken van de salarissen voor zijn dorpshoofden en openbare dronkenschap, ondanks heftige smeekbeden van diens moeder. Bovendien negeert van Oudijck de adat, de lokale gebruiken. Een pasar malam wordt op de verkeerde datum gehouden en voor een nieuwe put wordt verzuimd een offermaal te geven. Waarschuwingen uit de "geestenwereld" worden door Van Oudijck als bijgeloof afgedaan.

Een mysterieuze "stille kracht" doet zich op een gegeven ogenblik gelden. Wanneer Léonie in bad gaat, wordt ze van boven op mysterieuze wijze "bespookspuwd" met veel rode sirih, die aan bloed doet denken. Ze raakt in paniek en haar inheemse dienstmeid Oerip moet haar kalmeren. Hier blijft het niet bij: een spiegel wordt door een grote steen vernield, Van Oudijcks bed wordt bevuild, glazen breken spontaan in kleine stukjes, de whisky is "okergeel" bedorven en er klinkt hamergeluid. Van Oudijck probeert tevergeefs een verklaring voor dit alles te vinden. Inmiddels horen andere Nederlanders kindergehuil.

Heel Laboewangi spreekt over de vreemde gebeurtenissen. Van Oudijck, wiens reputatie op het spel staat, zet nu soldaten in om het huis uit te kammen en laat de badkamer afbreken. Het hele huis wordt schoongemaakt en na een gesprek met de regent houden ook de mysterieuze verschijnselen op. Het blijft onduidelijk of een van Van Oudijcks persoonlijke vijanden erachter zat, dan wel iemand of iets anders. Van Oudijck heeft het gevoel de zaken weer in de hand te hebben en voelt zich oppermachtig.

Maar de intriges gaan verder en verzieken Van Oudijcks familieleven. Hij begint aan depressies te lijden wanneer hij er uiteindelijk achter komt dat de geruchten over de relatie tussen zijn zoon Theo en zijn tweede vrouw Léonie kloppen. Al eerder had hij hier anonieme brieven over gekregen, maar hij nam deze nooit serieus. De brieven houden op nadat Van Oudijck geld gaat geven aan Si-Oudijck, zijn niet-erkende zoon. Uiteindelijk wordt Van Oudijck ziek. Hij begint te geloven dat er daadwerkelijk een "stille kracht" bestaat die heel wat sterker is dan hij. Uiteindelijk vertrouwt hij niemand meer in zijn omgeving.

Léonie vertrekt uiteindelijk naar Europa met de twee jongste kinderen, nadat Theo en Léonie hun relatie hebben verbroken. Doddy trouwt met Addy. Van Oudijck neemt ontslag, hoeveel zijn werk ook ooit voor hem betekend heeft. Hij gaat een teruggetrokken leven leiden met een Indonesische vrouw. In een laatste gesprek met de vrouw van de controleur van Laboewangi Eva Eldersma erkent Van Oudijck de stille kracht, die hem uiteindelijk heeft verslagen.

De roman eindigt met een beschrijving van de uit Mekka terugkerende hadji die triomfantelijk worden ingehaald door de lokale bevolking. De verteller beschrijft hoe het volksleven van de Javanen in het geheel niet door de westerlingen wordt geraakt. Zij en hun geheimzinnige land verzetten zich tegen de ingrepen van de Nederlanders en alles is vervuld van een stille kracht die zich aan de europeanisering onttrekt.

Achtergrond

Centrale thema's in het verhaal zijn de tegenstelling tussen Oost en West in Nederlands-Indië en het onvermogen van de hoofdpersonages om de werkelijkheid onder ogen zien; hun eigen verbeelding staat hen in de weg en ze vluchten weg in hun eigen wereld. De Nederlanders op Java zijn weliswaar militair superieur, maar komen in contact met de mysterieuze Javaanse cultuur en zaken waar ze niets van begrijpen. De "stille kracht" die de Nederlanders tegenwerkt staat symbool voor de mysterieuze Javaanse cultuur en het onafwendbare Javaanse verzet tegen de Nederlandse overheersing, dat minder dan 50 jaar na het verschijnen van het boek zou leiden tot de onafhankelijkheid van Indonesië.

Het gegeven is losjes gebaseerd op een schandaal dat zich werkelijk in een huishouding had voorgedaan. De spookachtige voorvallen, met name de uit het niets opduikende stenen, werden mede geïnspireerd door een verhaal dat Couperus hoorde over een Europese residentie waar een onophoudelijke en onverklaarbare stenenregen op het dak bleef vallen. In januari 1917 schreef Couperus in de Haagse Post een feuilleton getiteld De badkamer, waarin hij een wonderlijke gebeurtenis beschrijft die hij in 1899 tijdens een bezoek aan een suikerfabriek in Indië had meegemaakt. Tijdens een bezoek aan de badkamer zou hij daar een witte gedaante hebben gezien, die even later op onverklaarbare wijze uit de ruimte was verdwenen terwijl de deur duidelijk was vergrendeld. Het bezoek aan Indië inspireerde Couperus tot het schrijven van De stille kracht. De witte figuur komt in de roman terug als de hadji.

De tijdgeest wordt in de roman onder meer weergegeven door een inzameling voor de Boeren tijdens de Tweede Boerenoorlog. Het blanke personeel van Van Oudijck (de secretaris van Helderen, de controleur Eldersma, de dokter en de hoofdingenieur en hun echtgenotes) voert een spiritistisch ritueel uit als gezelschapsspel, de tafeldans.

Bewerkingen

Het boek werd in 1974 verfilmd in de gelijknamige televisieserie. Regisseur Paul Verhoeven wilde De stille kracht eveneens verfilmen. Dit kondigde hij aan in het VPRO-programma Zomergasten 2010. Gerard Soeteman schreef het scenario. De opnames zouden in 2011 moeten plaatsvinden, maar werden uitgesteld.

In 2014 is een luisterboek van De stille kracht verschenen, ingesproken door de actrice Sylvia Poorta. Speciaal voor het luisterboek is een hertaling gemaakt. De makers zijn met de hertaling en opnamen bijna twee jaar bezig geweest.

In september 2015 ontwikkelden Ivo van Hove en Peter Van Kraaij van Toneelgroep Amsterdam een theatervoorstelling, die haar première beleefde tijdens het Ruhrtriënnale.

Varia

  • Van Oudijck heeft nog twee veel jongere zoons van zijn eerste vrouw, René en Ricus. Zij spelen echter geen rol in het verhaal.
  • Couperus' nog redelijk verhulde beschrijving van de naakte Léonie die zich uitkleedt en in bad gaat, werd omstreeks 1900 door veel lezers als pornografie opgevat. Een eeuw later zou men van dit soort beschrijvingen niet meer opkijken.
  • De Nederlandse band Within Temptation zou het album The Silent Force naar dit boek genoemd hebben. Rechtstreekse verwijzingen naar Couperus' roman of de thematiek ervan ontbreken nochtans.

[bron: wikipedia]

Feitelijke gegevens

1e druk, 1900
270 pagina's
Uitgeverij: Wolters Noordhoff - Gouden Lijsters

Flaptekst

In Laboewangi op het eiland Java vindt een aantal onverklaarbare gebeurtenissen plaats. De inwoners wijzen die toe aan 'de stille kracht', een Indisch mysterie dat de mensen in zijn greep houdt.

De resident Otto van Oudijck vindt de stille kracht maar onzin. Maar als hij een regent ontslaat omdat die zich op een feest onbeschoft gedragen heeft, vinden er plotseling vreemde dingen in zijn huis plaats. Zijn vrouw, die hem met meerdere minnaars bedriegt, wordt in de badkamer op onbegrijpelijke wijze met bloed bespat, een spiegel wordt door een grote steen vernield, glazen breken spontaan in kleine stukjes en er klinkt hamerslag in het huis. Het merendeel van de personages vlucht en Van Oudijck blijft alleen achter. Als hij zich zelf zwakker gaat voelen en ziek wordt, gaat hij steeds meer in de stille kracht geloven.

