Het boek der herinneringen|Péter Nádas 9060129563

€ 21,00
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 4,94
180sinds 12 jul. '24, 17:36
Deel via
of

Kenmerken

ConditieZo goed als nieuw
HerkomstWereld overig
Jaar (oorspr.)1994
AuteurZie beschrijving

Beschrijving

||boek: Het boek der herinneringen|Roman|Van Gennep

||door: Péter Nádas

||taal: nl
||jaar: 1994
||druk: 4e druk
||pag.: 839p
||opm.: paperback|zo goed als nieuw

||isbn: 90-6012-956-3
||code: 1:000363

--- Over het boek (foto 1): Het boek der herinneringen ---

Eeneens in de zoveel jaar verschijnt er een boek dat enig is in zijn soort en nooit meer uit het geheugen verdwijnt. Zoals het marytyrium van Canetti, de tijgerkat van Lampedusa of Onder de vulkaan van Lowry. Of (literair meer verwant met Nádas) zoals de grote werken van Proust, Musil en Mann. Een dergelijk boek is Het boek der herinneringen van Peter Nádas. Een liefdesroman over een tijdperk (maar dan in drievoud), een psychologische roman, een essayistische roman: Het boek der herinneringen is het allemaal.

[bron: https--www.bol.com]

This extraordinary magnum opus seems at first to be a confessional autobiographical novel in the grand manner, claiming and extending the legacy of Proust and Mann. But it is more: Peter Nadas has given us a superb contemporary psychological novel that comes to terms with the ghosts, corpses, and repressed nightmares of Europe's recent past. "A Book of Memories" is made up of three first-person narratives: the first that of a young Hungarian writer and his fated love for a German poet; we also learn of the narrator's adolescence in Budapest, when he experiences the downfall of his once-upper-class but now pro-Communist family and of his beloved but repudiated father, a state prosecutor who commits suicide after the 1956 uprising. A second memoir, alternating with the first, is a novel the narrator is composing about a refined Belle Epoque aesthete, whose anti-bourgeois transgressions seem like emotionally overcharged versions of the narrator's own experiences. A third voice is that of a childhood friend who, after the narrator's return to his homeland, offers an apparently more objective account of their friendship. Together these brilliantly colored lives are integrated in a powerful work of tragic intensity.

[source: https--www.goodreads.com]

[1994-01-06]

Nádas' roman is een krachttoer van het geheugen en van de verbeelding. De herinnering op gang brengen is een ding, maar er een zo rijk en gecompliceerd netwerk van verhalen en overwegingen mee tot stand brengen is iets anders. Wekenlang, want het is een boek dat veel tijd vergt en geen enkele concessie doet aan lezers die de tijd niet nemen, - wekenlang heb ik ermee geleefd en heeft het mij gefascineerd door zijn uitgebreidheid. Het lijkt wel of Nádas, die tien jaar over zijn roman heeft gedaan, in zijn pen een vergrootglas heeft zitten, waarmee hij de verleden tijd tot in details van details kan beschouwen.

Veel meer dan zijn vier jaar geleden in vertaling verschenen 'Einde van een familieroman' is dit reusachtige boek analytisch ingesteld. Het betekent niet dat er geen verhalen in verteld worden, daaraan is geen gebrek, maar meestal zijn ze zo verteld dat er tegelijk in beschouwelijke zin veel aan kan worden vastgeknoopt. Als er een kus wordt gegeven, kan dat bladzijden lang duren, de kus wordt als het ware opgerekt, de film wordt heel langzaam afgedraaid, de emotionele en fysieke sensaties zullen in al hun verfijning onder woorden moeten worden gebracht en tijdens de weg die dan wordt afgelegd kunnen er nog heel wat zijwegen opdoemen, die voor een verdere vertraging en voor een tijdelijke aftakking van het verhaal van de kus zorgen.

Ergens noemt Nádas zijn roman een 'ontwikkelingsroman'. Het gaat inderdaad om de 'opvoeding' van een naamloze ik-figuur, die we tot op zekere hoogte wel met de schrijver mogen vereenzelvigen. Hoewel het in de roman wemelt van de relaties, vooral driehoeks-, is zijn kortstondige, maar bijzonder heftige verhouding met een Oostduitse dichter in Oost-Berlijn in de jaren zeventig het centrum van de roman. Als de dichter naar het Westen vlucht en daardoor een eind aan hun liefde maakt, reist de schrijver naar Heiligendamm, aan de Oostzee. Daar situeert hij vervolgens een nevenfiguur van zichzelf, een op Thomas Mann geïnspireerde schrijver aan het eind van de vorige eeuw. Diens belevenissen worden in een archaïserende stijl beschreven. Vanuit Heiligendamm keert de schrijver terug naar Boedapest, waar hij dit boek gaat schrijven. Daarin is dan nog het derde, naar mijn smaak weergaloze, niveau ingebracht van de jeugdherinneringen aan de jaren vijftig in Boedapest, het ouderlijk milieu, de schooltijd, de vriendjes en vriendinnetjes, de invloed van de dictatuur, en ook die van de opstand in '56.

Aan deze drie niveaus in de tijd wordt ruim honderd bladzijden voor het eind nog een vierde toegevoegd, als namelijk een jeugdvriend van de schrijver aan het woord komt. Hij blijkt het manuscript van het boek te bezitten en wil het, nu de schrijver al drie jaar dood is (overreden door drie motorrijders, toen hij aan de oever van de Donau lag te zonnen), uitgeven, maar niet zonder er zijn eigen visie op de gebeurtenissen aan toegevoegd te hebben.

De kiemcel van 'Het boek der herinneringen' is de Oostberlijnse liefde. De twee vrienden sloten zich weken van de wereld af om maar zo ver en diep mogelijk in elkaars werelden te kunnen doordringen: "doordat we onafgebroken en onvermoeibaar met elkaar spraken, niet in de laatste plaats in de hoop elkaar met onze chaotische verhalen in elkaars leven te betrekken, dat leven met elkaar te delen, zoals we ook het lichaam met elkaar deelden, was het alsof we ons met die verhalen tegen onze kwetsbaarheid en afhankelijkheid beschermden, we hadden het immers over dat eigenaardige verleden, toen we nog onafhankelijk en vrij waren! tegelijkertijd echter hechtten we instinctief niet al te veel betekenis aan elkaars verhalen, niet wegens gebrek aan belangstelling, maar omdat we elkaar zoveel wilden vertellen, alles, niet slechts een gedeelte, maar het geheel, alles wat er elke seconde van ons leven was gebeurd, wat natuurlijk een onmogelijkheid is, een belachelijke wens; we gingen geheel op in elkaars verhalen; eigenlijk zou ik niet eens kunnen zeggen waarover we het toen allemaal gehad hebben, ik kan me onze gesprekken niet erg goed herinneren, het enige wat ik erover kan meedelen is dat ik de meeste feiten waarover deze verhalen handelden al kende, maar doordat elk verhaal wel honderd te expliceren details, dus nieuwe verhalen, opleverde, raakten we nooit uitverteld, hoewel we daar hardnekkig naar streefden in de hoop erachter te komen waarom we van elkaar hielden".

De passage over het vertellen gaat nog een hele tijd door, maar het is uit dit gedeelte wel duidelijk op te maken dat de roman een schriftelijk vervolg is op dit mondeling herinneren, waarbij de Oostberlijnse tijd en het verbeelde fin-de-siecle van schrijver Thomas nu ook zijn inbegrepen. 'Het boek der herinneringen' maakt de staat op van een leven, het wil "het raderwerk der gevoelens", de "verbanden tussen mijn persoonlijke belevenissen" blootleggen.

Een belangrijke kwestie in dit boek is, hoe kan het ook anders, de verhouding van de hoofdfiguur tot zijn omgeving, tot zijn ouders en grootouders, jongens en meisjes in zijn jeugd en, later, tot zijn vriend de dichter en nog enkele anderen in Oost-Berlijn. In het algemeen wil de hoofdfiguur zich graag verdubbelen, inleven in een ander, of die nu van het vrouwelijk of het mannelijk geslacht is. Uiterst sensibel is hij ten aanzien van de afweging van zijn eigen positie in een net van verstandhoudingen. Zijn ambivalentie komt goed tot uitdrukking in de vele driehoeksverhoudingen, van allerlei aard, die in het boek een rol spelen.