Eerste zin

De volle maan, tragisch dien avond, was reeds vroeg, nog in den laatsten dagschemer opgerezen als een immense, bloedroze bol, vlamde als een zonsondergang laag achter de tamarindeboomen der Lange Laan en steeg, langzaam zich louterende van hare tragische tint, in een vagen hemel op. Een doodsche stilte spande alom als een sluier van zwijgen, of, na de lange middagsiësta, de avondrust zonder overgang van leven begon.

Samenvatting

Eerste Deel

Eerste hoofdstuk

De resident, de Nederlander Otto van Oudijck, maakt in het begin van de roman een wandeling naar de zee. Hoewel hij met de mooie Léonie (zijn tweede vrouw) getrouwd is en twee kinderen uit zijn eerste huwelijk heeft, voelt hij zich soms eenzaam. Zijn werk is daarbij alles voor hem. Na het diner praten Theo en Doddy (zijn oudste kinderen) met elkaar. Theo blijkt een seksuele verhouding te hebben met zijn stiefmoeder Léonie en Doddy heeft verkering met Addy. De volgende dag haalt Theo Léonie op van het station. Léonie is twee maanden weg geweest. Ze heeft haar hulpje Oerip bij zich. Léonie wil niets liever dan uitrusten van haar vermoeiende reis. Ze denkt aan haar verhouding met stiefzoon Theo.

Otto denkt aan veel liever aan zijn werk en aan zijn kans promotie te maken. Hij hoopt resident-eerste klasse te worden. Het komt hem niet goed uit dat zijn relatie met de inlandse regent Soenario slecht is.

Tweede Hoofdstuk

Zijn secretaris, Onno Eldersma, is een hard werkende man. Eigenlijk zou hij liever meer tijd besteden aan zijn vrouw en kinderen, maar Van Oudijck, maakt hem dat onmogelijk. Eva zijn vrouw had een idyllische droombeeld over Indië, maar dat is al snel weg. Ze zoekt daarom troost in haar huis en haar kind en bovendien draagt Léonie haar sociale taken als vrouw van de resident gemakkelijk over aan Eva. Eva Eldersma is hierdoor echter in Laboewangi zeer geliefd in tegenstelling tot Léonie over wie veel geroddeld wordt. Eva houdt elke veertien dagen een open huis waar de bestuurders en ambtenaren elkaar ontmoeten. Zo ontvangt ze o.a. resident Van Oudijck, controleur Van Helderen en de regent van Laboewangi, Raden Adipati Soerio Soenario. Ook hun vrouwen zijn natuurlijk uitgenodigd. Resident Van Oudijck informeert bij de inlandse regent naar het gedrag van diens broer, de regent van Ngadjiwa. Hij heeft gehoord dat hij weer veel geld heeft verloren met gokken. Van Oudijck wijst regent Soenario op zijn verantwoordelijkheid als oudste broer en hoofd van de familie. De Van Oudijcks en de Soenarios verlaten de woning van Onno en Eva. Die blijven achter met de andere gasten. Ze roddelen over Léonie en haar seksuele uitstapjes tijdens haar verblijf in Batavia. Ook de dobbelverslaving van de regent van Ngadjiwa gaat over de tong. Na het diner houdt de groep een tafeldans. Ze experimenteren met het oproepen van geesten. De tafel springt op en neer en de aanwezigen tellen de tikken mee. De geesten geven hun boodschappen door: "Het volgende jaar oorlog tussen Europa en China" en "Gevaar in Laboewangi: opstand binnen twee maanden, Soenario." De aanwezige gasten vinden de voorspellingen vermakelijk en nemen die niet serieus. Dom, blijkt later. De volgende dag brengt Frans van Helderen een bezoek aan Eva. Hij verklaart haar zijn gevoelens maar Eva wijst hem als minnaar af. Ze wil wel goede vrienden met hem zijn.

Derde Hoofdstuk

De familie De Luce, eigenaar van de suikerfabriek te Patjaram, heeft de familie Van Oudijck uitgenodigd voor een feest. Doddy is namelijk verliefd op Addy De Luce. Ze wil hem ten huwelijk vragen, hoewel ze weet dat haar vader haar geen toestemming zal geven. Zelfs Léonie raakt onder de indruk van Addy's sexy uiterlijk. Het valt Theo op dat Léonie oog heeft voor Addy. Hij waarschuwt haar voor hem, maar Léonie verlangt zowel naar Theo als Addy. 's Avonds gaan Addy en Doddy wandelen. Doddy is bang dat ze door mensen gezien worden. Plotseling is daar Léonie die het niet verantwoord vindt van Addy dat ze zo laat nog gaan wandelen. Doddy is immers nog een kind.

De volgende dag brengen de regent van Ngadjiwa en zijn moeder een bezoek aan de familie De Luce. Léonie zit naast Addy en geniet van Theo's jaloerse blikken. Theo spreekt Addy aan op zijn gedrag tegenover Doddy. Gaat Addy met zijn zus trouwen? Addy zegt van niet, omdat Otto van Oudijck niet van zijn familie houdt. Addy vraagt Theo of hij weet dat hij nog ergens een halfbroer heeft. Addy vertelt Theo over si-Oudijck, de onbekende zoon van Otto van Oudijck, die op de kampong woont. Volgens Addy weet Otto zelf niet eens dat hij nog een zoon heeft. De moeder van si-Oudijck is inmiddels overleden. Theo en Addy besluiten hem samen op te zoeken. Volgens si-Oudijck weet Otto echter wel dat hij nog een zoon heeft. Otto wil hem niet erkennen, omdat hij een bastaardkind is, de zoon van een inlandse huishoudster.

Vierde hoofdstuk

Otto van Oudijck voelt zich somber. Hij heeft anonieme brieven ontvangen, waarin slecht wordt geschreven over het gedrag van Léonie. Otto weet ervan. Hij heeft het flirten van zijn vrouw altijd geaccepteerd Ook de berichten over zijn verstoten zoon in de kampong maken hem droevig. Hij vraagt zich af waarom hem dit eigenlijk allemaal overkomt.

In Ngadjiwa vinden de halfjaarlijkse races plaats. De festiviteiten worden steeds druk bezocht. Otto van Oudijck is er met Léonie en Doddy. Ook Addy de Luce is van de partij. Op de laatste avond van het feest wordt er een bal georganiseerd. De regent van Ngadjiwa, Vermalen, is weer dronken. Otto van Oudijck is woedend op hem. De regent herkent Otto zelfs niet eens meer. Otto wil de regent voor ontslag voordragen. De volgende dag keren Otto, Léonie en Doddy terug naar Laboewangi. Als Otto de lasterbrieven leest, neemt hij zich voor nooit toe te geven aan die negatieve krachten. Otto laat de pamfletten met beschuldigingen aan Léonie zien. Léonie vraagt zich af wie al die leugens over haar verspreid heeft. Raden-Ajoe Pangéran (de moeder van de regent van Ngadjiwa) komt met Otto praten. Zij smeekt hem van het ontslag van de regent af te zien. Léonie vindt ook dat de regent in genade moet worden aangenomen, maar Otto is onvermurwbaar.

Tweede deel

Hoofdstuk 5

Omdat er een zeebeving geweest is bij de Nederlands-Indische eilanden wordt er voor de slachtoffers een weldadigheidsfeest gehouden. Deze taak draagt Léonie aan Eva Eldersma over. Die organiseert een pasar-malam en een fancy-fair waarvan de opbrengst naar de slachtoffers gaat. Intussen komt een flinke geruchtenstroom op gang. Er dreigt opstand uit te breken als uitvloeisel van het ontslag van de regent van Ngadjiwa. Otto brengt daarom een bezoek aan Raden-Ajoe Pangéran. Hij vraagt haar geen kwaad van hem te spreken. Soenario, regent van Laboewangi, belooft de zaak te sussen en zijn volk te kalmeren. Onder andere daarom bezoeken de regent en zijn vrouw de fancy-fair neemt wat alle angst en twijfel onder het volk wegneemt. Na afloop van de fancy-fair is Eva opgelucht maar uitgeput. Ze heeft heimwee naar Nederland. Eva speelt op de piano, maar het geluid van de moesson is harder dan de muziek. Plotseling is Frans van Helderen er. Hij vraagt of zijn kinderen een paar dagen bij Eva mogen logeren omdat zijn vrouw malaria heeft. Eva stemt daarmee in. Ze vertelt hem over haar verlangen weer naar Nederland terug te keren. Het gesprek gaat daarna over de tafeldans. De voorspelling van de mogelijke opstand is al uitgekomen. Ook de verhouding tussen Addy en Léonie werd voorspeld door de geest van de tafel. Frans eet daarna vaak mee bij Eva. Ze maken wandelingen langs het strand. Er komen snel geruchten op gang, maar Frans en Eva trekken zich daar niets van aan.