Zinnelijker boek dan dit is moeilijk denkbaar. Alles wordt omspeeld, aangeraakt, verlegd, langdurig betuurd, alles blijft in beweging, het einde van een zin wordt uitgesteld, de afronding van een verhaal vindt nooit abrupt, maar altijd na verloop van tijd en na veel interrupties plaats. Het ritme van de zinnen, de melodie van het schrijvend denken en herinneren, is ook in de (het moet wel) sublieme vertaling van Henry Kammer volledig in zijn zinnelijkheid bewaard gebleven. Lichamelijk zijn de ontmoetingen die in de jeugd plaatsvinden evenzeer als die op latere leeftijd. Er hoeft geen daadwerkelijk fysiek contact te zijn, om toch een lichamelijke gewaarwording te veroorzaken. Ook kijken, vaak het voyeuristische, levert dat op.

Zo is er de grandioze scene waarin de jongen de slaapkamer van zijn zieke moeder binnenkomt en daar voor het bed geknield, zijn handen in haar handen, een man aantreft. Hoe dat beschreven wordt, en hoe daar later de vader en de grootmoeder nog bijkomen, en hoe er zich een ingehouden woedeuitbarsting ontwikkelt en hoe er twijfel rijst bij de jongen over de vraag of zijn vader wel zijn echte vader is en of zijn vader niet deze man aan moeders bed is, die net is teruggekeerd uit de gevangenis, waar hij door toedoen van zijn vader in was terechtgekomen!

Of neem de scene van de jongen Kalman, die alleen is op de boederij en een zeug moet helpen bevallen, een uiterst moeilijk karwei, want de big ligt verkeerd en wil er maar niet uitkomen. De jeugdige schrijver kijkt ernaar en neemt het tafereel in al zijn lichamelijkheid tot in finesses in zich op. Dezelfde Kalman zal jaren later, bij de Hongaarse opstand, doodgeschoten worden onder het oog van de schrijver.

Als hij die episode vertelt, komt vanzelfsprekend het politieke klimaat ter sprake en de verhouding die er bestaat tussen het algemene en het persoonlijke. Eigenlijk belichaamde de vader dit probleem al, want als geharde communist, en officier van justitie, stond de vader voor alles waar de zoon tegen gekant was. Het blijkt ook dat de zoon de situatie tijdens de opstand ook in dit licht beziet. Hij nam deel aan de demonstraties, zijn schoolspullen had hij bij zich en ze belemmerden hem in zijn bewegingsvrijheid: "het scheen welhaast onmogelijk een relaas te houden over zaken als de tegen mijn been schurende tekenplank, de voortdurend wegglippende liniaal en mijn volgepropte schooltas en toch hadden deze onnozele zaken aan mijn persoonlijke revolutie bijgedragen, want ze hadden me door hun onhandelbaarheid en gewicht gedwongen een vraag te beantwoorden, een vraag die oppervlakkig beschouwd onbelangrijk of zelfs triviaal scheen: of het een blonde gymnasiast zou lukken weg te komen uit een massa van anderhalf miljoen mensen of dat hij erdoor opgeslokt zou worden; grof gezegd betekende die vraag het volgende voor me: ben je in staat je vader te verloochenen en acht je dat gerechtvaardigd? dit was geen spitsvondig geredeneer, maar een vraag die iedereen zich op die dinsdag in oktober op de een of andere manier moest stellen."

Peter Nádas heeft een boek geschreven van een dusdanige omvang en een dusdanige complexiteit, dat er alleen maar aanduidenderwijs en fragmentarisch over te schrijven valt. Een keer lezen is als het goede literatuur betreft toch al nooit voldoende, in dit geval is het absoluut niet toereikend voor een goed overzicht van het geheel en hoe dat is samengesteld. Imposant is het boek intussen met gemak. Het is het beste dat ik in jaren heb gelezen en ik kan niet anders geloven dan dat het een meesterwerk is, niet uit de Hongaarse literatuur, maar uit die van de hele wereld.

T. VAN DEEL [bron: https--www.trouw.nl/nieuws/peter-nadas-het-boek-der-herinneringen-met-een-vergrootglas-in-zijn-pen~be6d1866/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F]

--- Over (foto 2): Péter Nádas ---

Péter Nádas (Boedapest, 14 oktober 1942) is een Hongaars schrijver.

Nádas doorstond als kind de Slag om Boedapest. Hoewel zijn ouders communisten waren werd hij gereformeerd gedoopt. Toen hij 13 was overleed zijn moeder en op zijn 16e pleegde zijn vader zelfmoord. Hij studeerde enkele jaren scheikunde en werkte vervolgens geruime tijd als journalist en reportagefotograaf. Nádas leeft sinds 1984 met zijn vrouw in het kleine West-Hongaarse dorpje Gombosszeg. Vanaf de jaren zeventig verblijft hij met regelmaat ook in Berlijn.

Vanaf 1965 legde Nádas zich toe op het schrijverschap. Hij debuteerde in 1967 met zijn eerste verhalenbundel. Zijn literaire naam werd tien jaar later gevestigd met zijn (ook in het Nederlands vertaalde) roman Einde van een familieroman.

Wereldfaam verwierf Nádas met zijn even monumentale als complexe roman Het boek der herinneringen (1986). In dit 1300 pagina's tellende boek beschrijft een Hongaars auteur als naamloze ik-figuur zijn verblijf in het Oost-Berlijn van de jaren zeventig. Wanneer een vriend als verstekeling in een doodskist naar het Westen vlucht, vertrekt hij naar de badplaats Heiligendamm. Twee andere ik-figuren splitsen zich nu van hem af: de ene is een Duits schrijver uit het begin van de twintigste eeuw die grote gelijkenis vertoont met Thomas Mann en een homo-erotische affaire heeft met een kamerdienaar. De andere is het jongetje dat hij was tussen 1953 (Stalins dood) en 1956 (de Hongaarse opstand), klem tussen de generaties van zijn familie. Deze laatste herinneringen worden niet chronologisch verteld: ze wisselen elkaar af, verwijzen naar elkaar en vervlechten zich, totdat in het laatste hoofdstuk van het boek een vierde verteller optreedt die verslag doet van het gewelddadige einde van de ik-figuur.

Het boek der herinneringen werd met name in Duitsland door de kritiek ontvangen als een der grote meesterwerken uit de wereldliteratuur van de twintigste eeuw, vergeleken zelfs met literaire grootheden als Marcel Proust, Robert Musil en Thomas Mann. Ook in Nederland kende de roman, niettegenstaande zijn omvang en complexiteit, meerdere drukken in diverse uitgaven. Ook de twee essays die Nádas schreef over het schrijven van zijn magnum opus verschenen onder de titel Terugkeer in Nederlandse vertaling. In die essays schrijft hij onder andere: "Het was mijn bedoeling mijn herinneringen op te schrijven, parallelle herinneringen van verscheidene personen uit verschillende tijdsperiodes. Zoiets als de levensbeschrijvingen van Plutarchus. Al deze personen kon ik zelf zijn, terwijl ik ze toch niet was".

Van Nádas werden ook nog in het Nederlands vertaald Einde van een familieroman (1988), De eigen dood (over een bijna-dood-ervaring na een hartinfarct, 1993), De levensloper (1995), Liefde (vertelling, 1996), Minotaurus (verhalen, 1997), Een zweem van licht (1999) en De prachtige geschiedenis van de fotografie (2001).

Nádas wordt gerekend tot een der grootste Hongaarse schrijvers van de naoorlogse generatie, samen met onder andere György Konrád en Imre Kertész. Zijn werk werd meermaals onderscheiden, onder meer met de Oostenrijkse Staatsprijs voor Literatuur (1991), de Kossuth-prijs (1992) en de Franz Kafka Literatuurprijs (2003).

In 2011 werd hij genomineerd voor de Nobelprijs van de Literatuur maar die werd toen toegekend aan de Zweedse dichter Tomas Tranströmer.

Bibliografie (in Hongaars)

1967 A biblia
1969 Kulcskereso játék
1977 Takarítás
1977 Egy családregény vége
1979 Leírás
1979 Találkozás
1980 Temetés
1982 Színtér
1983 Nézotér
1986 Emlékiratok könyve
1988 Játéktér
1988 A Biblia és más régi történetek
1989 Évkönyv
1991 Az égi és a földi szerelemrol
1992 Talált cetli és más elegyes írások
1992 Párbeszéd - négy nap ezerkilencszáznyolcvankilencben
1995 Esszék
1995 Vonulás
1996 Drámák
1997 Minotaurus
1998 Emlékiratok könyve
1999 Egy családregény vége
1999 Kritikák
2001 Vonulás
2004 Saját halál
2005 Párhuzamos történetek 1-3
- A néma tartomány
- Az éjszaka legmélyén
- A szabadság lélegzete
2010 Szirénének

[bron: wikipedia]

Hungarian novelist, essayist, and dramatist, a major central European literary figure. Nádas made his international breakthrough with the monumental novel A Book of Memories (1986), a psychological novel following the tradition of Proust, Thomas Mann, and magic realism.