Otto van Oudijck heeft opnieuw een verzoek aan Eva. De weduwe van de stationschef heeft financiële steun nodig. Haar man heeft immers zelfmoord gepleegd en haar met vier kinderen achter gelaten. Otto zou graag zien dat Eva een toneelstuk organiseerde, waarvan de opbrengst naar de weduwe gaat. Met tegenzin gaat ze akkoord. Ida van Helderen haalt haar kinderen bij Eva weg, omdat ze 'foute' verhalen over Frans en Eva heeft gehoord. Eva betreurt dit. Ze schrijft Frans een brief waarin ze hem vraagt niet meer langs te komen. Eva trekt zich daarna steeds meer terug uit het sociale leven.

Hoofdstuk 6

Hulp Oerip waarschuwt Léonie en Theo voor het naderende onheil. Ze heeft geluiden gehoord van kleine kinderen, van wie de zielen in de bomen huilen. De oorzaak: de pasar-malam werd op de verkeerde dag gehouden. Bovendien is er verzuimd een sedeka (=offermaal) te houden bij de inwijding van de nieuwe put. Het geluid beangstigt Léonie en Theo. Léonie vertelt Otto dat de bedienden geen gebruik maken van de nieuwe put, omdat er geen offer is gebracht. Otto vindt dat die onzin hem dan wel eerder verteld had kunnen worden. Hij weigert alsnog een offermaal te houden. Léonie is bang dat alles het gevolg is van haar verhouding met Theo.
Léonie neemt een bad. Als zij zich afdroogt, komen er plotseling bloedspatten uit alle hoeken van de badkamer die haar besmeuren haar helemaal. Ze wil dat Oerip de kimono verbrandt en haar helemaal wast. Otto wordt niet op de hoogte gesteld van wat er met Léonie is gebeurd. Die wordt ziek: zenuwkoorts. In Laboewangi gaat het gerucht rond dat het flink spookt in het huis van de resident. Na haar genezing logeert Léonie bij kennissen in Soerabaia. Doddy logeert op Patjaram bij de familie De Luce. Theo vertrekt eveneens naar Soerabaia, omdat hij er een baan kan krijgen. Het merendeel van het bedieningspersoneel is gevlucht en Otto blijft alleen in het huis achter. Vreemde gebeurtenissen blijven het residentiehuis teisteren. Een spiegel wordt door een grote steen vernield, Otto's s bed wordt bezoedeld, glazen breken spontaan in kleine stukjes, de whisky is bedorven Otto onderzoekt de dingen, maar kan niets ontdekken.

Ook de Eldersma's horen vreemde geluiden van huilende kinderen. Eva is bang geworden. Otto vindt het maar allemaal dom bijgeloof. Heel Laboewangi spreekt echter over de vreemde gebeurtenissen. Otto regelt soldaten om de zaak te onderzoeken. Ze omsingelen het residentiehuis en overnachten in de badkamer. Om onverklaarbare redenen wordt de volgende dag de badkamer afgebroken. De soldaten durven niet te praten over wat er die nacht gebeurd is. De gouverneur-generaal raadt Otto aan met verlof naar Nederland te gaan, maar die weigert. Hij neemt tijdelijk zijn intrek bij de Eldersma's thuis. Het huis van Otto wordt schoongemaakt. De vreemde gebeurtenissen eindigen echter abrupt na een gesprek tussen Otto, Soenario en Raden-Ajoe Pangéran. Otto besluit iedereen uit te nodigen voor een Nieuwjaarsbal. Hij voelt zich sterk nu de geheimzinnige stille kracht, door zijn toedoen, verdwenen is.

De rust keer weer terug in Laboewangi. De angst voor de vreemde gebeurtenissen is verdwenen en de inwoners vieren feest na feest. Léonie die weer teruggekeerd is bij Otto, blijft echter angstig. Ze denkt nog steeds dat alles te wijten is aan haar verhouding met Theo. Léonie's opvatting maakt Theo woedend. Hij houdt nog steeds van haar. Bovendien zijn Otto, Doddy én Theo jaloers op haar relatie met Addy. Theo's liefde voor Léonie slaat om in haat. Ook Doddy krijgt ruzie met Léonie over stomme dingen. Addy blijft nog steeds omgaan met Doddy. Daarnaast ontmoet hij Léonie stiekem in het huis van mevrouw Van Does. Otto wordt ziek en gaat nu ook in de stille kracht geloven. Hij voelt zich uitgeput en zwak. Otto ontdekt dat de anonieme brieven geschreven worden door si-Oudijck. Die poeiert hij af met geld. Otto krijgt de kans om resident te worden in Batavia, maar hij wil niet weg uit Laboewangi.

Hoofdstuk 7

Léonie en Addy hebben weer een afspraak in het huis van mevrouw Van Does. Ze klaagt bij Addy over het gedrag van Doddy en ze vindt dat Doddy het huis uit moet. Bovendien wil ze niet meer hebben dat Addy en Doddy gaan wandelen. Léonie wil naar Parijs, maar Addy wil niet met haar mee. Plotseling horen ze iemand lopen. Het is Otto van Oudijck. Léonie redt zich uit de overspelige situatie door te zeggen dat Addy om de hand van Doddy kwam vragen. Otto vindt het goed. Doddy is dolblij met het nieuws.

Na enkele weken in Batavia reist Eva Eldersma haar man achterna, die naar Europa vertrokken is. Léonie is inmiddels naar Parijs gegaan. Voor haar vertrek neemt Eva nog afscheid van Otto van Oudijck, die onverwacht ontslag heeft genomen. Otto heeft zijn huis inmiddels verlaten. Hij logeert dichtbij Garoet, waar hij een teruggetrokken bestaan met een Indische vrouw en haar familie leidt. Otto is blij Eva weer te zien. Hij vertelt dat Doddy getrouwd is en dat zijn twee jongste kinderen naar Europa gaan voor hun opvoeding. Ze praten nog eens over de stille kracht. Na afloop van het gesprek brengt Otto Eva naar de trein. Daar nemen zij definitief afscheid van elkaar.

Personages

Doddy

Over Doddy valt niet zo veel op te merken. Het is eigenlijk nog een kind met een oudere vriend. Ze komt heel naïef over. Verder maakt ze niet veel indruk. Haar vader ziet haar als iemand die hij overdreven veel moet beschermen.

Léonie

Léonie is mooi, jong (32) en de tweede vrouw van Otto. Ze kan slecht met de saaiheid van het bestaan omgaan en zoekt seksuele afleiding bij Theo, de zoon van Otto. Ook Addy die verkering heeft met haar stiefdochter Doddy, wil ze wel hebben. Als vrouw van de resident moet ze deel uit maken van de samenleving, maar ze draagt veel van haar sociale taken over aan Eva Eldersma. Léonie is dus erg egoïstisch. Na het bloedbad in de badkamer wordt ze ziek en uiteindelijk gaat ze naar Parijs en laat ze Otto van Oudijck achter. Ze is al die tijd bang geweest voor de stille kracht van Nederlands-Indië. Misschien ook wel omdat ze zelf niet volgens de regels leefde.