Péter Nádas was born in Budapest, as the son of a high-ranking party functionary. Nádas's grandfather, Moritz Grünfeld, changed his name into Hungarian, which was considered a scandal in the family. Nádas's youth was shadowed by the loss of his parents. Nádas's mother died of cancer when he was young and his father committed suicide. At the age of 16 his uncle gave him a camera, and after dropping out of school Nádas turned to photojournalism. During the late 1960s and early 1970s, he worked as an editor, reader, and drama consultant. After the Soviet-led invasion of Czechoslovakia in 1968, Nádas quit his job as a journalist and devoted himself to literature. "I resigned, walked out, and turned my back on the system to save my soul," he later said.

[source: https--www.goodreads.com]

Péter Nádas, Hungarian form Nádas Péter, (born October 14, 1942, Budapest, Hungary), Hungarian author, essayist, and playwright known for his detailed surrealist tales and prose-poems that often blended points of view or points in time.

Nádas grew up in communist Budapest. His mother died when he was a child, and his father committed suicide outside the family home in 1958; thereafter he was raised by his grandparents. He left high school before graduating and turned to studying photography and taking photographs for a Budapest magazine in the early 1960s. He earned a diploma from a journalism school in 1963 and subsequently worked as a magazine photographer and a journalist. In 1965 Nádas had his first short story published in a literary magazine, and his first novella, A Biblia ("The Bible"), based on his childhood experiences, was published in 1967. Two years later he published a collection of short stories, Kulcskereso játék ("The key-finding game"), also rooted in his childhood. In 1972 he completed his first novel, Egy családregény vége (The End of a Family Story) - told from the point of view of a young boy growing up in a communist society - though, because of censorship issues, the book was not published until five years later. Soon after the novel's completion, Nádas traveled to East Berlin on a theatre scholarship. While there, in 1973 he began writing what is arguably his most famous novel, Emlékiratok könyve (A Book of Memories), a massive Proustian work of intertwining narratives centring on an expatriate Hungarian living in East Berlin in the 1970s. The book, which took him over a decade to write, was not approved by Hungarian censors for publication until 1986.

Nádas began writing plays in the late 1970s, and from 1980 to 1981 he served as a dramaturge at a theatre in northwestern Hungary. Critics were divided about his plays, which were considered minimalist. Three of his one-act plays were collected in Színtér (1982; "Stage").

In the late 1980s Nádas published several collections of essays, including Évkönyv: ezerkilencszáznyolcvanhét, ezerkilencszáznyolcvannyolc (1989; "Yearbook: Nineteen Eighty-seven, Nineteen Eighty-eight"), a collection of 10 essays assigned to months from February 1987 to March 1988. The essay topics ranged widely from love to death to politics and were illustrated with Nádas's own photographs. He followed up with Az égi és a földi szerelemrol (1991; "On Divine and Earthly Love"), a book-length essay about love in contexts ranging from ancient mythology to the present day, and Párbeszéd: négy nap ezerkilencszáznyolcvankilencben (1992; "Dialogue: Four Days in Nineteen Eighty-nine"), a transcript of a conversation with a Swedish journalist friend about the differences between eastern and western Europe that had come about because of the Iron Curtain. He continued to publish essays and short stories throughout the 1990s and into the 21st century.

After decades of concentrating on shorter works, he released a three-volume novel, Párhuzamos történetek (2005; Parallel Stories), formidable in its length - over 1,000 pages both in the original Hungarian and the English translation - and its variety of content. The scattered narrative, focusing seemingly randomly on events and experiences since the World War II era, intersperses surrealistic visions and graphic sexuality. In 2010 Nádas returned to theatrical work with Szirénének ("Siren Song"), part of a project for which European authors of various backgrounds were assigned parts of Homer's Odyssey to adapt for the stage.