Addy

Addy is een aantrekkelijke jonge man, zoon van een suikerfabrikant. Hij kan alle vrouwen om zijn vinger winden. Hij heeft verkering met de jonge dochter Doddy. Maar hij weet dat haar vader niet graag heeft dat hij haar zal trouwen. Hij palmt haar wel in, maar een jaloerse Léonie waarschuwt hem voor het kind in Doddy. Addy doet het wat dat betreft ook graag met Léonie. Bijna worden ze door Van Oudijck betrapt in een "onvoordelige positie", maar Léonie redt de situatie doordat ze zegt dat Addy om de hand van Doddy kwam vragen. Addy trouwt dan ook later wel met Doddy, maar eigenlijk is hij een onbetrouwbaar karakter.

Otto

Otto is resident in Indië, een vrij machtige positie, maar hij wil verder en hogerop komen. Dat betekent dat zijn werk alles voor hem is. Hij besteedt weinig aandacht aan zijn kinderen. Met Theo heeft hij een slechte relatie. Doddy verbiedt hij min of meer om te gaan met Addy. Hij weet eigenlijk wel dat zijn vrouw vreemd gaat, maar zelf heeft hij ook geen schoon blazoen. Hij heeft een bastaardzoon die hij niet wil erkennen. Wat betreft de geheimzinnige verschijnselen heeft Van Oudijck een mening die er niet om liegt. het is allemaal onzin. Hij gaat voorbij aan de Indische rituelen en dat komt hem duur te staan. Aan het einde is hij oud en eenzaam, terug getrokken levend met een Indische vrouw.

Eva Eldersrma

Eva is de vrouw van Onno die veel te hard moet werken voor de resident. Ze doet zelf allerlei taken die Léonie als vrouw van de resident moet oppakken, maar daar geen zin in heeft. Zo organiseert ze pasar-malams en fancy-fairs voor het goede doel. Ook neemt ze als het moet de kinderen van Frans onder haar moeder als Ida aan malaria lijdt. Ze is uiterst betrouwbaar want ze wil geen seksuele relatie met Frans. Wel wil ze met hem praten, wandelen en goede vrienden blijven. Aan het einde van de roman spreekt ze nog een keer met Van Oudijck die tegenover haar bekent dat hij haar man Onno veel te hard heeft laten werken. Daarna neemt ze afscheid van de resident.
Theo van Oudijck

Theo is een charmeur. Hij heeft een verhouding met zijn stiefmoeder. Hij is bovendien jaloers als hij ziet dat ze ook werk maakt van Addy de Luce.

Oerip

Oerip is de vertrouweling van Léonie. Ze ziet veel, maar praat weinig haar mond voorbij. Voor Léonie is ze uiterst betrouwbaar. Oerip waarschuwt Léonie voor de gevaren van de stille kracht. De resident heeft enkele dingen niet goed gedaan (de rituelen veronachtzaamd) en daar zal hij de gevolgen van ondervinden. Ze gelooft heilig in de stille kracht en is daarmee een belangrijk personage in de tegenstelling tussen Oost en West.

Quotes

"Regent, deze zaak is zeer kiesch. Nogmaals: u is het hoofd van uw familie. Onderzoek bij uw jongeren broêr in hoeverre hij zich vergrepen heeft aan het geld van het Gouvernement, en herstel zoo spoedig mogelijk alles. Ik laat expres de zaak aan u over. Ik zal uw broêr er niet over spreken om een lid van uw familie nog te sparen, zoolang ik kan. Het is aan u uw broêr terecht te wijzen, hem te wijzen op wat in mijn oogen een misdaad is, maar die u door uw prestige als chef der familie nog te niet kunt doen." Bladzijde 80

"De mystiek der zichtbare dingen op dat eiland van geheimzinnigheid, dat Java is...Uiterlijk de dociele kolonie met het overheerschte ras, dat niet opgewassen tegen den ruwen koopman, die, in den glorietijd van zijn republiek, met de jonge kracht van den jeugdig volk, gretig en winzuchtig, rond en koel, plantte voet en vlag op de in-eenstortende keizerrijken, op de tronen, die wankelden, als had de grond vulkanisch geaardbeefd." Bladzijde 155

"Toen, langzaam, lichtte de tafel een van hare drie pooten op, en zette die weêr voorzichtig neêr. - Heeft iemand bewogen? vroeg Eva. Zij knikten allen van neen. Ida was bleek geworden. - Ik voel trillingen in mijn vingers, murmelde zij. De tafel, nog eens, lichtte haar poot op, draaide even knarsend op den marmeren vloer een nijdigen kwartcirkel, en zette de poot met een ruwen stamp neêr. Zij keken elkaâr verwonderd aan." Bladzijde 101

"Zij wreef het af. Maar zich wrijvend, zag zij op haar borst twee drie grootere spatjes, donker vermillioen. Zij werd plotseling koud, niet wetend, niet begrijpend. Weêr wreef zij zich af; en zij nam den handdoek, waar de spatjes al achterlieten iets viezigs als van dik bloed. Een rilling huiverde over haar van hoofd tot voeten. En plotseling zag zij. Uit de hoeken van de badkamer, hoe, en vanwaar zag zij niet, kwamen de spatjes aan, eerst klein, nu grooter, als uitgespogen door een kwijlenden sirih-mond. Stervenskoud gaf zij een gil." Bladzijde 111

"Zoo danste Addy de Luce, alle oogen van vrouwen en meisjes gevestigd op hem, hem volgende, hem smeekende met den blik ook hàar meê te nemen in het gegolf en gedein, dat was als droomend meêgaan op water... Dat was uit het bloed van zijn moeder, dat was nog iets van de gratie van srimpi's1 tusschen wie zijn moeder hare kinderjaren geleefd had, en de mengeling van het Westersch moderne en Oostersch antieke gaf hem bekoring, onweêrstaanbaar.." Bladzijde 95

"Hij vond haar aanbiddelijk. Dat zij niet uitvoer in imprecaties, niet losbarstte in heerlijkheid omdat zij over een paar dagen Java verliet, deed hem weldadig aan. En toen zij opstond, zeggende, dat het haar tijd werd, voelde hij een zwaren weemoed. - En ik zie u dus nooit meer terug? - Ik geloof niet, dat wij zullen terugkomen. - Het is dus een afscheid voor altijd? - Misschien zien wij u nog, in Europa... Hij weerde af met de hand." Toen, langzaam, lichtte de tafel een van hare drie pooten op, en zette die weêr voorzichtig neêr. - Heeft iemand bewogen? vroeg Eva. Zij knikten allen van neen. Ida was bleek geworden. - Ik voel trillingen in mijn vingers, murmelde zij. De tafel, nog eens, lichtte haar poot op, draaide even knarsend op den marmeren vloer een nijdigen kwartcirkel, en zette de poot met een ruwen stamp neêr. Zij keken elkaâr verwonderd aan." Bladzijde 240

Thematiek

Cultuurverschillen

Het centrale thema in het boek is de tegenstelling van culturen tussen Oost en West in Nederlands-Indië. De Nederlanders op Java zijn weliswaar economisch en militair superieur, maar komen in contact met de mysterieuze Javaanse cultuur en geheimzinnige zaken waar ze niets van begrijpen. De "stille kracht" die de Nederlanders tegenwerkt staat symbool voor de mysterieuze Javaanse cultuur en het onafwendbare Javaanse verzet tegen de Nederlandse overheersing, dat minder dan 50 jaar na het verschijnen van het boek zou leiden tot de onafhankelijkheid van Indonesië. Van Oudijck staat symbool voor de Nederlandse houding : hij gelooft allemaal niet in de onzin van de rituelen van de Indische bevolking. Hij is daarvoor veel te zakelijk en teveel gericht op zichzelf. Oerip, de hulp van Léonie, daarentegen is het symbool van de eenvoudige inlandse bevolking. Zij heeft oog voor de mysterieuze zaken die ineens in de omgeving van de resident beginnen te spelen. Couperus heeft de roman een duidelijke boodschap willen afgeven. Wij Europeanen (lees Nederlanders) hebben een land in ons bezit gekregen waar we niet thuishoren. Indië is het land van de inlanders en niet van Nederland. Het gegeven is losjes gebaseerd op een schandaal dat zich werkelijk in een Nederlands-Indische huishouding had voorgedaan. De spookachtige voorvallen, met name de uit het niets opduikende stenen, werden geïnspireerd door een verhaal dat Couperus hoorde over een Europese residentie waar een onophoudelijke en onverklaarbare stenenregen op het dak bleef vallen.
Motieven
Angst

Bij de Nederlanders heerst er angst voor de stille kracht die de inlanders hebben ingezet om hun kritiek te tonen. Voor Léonie is erg bang als ze met (namaak) bloed wordt ondergespoten in de badkamer.

Vriendschap

Frank van Helderen vat liefde voor Eva Eldersma op, maar ze wil geen verhouding met hem. Ze wil wel vrienden met hem zijn en ze wandelen en spreken veel samen. Ook zorgt ze een tijdje voor de kinderen van Frans als diens vrouw ziek is. Er gaan natuurlijk geruchten over overspel, maar dat doen ze niet. Eigenlijk storen ze zich er niet aan. Als de vrouw van Frans toch jaloers wordt en haar kinderen weer terug wil, trekt Eva zich bescheiden terug en adviseert Frans bij zijn vrouw te blijven.

Moeizame liefdesrelaties

Er zijn enkele moeizame liefdesrelaties in de roman. De relatie tussen Van Oudijck en Léonie is niet goed. Hij is veel ouder dan zijn jonge, aantrekkelijke vrouw. Hij besteedt trouwens alleen maar aandacht aan zijn werk: hij wil hogerop komen. Daarbij vergeet hij de consequenties dat Léonie haar seksuele heil zoekt bij andere mannen (o.a. Theo en Addy) Addy de Luce heeft een liefdesrelatie met Doddy (de dochter van Van Oudijck) Maar hij is veel leuker dan zij is en eigenlijk piekert hij er niet over om met haar te trouwen. Hij doet het veel liever met andere vrouwen o.a. Léonie. Hij weet ook dat de resident zijn dochter niet graag uithuwelijkt aan Addy, vanwege de familie van Addy. Een derde relatie die moeizaam is, is die van Eva en Onno Eldersma. Hij werkt veel te veel en hij verwaarloost zijn vrouw. Zo'n vrouw voelt zich vergeten en zoekt meestal een andere partner. Dat kan Frans zijn die op haar verliefd is en vaak met haar praat en wandelt. maar Eva wil geen overspel plegen en ze wil Frans alleen maar zien als een echte vriend. Dat gebeurt ook. De omgeving rept over hun verhouding maar in feite is die wel zuiver. Toch wordt de vrouw van Frans, Ida, jaloers en ze haalt de kinderen weg bij Eva. Omdat Ida ziek was, heeft Eva voor de kinderen gezorgd. Eva zegt daarna dat Frans bij zijn vrouw moet blijven.

Seksualiteit

In de tijd waarin Couperus zijn roman schreef gold de roman als pornografie, terwijl er natuurlijk nog geen enkele beschrijving van de seksuele daad is opgenomen. Maar het feit dat Léonie overspel pleegde is al goed voor het voorkomen van dit motief.

Vader-zoonrelatie

De relatie tussen resident Van Oudijck en zijn zoon Theo is niet goed. Theo heeft meer met zijn moeder op. Bovendien weet Van Oudijck dat Theo een verhouding heeft met zijn tweede vrouw, die zij stiefmoeder is. De resident ontvangt daarover anonieme brieven, die later geschreven bleken te zijn door si-Oudijck. Dat is zijn bastaardzoon die hij heeft overgehouden aan de seksuele relatie met zijn Indische huidhoudster. Hij wil die zoon niet erkennen, die daarom ook in de armoedige kampong woont. Theo en Addy gaan de jongen opzoeken en hij weet gun te vertellen dat Van Oudijck op de hoogte is van zijn bestaan. De resident koopt aan het einde van het verhaal zijn bastaardzoon met geld af.

Jaloezie

Waar liefdesrelaties scheef gaan, komt altijd jaloezie om de hoek kijken. Ook in deze roman is dat het geval. Theo wordt jaloers als hij ziet dat Léonie ook weg is van Addy de Luce. Léonie wordt jaloers op haar stiefdochter Doddy als ze ziet dat Addy Doddy het hof maakt. Ida, de vrouw van Frans, wordt jaloers op Eva Eldersma, omdat die laatste en haar man een mooie vriendschapsrelatie hebben waarover geroddeld wordt

Haat

De lijdzaamheid van de inlandse bevolking slaat om in haar als de resident niet goed naar zijn raadgevers luistert. Hij doet niet wat de rituelen ter plaatse verlangen en hij ontslaat de regent van Ngadjiwa vanwege dronkenschap. Hoewel Léonie zegt dat hij het ontslag moet terugdraaien, blijft hij halsstarrig volhouden. De lijdzaamheid slaat om in haat en de inlanders gebruiken hun stille kracht om de Nederlanders bang te maken.

Overspel

Léonie pleegt overspel met haar stiefzoon Theo en later ook met de jonge en aantrekkelijke Addy. Ook als ze in Soerabaya op vakantie is, gaan de geruchten dat ze er seksuele avonturen op na houdt. Ook Otto moet vreemd zijn gegaan, want hij heeft een buitenechtelijke zoon bij een inlandse huishoudster die hij eerst niet wilde erkennen. Hij koopt hem later met geld af. Omdat Addy eigenlijk verkering heeft met Doddy, pleegt hij in feite ook overspel.

Macht en corruptie

In het oude Indië draait het ook vaak om macht en corruptie. Dat komt door het daar ingevoerde stelsel van bestuur. De buitenlandse bestuurders (residenten) moeten vaak een deal sluiten met de inlandse regenten. Maar de laatste moeten vaak hun hele familie onderhouden en zij buiten hun eigen bevolking uit. Zie daarvoor ook het bekende boek "Max Havelaar." De resident komt in de problemen als hij de regenten de wacht aanzegt. Dat is de waarschijnlijke inzet van de stille kracht, waaraan de Nederlanders ten onder gaan.

Depressief gedrag

Het gaat hier meer om het gevoel bij een naderende eeuwwisseling dat we met "spleen" aangeven. Mensen worden melancholisch als er een nieuwe eeuw komt: ze voelen zich onzeker en hangen tussen verleden en toekomst. In de roman is dat te zien in het gedrag van Eva Eldersma (die het af en toe niet ziet zitten- is dit het nu?) en Léonie die zich ook niet happy voelt in Indië.

Trivia

In 1974 werd een televisieserie gemaakt die veel ophef veroorzaakte o.a. door de scène met Léonie, gespeeld door de actrice Pleuni Touw.

Filmregisseur Paul Verhoeven loopt al enkele jaren rond met plannen om het boek te verfilmen. Door de economische crisis kan hij nog niet voldoende geldschieters vinden. Hij hoopt toch de opnamen in 2015 te starten.

Titelverklaring

Met de stille kracht wordt de geheimzinnige kracht bedoeld waarover de Indische bevolking beschikt wanneer ze in de problemen raakt. Wanneer de regent niet volgens bepaalde rituelen (de adat) handelt, zal het volk in opstand komen. Bovendien pikken de bewoners het ontslag van hun eigen inlandse regent niet. Dat veroorzaakt onrust.
Van Oudijck is dan echt halsstarrig omdat hij betrouwbaar wil overkomen tegenover de corrupte landadel, maar zo'n strijd verlies je als je een vreemde bent. De stille kracht wordt zichtbaar in een aantal vreemde zaken die er gebeuren in en rond het huis van de resident. Léonie wordt met bloed (sirih) bespat, het bed van de resident wordt besmeurd, er breken plotseling glazen, de whisky is ineens bedorven, er wordt een steen door de ruit gegooid. Er gebeuren in de badkamer dioverse dingen waarover de soldaten niet willen vertellen. Kortom, de vastbesloten resident Van Oudijck die de stille kracht, waarvoor o.a. Oerip waarschuwt, als "onzin" beschouwt, merkt aan het einde van het verhaal dat hij ongelijk heeft gehad. Hij heeft de strijd toch verloren.