Nádas received several awards for his work, including the Order of Merit of the Hungarian Republic in 2007. He became a member of the Széchenyi Academy of Letters and Arts in 1993 and of the Berlin Akademie der Künste in 2006.

[source: https--www.britannica.com]

Nádas Péter werd geboren in een joods huisgezin in Budapest, als zoon van Nádas László, een hoogstaand partijfunctionaris, en Tauberzoon Klára. Zijn grootvader, Moritz Grünfeld, veranderde zijn naam naar het Hongaars, wat in de familie als een schandaal beschouwd werd.

Na de overname van de Hongaarse nazi's, de Pijlkruisers, op het einde van WO II op 15 oktober 1944, ontsnapte Klára Tauber met haar zoon naar Backa en Novi Sad, maar keerde terug naar de hoofdstad juist voor de belegering van Budapest. Nádas Péter overleefde de belegering samen met zijn moeder in de flat van zijn oom, de journalist Aranyossi Pál.

Nádas' ouders namen in het begin van de jaren vijftig actief deel aan de communistische macht. Nádas' moeder stierf in 1955, toen hij 13 jaar oud was, en zijn vader pleegde drie jaar later zelfmoord nadat hij voor de rechtbank vrijgesproken was op onterechte beschuldigingen van verduisteringen. Nádas Péter brak zijn studie aan een middelbare technische school in 1958 af en ging naar een lagere technische school om fotograaf te worden. Van 1961 tot 1963 was hij persfotograaf bij het vrouwentijdschrift 'Nok Lapja'. Daarnaast studeerde hij twee jaar lang journalistiek. Tussen 1963 en 1965 was hij in militaire dienst in Budapest. Tussen 1965 en 1967 studeerde hij, in het kader van een avondopleiding, filosofie aan de universiteit. Tussen 1965 en 1969 was hij medewerker bij de regionale krant Pest Megyei 'Hírlap'. In 1969 werd hij beroepsschrijver.

In 1990 trouwde hij met Salamon Magda (met wie hij sinds 1962 samenleefde). In 1984 verhuisden ze naar een klein dorpje in het westen van Hongarije, Gombosszeg, waar ze sindsdien wonen, al heeft hij ook een verblijf in het Kasteeldistrict Buda.

In 1962 schreef hij het verhaal 'A Biblia' en vanaf 1965 volgen de publicaties elkaar regelmatig op. In 1972 voltooide hij zijn roman 'Egy családregény vége', die evenwel werd gecensureerd en pas in 1977 mocht verschijnen. In september 1972 ging hij met een beurs voor drie maanden naar Oost-Berlijn en de DDR. In de herfst van 1973 en 1974 ging hij terug naar Berlijn en volgde hij cursussen aan de Humboldt Universiteit over de geschiedenis van de eeuwwisseling. Vanaf de zomer van 1973 werkte hij aan de eerste versie van zijn roman 'Emlékiratok könyve'. Van 1974 tot 1979 was hij medewerker van het pedagogische tijdschrift 'Gyermekünk'. In 1980 en 1981 werkte hij in de Kisfaludy Schouwburg in Gyor als lector. Tussen januari 1981 en februari 1982 ging hij met een DAAD-beurs naar West-Berlijn waar hij aan een roman werkte. In 1989 en 1990 was hij medewerker van het tijdschrift 'Magyar napló'. In april 1989 voerde hij met zijn Zweedse vriend Richard Swartz vier dagen lang een gesprek: ze namen het op band op en bewerkten het tot hun boek 'Párbeszéd'. In de jaren negentig reisde hij regelmatig naar Duitsland. Hij hielp er Hildegard Groschéval die zijn boek 'Emlékiratok könyv' in het Duits vertaalde en hield er ook enkele lezingen.

Al met zijn eerste verhaal, dat hij op twintigjarige leeftijd schreef, protesteerde hij tegen de ideologie die voorschreef dat schrijver en regime samen moeten werken. Een belangrijk thema van Nádas zijn de kinderjaren. Als reden geeft hij op dat hij daardoor 'de mens op zich', vrij van maatschappelijke normen, kan onderzoeken. Als denker en als schrijver plaatste hij kanttekeningen bij de totalitaire communistische ideologie.1968 was voor hem een belangrijk jaar: de studentendemonstraties in Frankrijk en de Praagse Lente hadden een grote invloed op hem. In 1969 trad hij in een open brief op tegen de beperkende maatregelen van de cultuurpolitiek. Vanaf dat moment mocht hij acht jaar lang niet meer publiceren. Vanaf 1980 is hij een van de meest bekende Hongaarse schrijvers, zijn werken worden regelmatig vertaald en vertolkt.