Structuur & perspectief

De roman wordt onderverdeeld in twee grote delen. Deze twee delen worden onderverdeeld in respectievelijk vier en drie hoofdstukken. De zeven hoofdstukken hebben geen van alle een titel, evenals de twee delen.

Deze zeven hoofdstukken worden weer onderverdeeld in subhoofdstukken die vaak van elkaar gescheiden worden door een verandering van plaats en/of tijd. Dat is natuurlijk redelijk ouderwets naar onze huidige literaire maatstaven gekeken, maar in de tijd dat Couperus de roman schreef heel normaal.

Datzelfde geldt voor de vertellersfiguur. Couperus gebruikt zoals dat gewoon was in die tijd (1900) een auctoriale verteller die alles weet en overziet. Hij kan dus ook bij elk personage naar binnen kijken maar ook van buitenaf beschrijven.

Decor

Het decor is het Javaanse dorp Laboewangi waar Otto van Oudijck resident is. Hij woont er met zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk en met Léonie, zijn mooie 32-jarige vrouw. Nederland zwaait nog steeds de scepter in Nederlands-Indië, zoals dat in de Max Havelaar wordt beschreven. Er zijn inlandse bestuurders als de regent, maar die zorgen vaak beter v oor zichzelf dan voor de bevolking.

In een artikel van het NRC staat een foto opgenomen van de herontdekte oude residentswoning. Die geeft misschien een mooi beeld van de omstandigheden.

Klik hier:
http--www.nrcreader.nl/artikel/720/residentiewoning-uit-de-stille-kracht-ontdekt

Het verhaal speelt aan het einde van de 19e eeuw. De weemoedige gevoelens die met de eeuwwisseling gepaard gaan (spleen geheten), zijn terug te vinden in de gevoelens van Léonie en Eva Eldersma. Couperus beschrijft een relatief korte periode. De vertelde tijd is nog geen jaar.
Stijl

Wanneer je naar de stijl van Couperus kijkt met ogen van een moderne lezer, zie je natuurlijk grote verschillen met romans van nu. Wie de eerste druk bekijkt, ziet ook de spellingverschillen met de latere edities. Toch is het verhaal nog steeds goed te lezen. Al zullen middelbare scholieren er best tegen op zien. In hun ogen is het taalgebruik ouderwets.

In de tijd van Couperus was het bijvoorbeeld wel gewoonte lange beschrijvingen te geven van de plaats en de omstandigheden. Dat doet nu wat ouderwets aan en maken het verhaal naar moderne maatstaven wat langdradig. Er wordt ook veel meer uitgelegd dan tegenwoordig. Maar Couperus' stijl is zeker poëtisch te noemen. Wat ook niet ontbreekt, zijn natuurlijk veel woorden uit het Maleis. Sommige daarvan zijn al ingeburgerd in ons hedendaagse Nederlands (denk aan pasar-malam), andere niet.

Slotzin

En in het voelen ervan, tegelijk met den weemoed van hun afscheid, dat zoo dadelijk dreigde, zagen zij niet, te midden der golvende, deinende, gonzende menigte, die als eerbiediglijk voortstuwde de gele en purperen voornaamheden der uit Mekka terugkeerende hadji's - zagen zij niet dien éenen grooten witten, rijzen boven de menigte uit en kijken met zijn grijnslach naar den man, die hoe hij ook zijn leven geademd had in Java, zwakker was geweest dan Dàt...

Beoordeling

"De stille kracht" is één van de beste romans van Couperus die over een belangrijke periode in de Nederlandse geschiedenis gaat. In die zin mag je het boek best als een klassieker beschouwen naast "Max Havelaar" van Multatuli. Het boek is weliswaar geen aanklacht tegen de Nederlanders, maar het heeft wel een duidelijk idee dat de Nederlanders niet als machthebbers in Indië thuishoren. In die zin is het opstandige van de bevolking via de stille kracht een voorbode van wat zich vijftig jaar later zou afspelen: de onafhankelijkheidsstrijd van de Indonesiërs en het stichten van de eigen staat. Als tijdsdocument is het boek dan ook erg waardevol. Het gaat bijvoorbeeld ook over het verschijnsel bij een eeuwwisseling dat "spleen" heet, een soort weemoedigheid die mensen dan overvalt (in de roman Eva Eldersma).

Jonge lezers (scholieren van vwo-5 of -6) Zullen het nog wel lastig vinden om het boek te lezen, waarschijnlijk ook wel wat langdradig. Het boek is heel goed te combineren met andere boeken over het Indische verleden. Dat kan een mooi thema op je boekenlijst opleveren.

Je kunt daarbij denken aan:

  • Multatuli Max Havelaar
  • P.A. Daum Goena-Goena (ook een soort stille kracht)
  • Jeroen Brouwers Bezonken rood (ook andere romans)
  • Adriaan van Dis o.a Indische duinen
  • Theodor Hofman Het blijft toch familie (ook ander werk)
  • Pauline Slot Soerabaia

...

[bron: https--www.scholieren.com/verslag/zekerwetengoed/de-stille-kracht-louis-couperus]

--- Over (foto 2): Louis Couperus ---

Louis Marie Anne Couperus (Den Haag, 10 juni 1863 De Steeg, 16 juli 1923) was een Nederlandse schrijver en een van de eerste Nederlandse vertegenwoordigers van het literaire naturalisme.

Couperus' werk omvat allerlei uiteenlopende literaire genres. Hij debuteerde met poëzie, maar legde zich vervolgens al snel toe op psychologische romans, waarmee hij de meeste bekendheid verwierf. Hij schreef daarnaast cultuursprookjes, historische romans en veel reisverslagen en columns. In het algemeen wordt hij gezien als een van de belangrijkste schrijvers uit de canon van de Nederlandse literatuur. De uitgave van zijn Volledige Werken (1987-1996) geldt als een van de eerste Nederlandse tekstedities die volgens wetenschappelijke, tekstkritische normen tot stand zijn gekomen.

Couperus werd op 10 juni 1863 geboren op de Mauritskade in Den Haag, in het pand op nummer 11, als jongste van elf kinderen. Couperus was de zoon van John Ricus Couperus (1816-1902), lid van de raad van justitie te Padang 1844 en te Batavia 1846, daarna raadsheer bij het Hooggerechtshof 1850, en van Catharina Geertruida Reynst (1829-1893), dochter van Jan Cornelis Reijnst (1798-1871), waarnemend gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Hij was een achterkleinzoon van de koopman Abraham Couperus (1752-1813), later gouverneur van Nederlands-Malakka.

De vader van Couperus was bij diens geboorte al gepensioneerd en drie jaar eerder met de hele familie vanuit Indië naar Den Haag gekomen. Louis' drie voornamen zijn die van drie zusjes die vóór zijn geboorte al gestorven waren. De kleine Louis werd op 19 juni gedoopt in de Waalse kerk in Den Haag. Het gezin Couperus vertrok op 8 november 1872 weer naar Nederlands-Indië, om Couperus' broers te helpen bij hun loopbanen en het familielandgoed Tjicoppo te bezoeken. Zij kwamen daar op 31 december aan en vestigden zich in 1873 aan het Koningsplein te Batavia.

In 1874 begon Couperus met zijn opleiding op het Gymnasium Willem III. Hier werd zijn interesse voor de klassieke oudheid gewekt. Hij had op dat moment al contact met zijn latere echtgenote, Elisabeth Baud, die tevens zijn achternicht was.

In 1878 keerde het gezin terug naar Nederland, waar ze eerst aan de Nassaukade in Den Haag gingen wonen. In 1883 verhuisden ze naar het Nassauplein. Couperus verliet in 1881 de H.B.S. en studeerde verder voor een acte MO-Nederlands. In 1883 keerde ook Elisabeth Baud terug naar Nederland, waar ze ging wonen bij haar grootouders, Guillaume Louis Baud en Wilhelmina Jacobina Theodora Couperus. In mei van datzelfde jaar verkocht de vader van Couperus het landgoed Tjicoppo, in Nederlands-Indië. Couperus begon zijn literaire carrière in juli van dat jaar met het gedicht Erinnering, dat verscheen in het tijdschrift Nederland.