Door zijn autonome geest, zijn talrijke intellectuele contacten met West-Europa en zijn openlijke politieke stellingname nam hij actief deel aan de politieke ommezwaai. In de uitgebreide secundaire literatuur die over Nádas' werk bestaat, wordt zijn werk als een belangrijk deel van de Europese culturele identiteit beschouwd. Eén van de belangrijkste kenmerken van Péter Nádas' werk is dat hij - accepterend dat feiten meer dan één betekenis hebben ("Iedere zekerheid wordt vanuit een ander gezichtspunt onzeker.") - met grote psychologische en intellectuele gevoeligheid zoekt naar de mogelijkheden voor een volledig en zinvol leven. Hij beschrijft feiten vanuit meerdere perspectieven en zijn beschrijvingen zijn altijd diepgaand. Zijn stijl maakt indruk door de lyrische en filosofische sterkte van de complexe zinnen.

De vroege novellen van Nádas kunnen als politieke aanklachten tegen het systeem beschouwd worden. Het is daarbij opvallend dat hij op een hoogst persoonlijke manier wil protesteren. Midden jaren zestig schreef hij de korte roman 'A Biblia' die nog als traditioneel geïnterpreteerd kan worden. In deze roman is al zijn literaire talent te zien, dat vooral merkbaar was in de gevoeligheid van zijn rijke psychologische en sociologische analyses.

De korte roman 'Egy családregény vége' schreef hij aan het begin van de jaren zeventig. Ze mocht echter lang niet gepubliceerd worden omdat de officiële literatuurpolitiek de roman als politiek incorrect bestempelde. Het werd ook niet geaccepteerd dat de roman meerdere interpretatiemogelijkheden bood. In dit werk maakte Nádas een synthese van meerdere epische lagen, van sprookjes, anekdotes en mythes. De hoofdfiguur is een kind dat Péter Simon heet. Hij is de ik-persoon in het verhaal. Het kind vertegenwoordigt de nieuwe generatie die moet ontdekken dat de wereld veel te gecompliceerd is geworden en dat alles wat in deze wereld nog door deze jonge generatie begrepen kan worden, onbruikbaar is. Noch de moraal van de grootvader en zijn schijnbaar traditionele levenswijze, gebaseerd op de tweeduizend jaar oude joodse geschiedenis, noch het immorele leven van de vader die alles ondergeschikt maakt aan zijn carrière, zijn voor hem aanvaardbaar. De hoofdfiguur moet echter uit het paradijs naar een internaat met een hard gemeenschapsleven waarin de moraal geen rol speelt.

Het boek der herinneringen, De Levensloper, Liefde, De prachtige geschiedenis van de fotografie, Een Zweem van Licht.

Een opmerkelijk boek van Péter Nádas, die talrijke novellen, romans, essays en drama's heeft geschreven, is de grote roman 'Emlékiratok könyve'. Dit boek bevat drie memoires. Eén van de drie gedeeltes is een zogenaamde roman-in-de-roman. De drie memoires zijn ook voorbeelden van drie soorten taalgebruik. In één deel gebruikt hij twee perspectieven: die van een kind en die van een volwassene twintig jaar later. De handelingen spelen zich af in drie verschillende tijden: tussen 1953 en 1956 in Budapest, rond de eeuwwisseling en in de jaren zeventig in Berlijn en aan de Noordzeekust. De drie memoires zijn plastische beschrijvingen van het twintigste-eeuwse Oost-Europese leven. De gebeurtenissen, die zich met variaties herhalen, schetsen de tragische geschiedenis van de regio. De drie vertellers van de memoires denken dat het zuivere leven van de mens hopeloos en onmogelijk is. Uit de drie verhalen ontstaat eigenlijk hetzelfde beeld: de tragiek van de mens in de twintigste eeuw die naar de zin van het leven zoekt. De memoires zijn te beschouwen als zelfanalyses van dezelfde persoon en weerspiegelen de wereldbeschouwing van de schrijver zelf. Nádas is van mening dat hij door het hanteren van meervoudige perspectieven de werkelijkheid grondig kan onderzoeken.