In augustus 1883 werd de oudste broer van Couperus, Petrus Theodorus, wegens een geestesziekte opgenomen in een inrichting. In 1884 verhuisde de familie naar Surinamestraat 20. Couperus werd in juni 1885 benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en behaalde op 6 december 1886 zijn acte MO-Nederlands. In 1887 zette hij zijn omgang met Elisabeth Baud voort en begon zijn vriendschap met Gerrit Jäger.

In december van datzelfde jaar begon hij aan zijn debuutroman, Eline Vere, een verhaal dat het jaar daarop als feuilleton verscheen in Het Vaderland en zeer populair werd. Op 3 maart 1889 verscheen het als boek. Hiermee had de toen zesentwintig jarige Couperus zijn naam als schrijver definitief gevestigd. Het boek was direct een groot succes en tot Couperus' overlijden verschenen hiervan 9 drukken. Hij had toen al twee dichtbundels gepubliceerd, die echter vrijwel onopgemerkt bleven.

Couperus maakte in juli 1889 een reis naar Scandinavië met zijn zwager Benjamin Vlielander Hein. In 1890 sloot hij vriendschap met jhr. J.H. Ram en maakte hij kennis met Maurits Wagenvoort. Hij ondernam in mei van dat jaar een reis naar Karlsbad en ontving op 12 augustus de Thiemeprijs voor Eline Vere.

Op 13 oktober 1890 liet Couperus zich uitschrijven uit 's-Gravenhage, met de bedoeling zich voor langere tijd in Parijs te vestigen. Hij bezocht hier de Frans-Poolse schrijver Théodore de Wyzewa en woonde een lezing bij van Francisque Sarcey, een bekend journalist en toneelcriticus. Uit een brief aan zijn zus Trudy blijkt echter dat het verblijf in Parijs hem door de bank genomen erg tegenviel. Couperus keerde in januari 1891 alweer terug naar Den Haag, in verband met het overlijden van G.L. Baud, de grootvader van Elisabeth. Op 9 september 1891 trouwde hij met haar; de huwelijksreis ging naar Vlaanderen. Hoogstwaarschijnlijk was Couperus echter homoseksueel en bleef het huwelijk met Elisabeth Baud kuis. Het huwelijk met haar kan gezien worden als een maatschappelijk alibi en ook als oplossing voor de behoefte die Couperus had aan moederlijke zorg. Informeel noemde hij haar bij haar bijnaam Pop.

Op 21 september betrok het paar de woning Villa Minta aan de Roeltjesweg, sinds 1935 Couperusweg 15, in Hilversum. In december van hetzelfde jaar werd Couperus door Lambertus Jacobus Veen van uitgeverij L.J. Veen benaderd om Extaze uit te geven.

In februari 1893 begon Couperus aan een reis naar Italië en kwam in Florence. Op 15 februari, slechts twee weken nadat Couperus uit Nederland was vertrokken, overleed zijn moeder, zodat hij terug naar huis moest. In september reisde hij opnieuw af naar Italië, waar hij zijn eerste reisimpressies schreef. In december reisde hij door naar Rome. Hij sloot deze reis af met een bezoek aan Athene, waar hij wegens de armoedige omstandigheden maar korte tijd bleef.

In december 1893 werd Couperus redacteur van het maandblad De Gids. In april 1894 reisde hij opnieuw af naar Italië en bezocht in Florence Ouida, de door hem sterk bewonderde schrijfster van kasteelromans. Kort voor haar dood zou hij haar nog eens ontmoeten. In juli 1894 betrok hij het huis aan de Jacob van der Doesstraat 123 in Den Haag. Couperus' vriend Gerrit Jäger pleegde in de maand erop zelfmoord.

Couperus trad op 30 april 1895 af als redactielid van De Gids. Hij vertrok in oktober weer naar Italië, waar hij in Rome de beeldhouwer Pier Pander leerde kennen. Ook in de jaren daarna (tot 1898) reisde hij veel binnen Europa en ging meer naar Frankrijk, Duitsland en Engeland.

In 1897 zegde Couperus zijn lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde op, omdat hij van plan was naar het buitenland te vertrekken.

Op 31 augustus, de zeventiende verjaardag van koningin Wilhelmina, werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Minister van Binnenlandse Zaken Goeman Borgesius had Couperus als twaalfde en laatste kandidaat voor een benoeming tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw voorgedragen. De dichteres Hélène Swarth had volgens de voordracht van de ministerraad bij dezelfde lintjesregen Ridder in de Orde van Oranje-Nassau moeten worden. Koningin-regentes Emma vond twee letterkundigen die tegelijk gedecoreerd zouden worden echter te veel. De keus viel op Couperus, maar voor de pas 31-jarige schrijver werd een benoeming in de exclusievere Orde van de Nederlandse Leeuw voorlopig te hoog geacht.

In 1898 maakte Couperus een reis naar Londen. Het jaar daarop, in februari, volgde een reis naar Nederlands-Indië, waar hij in juni enige tijd verbleef te Tegal bij zijn zuster Trudy en zwager, resident Gérard de la Valette. Na de benoeming van De la Valette tot resident van Pasoeroean verbleven Couperus en zijn vrouw ook daar in het residentiehuis. Couperus begon er aan zijn roman De stille kracht, waarin Valettes residentie model stond voor de woning van éénvan de hoofdpersonen, de resident Otto van Oudijck.

In maart 1900 keerde Couperus terug naar Nederland. In oktober van dat jaar vertrok hij samen met zijn vrouw naar Frankrijk, waar ze gingen wonen in hun huis 'Villa Jules', bij Nice. Couperus maakte van daaruit meerdere reizen naar Italië, waarbij hij onder andere Florence en Rome opnieuw bezocht. In 1901 overleed zijn vriend en mentor Jan ten Brink en in oktober 1902 ook zijn vader.

In januari 1903 richtte Couperus, samen met Cyriel Buysse en Willem Gerard van Nouhuys, het literaire tijdschrift Groot Nederland op. Hierin verscheen een jaar later in delen zijn nieuwe belangrijke werk, de familieroman Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan.... In mei 1904 kocht L.J. Veen voor een groot bedrag de rechten op van alle tot dan toe verschenen werken van Couperus.

In de periode 1906-1910 heeft Couperus betrekkelijk weinig geschreven. Omdat zijn boeken in die jaren slecht verkochten, nam Couperus zich voor geen romans meer te schrijven. Hij vertrok in mei 1906 van Villa Jules naar Venetië en verbleef in juni te Bagni di Lucca, waar hij Giulio Lodomez ontmoette, die hij later zou laten figureren in romans als Orlando. Hij bracht tevens een nieuw bezoek aan Ouida in Camaiore. Het was inmiddels stil rond hem geworden: er werd nog maar weinig over hem geschreven en zijn boeken werden zelden en dan vaak lauw besproken. In Florence beschikte Couperus tot 1915 over grote vertrekken in een Zwitsers pension op de derde verdieping van het Palazzo Niccolini.

In december 1909 begon Couperus zijn wekelijkse feuilletons in Het Vaderland en langere verhalen in Groot Nederland te publiceren. Hij wenste voortaan geen romans meer te schrijven. Hij schreef rond 1909 veel korte stukken over de oudheid. Dat werk werd later in twee bundels verzameld die de titel Antieke verhalen, van goden en keizers, van dichters en hetaeren en Schimmen van schoonheid kregen. Antiek toerisme kan worden beschouwd als een wat langer uitgevallen verhaal over het oude Rome en, als exotisch decor voor de Romeinse hoofdpersoon, het door Rome onderworpen Egypte.