Drie van zijn toneelstukken - 'Takarítás', 'Találkozás' en 'Temetés' - hebben het Hongaarse drama veranderd omdat ze het absurdistisch theater invoerden. Deze stukken laten verschillende mentale toestanden en gevoelens zien: angst, hopeloosheid, beklemming, de onmogelijkheid van menselijke contacten en de zinloosheid van de gezichtsloze wereld. De drie drama's zijn een 'rite de passage', een reeks inwijdingsrituelen die uit negatieve proeven bestaan.

In het uitgebreide essayistische werk van Péter Nádas zijn twee belangrijke thema's: de politiek en de liefde, d.w.z. de complexiteit van menselijke relaties.

Werken verschenen in het Nederlands:

  • Einde van een familieroman (Originele titel: Egy családregény vége) - Amsterdam, Van Gennep, 1989.
  • Het boek der herinneringen (Originele titel: Emlékiratok könyve) - Amsterdam, Van Gennep, 1993, 2e druk 2004.
  • Terugkeer. Over het schrijven van "Het boek der herinneringen" (Originele titel: Hazatérés ) - Amsterdam, Van Gennep, 1993.
  • De levensloper. Boek over een jaar (Originele titel: Évkönyv) - Amsterdam, Van Gennep, 1997.
  • Liefde (Originele titel: Szerelem) - Amsterdam, Van Gennep, 1997.
  • De prachtige geschiedenis van de fotografie: een filmnovelle (Originele titel: A fotográfia szép története) - Amsterdam, Van Gennep, 1999.
  • Een zweem van licht (Originele titel: Valamennyi fény) - Amsterdam, Van Gennep, 1999.
  • Minotaurus. Verhalen, Selectie uit Minotaurus (Originele titel: Novellák) - Amsterdam, Van Gennep, 2004.
  • De eigen dood - Amsterdam, Van Gennep, 2004.

Awards

Hij ontving verscheidene prijze, waaronder:

  • 1989 Prize for Hungarian Art, Hungary.
  • 1991 Austrian State Prize for European Literature, Austria.
  • 1992 Kossuth Prize, Hungary.
  • 1995 Leipzig Book Award for European Understanding (Leipziger Buchpreis zur Europäischen Verständigung), Germany.
  • 1998 Vilenica International Prize for Literature, Slovenia.
  • 1998 Prix du Meilleur Livre Étranger (Prize for the Best Foreign Book), France.
  • 2003 Franz Kafka Prize, Czech Republic.
  • 2014 Würth-Preis für Europäische Literatur, Germany.

Als FOTOGRAAF

Is Nádas Péter vooral bekend van zijn romans, verhalen en theaterstukken, dan is hij ook actief als fotograaf. Lang voordat hij zijn eerste literaire werk publiceerde werd hij opgeleid als fotograaf en doorliep hij de School van Journalistiek. Deze achtergrond is navoelbaar in zijn boeken. In zijn romans en verhalen komen tal van uiterst zorgvuldig beschreven beelden voor, die op de lezer inwerken als een fotografische opname. Omgekeerd bezitten zijn foto's ook grote vertellende kwaliteiten.

In 1999 verscheen 'Een zweem van licht', een boek waarin Nádas zijn fotografisch oeuvre van de afgelopen veertig jaar lardeert met minutieus geschreven autobiografische bespiegelingen. Nádas heeft een bijzonder gevoel met betrekking tot de fotografische traditie van zijn land. Een land dat vele fotografen zag vertrekken naar ondermeer Duitsland, Frankrijk en de VS. Sommigen werden daar wereldberoemd. Velen bleven achter in Hongarije en zijn minder bekend in het Westen, wat onterecht blijkt te zijn.
Door middel van zelfgekozen thema's en motieven, creëerde Nádas een indringend overzicht van beelden die uitdrukken wat fotografie zoal vermag: verlies, verlangen, liefde en dood, maar ook terloopsheid, plezier en regelrecht vormgenot. Péter Nádas' eigenzinnige visie mag poëtisch en prikkelend wezen, maar is van belang in het leren waarderen en doorgronden van de fotografie in het algemeen en die van Hongarije in het bijzonder.

Henri DE MAN [bron: http--www.labdarugo.be/Nadas.htm]
Zoekertjesnummer: m2135913409