In augustus 1908 begonnen Couperus en zijn vrouw een pension in Nice; Couperus schreef enige korte verhalen en begon op 27 november 1909 met een wekelijks feuilleton in Het Vaderland. In mei 1910 overleed Frans, een broer van Couperus en in december werd het pension in Nice beëindigd. Tot 1912 ondernam het echtpaar reizen naar Italië en Sicilië; in de laatste week van 1911 vertrokken ze vanuit Florence richting Sicilië. Wegens het slechte weer moesten ze enkele dagen in Napels blijven, waarbij ze de gelegenheid aangrepen om het Museo Archeologico Nazionale te bezoeken. In 1913 volgde een drie maanden durende reis door Spanje, samen met 'Orlando'. In september pleegde zijn vriend Johan Hendrik Ram zelfmoord. In maart 1914 won Couperus de Nieuwe Gids-prijs voor Antiek toerisme. Hij verbleef in juli 1914 een tijdje in München.

In februari 1915 moesten Couperus en zijn vrouw vanwege de uitgebroken Eerste Wereldoorlog terugkeren naar Den Haag. Ze namen in eerste instantie hun intrek bij Couperus' zuster en zwager aan de Molenstraat, waarvan Couperus de volgende maand in Het Vaderland verslag deed. In augustus 1915 betrok hij een appartement op Hogewal. Er zijn aanwijzingen dat Couperus door deze gedwongen terugkeer zo wanhopig was, dat hij even over zelfmoord heeft nagedacht. In Den Haag trad Couperus nu voor het eerst op als voordrachtskunstenaar in kunstzaal Kleykamp in Den Haag. Hij ging aan de Hoge Wal 2 wonen en schreef opnieuw feuilletons voor Het Vaderland. In november bezocht hij Cyriel Buysse, waar hij de schrijver en sportman Henri van Booven ontmoette, zijn latere biograaf.

In het voorjaar van 1916 schilderde Antoon van Welie zijn portret; daarnaast correspondeerde hij met de classicus W.E.J. Kuiper over diens essay betreffende Couperus' werk. Hij werd door de journalist S.F. van Oss aangenomen als medewerker van de Haagse Post en hield een interview met André de Ridder. In oktober 1917 vond de première plaats van een toneelbewerking, door Elisabeth Couperus, van Eline Vere; de belangrijkste actrice in het stuk was Else Mauhs.

In mei 1918 overleed Louis Couperus' zus Trudy. Bij de ramp met het stoomschip Amstel kwam in april 1919 ook Couperus' lievelingsneef Frans Vlielander Hein, aan wie hij De Ode had opgedragen, om, samen met diens echtgenote Enny Vrede. Enkele maanden laten schreef Couperus een nieuw testament, zijn derde. Daarin werd net als bij de vorige zijn vrouw als enig erfgenaam aangewezen, maar mocht zij eerder overleden zijn of tegelijk met hem sterven, dan zou er voor twee van zijn jeugdige nichtjes elk duizend gulden bestemd zijn. Voorts zou er met het resterende vermogen een stichting moeten worden opgericht om een naar Couperus genoemde prijs uit te kunnen reiken. Uit de rente van het kapitaal zou jaarlijks een bedrag moeten worden gegeven aan 'een Nederlandschen letterkundige (man of vrouw)', waarbij niet alleen moet worden 'gelet op de voortreffelijkheid van eenig met den prijs te bekronen werk, maar zeer zeker ook op de meer of minder gunstige financieele omstandigheden van hem of haar die voor den prijs in aanmerking kan komen'. Mocht Elisabeth haar man overleven, dan gaf hij haar in overweging 'zonder intusschen eenigen moreelen drang dienaangaande op haar te willen uitoefenen' de bedoelde stichting op te richten. Maar omdat Couperus inderdaad eerder overleed dan zijn vrouw, kwam de stichting niet tot stand.

In oktober 1920 ondernam Couperus een reis naar Algiers. Op de terugweg deed hij Parijs aan en in juni 1921 reisde hij naar Londen. In februari 1922 maakte hij, als speciaal correspondent van de Haagse Post, een nieuwe reis naar Azië. Hij ging eerst naar Sumatra, Java en Bali. Op weg naar Indië deed hij hierbij voor de laatste keer in zijn leven Italië deze keer Genua aan. Hij logeerde op Sumatra onder meer bij gouverneur L.C. Westenenk. In deze tijd, in 1921, werd hij gefotografeerd door de toen wereldberoemde portretfotograaf Emil Otto Hoppé. Couperus bezocht tijdens deze reis ook nog China en Japan. In februari werd hij ernstig ziek tijdens zijn tocht door Japan en lag gedurende zeven weken in een Japans ziekenhuis. In oktober 1922 was hij weer terug in Den Haag.

Ter gelegenheid van Couperus' zestigste verjaardag werd er een feestcomité gevormd. Er kwam een receptie en Louis Couperus kreeg ongeveer 12.000 gulden aangeboden. Het geld was door meer dan 500 personen en instellingen bijeengebracht voor de bouw van het huis in De Steeg waar hij zijn intrek zou nemen. Couperus' verjaardag werd groots gevierd in Den Haag, waarbij Lodewijk van Deyssel een toespraak hield en Couperus alsnog werd benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Begin juni 1923 trok het echtpaar Couperus in het huis, genaamd 't Sunneke, in De Steeg. Slechts zes weken later overleed de schrijver aldaar. Heden ten dage herinnert een bordje op de plek waar 't Sunneke heeft gestaan nog aan Couperus.

Couperus overleed mogelijk aan een soort tuberculeuze bloedvergiftiging of een longvliesontsteking met een bloedvergiftiging. Op 19 juli vond de crematie op Westerveld plaats. Zijn as werd later overgebracht naar Oud Eik en Duinen.

Reeds tijdens zijn leven genoot Couperus niet alleen in het Nederlandse taalgebied, maar ook daarbuiten een zekere reputatie. Zijn werk werd veelvuldig vertaald, in Duitsland met name door Else Otten, in Engeland vooral door Alexander Teixeira de Mattos en later in Italië door Giacomo Prampolini.

Tegen het einde van zijn leven was Louis Couperus dan wel een beroemd schrijver, maar zijn boeken verkochten slecht. De waardering voor Couperus' werk begon al tijdens zijn leven terug te lopen. Na zijn dood leek Couperus enige tijd in de vergetelheid te raken. Sommige eerste drukken waren tot in de jaren 40 nog uit voorraad leverbaar. Bij zijn honderdste geboortedag in 1963 was echter een opleving onmiskenbaar. Met name voor zijn romans was er steeds weer opnieuw belangstelling. Het verschijnen van een aantal biografieën, waaronder met name die van Frédéric Bastet uit 1987 en bewerkingen van zijn boeken voor toneel, film en televisie hebben daar zeker aan bijgedragen.

In de laatste decennia van de 20e eeuw verscheen het werk van Couperus in een vijftigdelige wetenschappelijke editie, en aan de schrijver en zijn werk werden tal van artikelen en boeken gewijd. In 1993 werd het Louis Couperus Genootschap opgericht om liefhebbers van zijn werk bijeen te brengen en wetenschappelijk onderzoek naar het leven en het oeuvre van de auteur te stimuleren. Het Louis Couperus Genootschap riep het jaar 2013 uit tot Louis Couperus Jubileumjaar. De 150ste geboortedag op 10 juni 2013 was aanleiding om Louis Couperus (opnieuw) onder de aandacht van de lezer te brengen.

Louis Couperus behoorde tot de Nederlandse patriciaatsfamilie Couperus. Dit was van oorsprong een Fries geslacht van kuipers, wier familienaam later gelatiniseerd werd. In dezelfde familie kwamen verschillende predikanten voor. Vroeger werd gedacht dat de familie afstamde van de Schotse familie Cowper, maar deze hypothese werd in 1962 ontkracht.

In deze families werd vrij veel onderling getrouwd. Ook Louis Couperus trouwde met zijn eigen achternicht Elisabeth Baud. Haar beide grootmoeders waren zussen van Couperus' vader.

...

[bron: wikipedia]
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
Zoekertjesnummer: m2154792550170sinds 5 sep. '24, 15:56