Pieter Daens|Louis Paul Boon Aalbrecht

€ 4,50
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 4,94
220sinds 10 jul. '24, 17:15
Deel via
of

Kenmerken

ConditieZo goed als nieuw
HerkomstBelgië
Jaar (oorspr.)2003
AuteurZie beschrijving

Beschrijving

||boek: Pieter Daens||Bibliotheek Het Laatste Nieuws [02-35]

||door: Louis Paul Boon Aalbrecht

||taal: nl
||jaar: 2003
||druk: ?
||pag.: 623p
||opm.: hardcover|zo goed als nieuw|mét flap

||isbn: N/A
||code: 1:000524

--- Over het boek (foto 1): Pieter Daens ---

Een formidabel boek over de strijd van de arbeiders in het Vlaamse stadje Aalst tegen sociale en politieke misstanden. Hoofdpersoon is de schrijver/uitgever Pieter Daens die samen met zijn broer, de priester Adolf Daens, in 1893 de Christenvolkspartij oprichtte. Omdat de gebroeders Daens de Pauselijke encycliek "Rerum Novarum" socialistisch interpreteerden, stootten ze de behoudend katholieke machthebbers voor het hoofd, die dan ook niets hebben nagelaten om hen en hun aanhangers te breken. Door de levendige verteltrant en de eigentijdse benadering zal de lezer dit werk geboeid uitlezen. Boon ontving voor dit boek de Multatuliprijs in 1972. Het boek is ook verfilmd. Het omslag toont een scène uit de film.

[bron: https--www.deslegte.com]

Pieter Daens (volledige titel: Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht. Geïllustreerd met tweeëndertig reprodukties naar tekeningen, foto's en documenten) is een documentaire roman van Louis Paul Boon uit 1971 over de sociale en politieke strijd van de arbeiders in het fabrieksstadje Aalst ten tijde van de broers Adolf en Pieter Daens.

Op het einde van de negentiende eeuw leven de arbeiders in het fabrieksstadje Aalst in mensonwaardige omstandigheden. Ze moeten twaalf uur per dag werken voor een hongerloon, er is kinderarbeid, soms is het werk gevaarlijk en ze wonen in krotten. Uitgever Pieter Daens klaagt deze toestand aan in de dagbladen Het Land van Aalst en het door hemzelf opgerichte De Werkman. Dit leidt tot een afscheuring van de Katholieke Partij met haar behoudsgezinde voorzitter Charles Woeste.

Samen met zijn drie jaar oudere broer, priester Adolf Daens, en de roelanders uit Ninove richt Pieter in 1893 de Christene Volkspartij op. Hun ideologie is geïnspireerd door de encycliek Rerum Novarum van Paus Leo XIII. Dankzij de invoering van de algemeen meervoudige stemplicht voor mannelijke burgers en het aangaan van een tijdelijk kartel met socialisten en vooruitstrevende liberalen raken ze verkozen voor het parlement en de gemeenteraad.

De daaropvolgende jaren vindt een sociale en politieke strijd plaats. Socialisten en daensisten ijveren voor betere arbeidsvoorwaarden en enkelvoudige stemplicht. De socialisten beginnen een coöperatieve bakkerij op het eilandje Chipka, een voorbeeld dat gevolgd wordt door liberalen en katholieken. De eerste vakbonden, ziekenfondsen, pensioenfondsen en werklozenkassen worden opgericht. Er zijn stakingen en betogingen. De Katholieke Partij probeert verkiezingen te manipuleren en Woeste zet stokslagers in om het protest de kop in te drukken.

Adolf Daens, die als een van de eersten Nederlandstalige toespraken houdt in de Kamer van volksvertegenwoordigers, krijgt problemen met bisschop Antoon Stillemans. Deze stelt dat politiek activisme en het priesterambt onverenigbaar zijn. Daens krijgt een verbod om de mis te lezen en om een priestergewaad te dragen. Hij moet zich zelfs gaan verantwoorden in Rome. In 1906 raakt hij niet herverkozen. Een jaar later sterft hij aan een hartkwaal.

Na Adolfs dood blijft Pieter actief in de politiek en als uitgever. Stilaan begint de partij te verzwakken, deels doordat de Katholieke Partij haar christendemocratische ideeën over begint te nemen en een vakbond en een ziekenfonds opricht. Tegen het begin van de Eerste Wereldoorlog gaat een deel van de Christen Volkspartij in de Vlaamse Beweging op; de rest zal zich na de dood van Pieter Daens in 1918 terug bij de hervormde Katholieke Partij aansluiten.

Het verhaal speelt zich af tussen 1885 en 1914, na een inleidend hoofdstuk over de voorafgaande periode. Pieter Daens treedt op als ik-verteller, omdat hij net als Boon zelf een sociaal bewogen dagbladschrijver met gevoel voor humor was.

Het verhaal is volledig gebaseerd op waargebeurde feiten. Veel historische figuren komen erin voor, waaronder bisschop Antoon Stillemans, katholiek partijvoorzitter Charles Woeste, burgemeester Victor Van Wambeke, daensist Hector Plancquaert en de socialisten Alfred Nichels, Edward Anseele en Camille Huysmans.

In het voorwoord schrijft Boon: "Dit boek is de vrucht van een vijf jaar lang doorploegen van dag- en weekbladen, gaande van de jaren 1865 tot en met 1918, en van vele archieven en boeken, op het onderwerp - de sociale en politieke strijd in het fabriekstadje Aalst - betrekking hebbend. Alles bij elkaar werden het zestienhonderd dichtbeschreven vellen, met feiten en jaartallen die geen mens konden interesseren. (...) Tenslotte moet ook nog gezegd, dat hierdoor geen enkel woord fantasie in het hele boek te vinden is." Hij bedankt pater Van Isacker voor zijn boek Het Daensisme, Luc Delaforterie voor zijn boeken Pieter Daens en Priester Daens, en een aantal dagbladen. Ook Pieter Daens zelf bedankt hij voor zijn boek Priester Daens.

Sommige historische personages waren ook al aanwezig in De Kapellekensbaan. Romain Moyersoen heet daarin Achilles Derenancourt, en de socialistische boekhouder Jan Byl heet meneerke Brys.

Behalve ruim zeshonderd bladzijden tekst bevat het boek ook tweeëndertig bladzijden met foto's en tekeningen, bijvoorbeeld karikaturen van Pieter Daens en Victor Van Wambeke en foto's van Adolf Daens, Edward Anseele en groepen (kind-)arbeiders.

W.F. Hermans schreef: "De eenvoud van Boons thema maakt dat hij een der weinig werkelijk grote auteurs is die toegankelijk zijn voor velen."

In 1972 werd het boek bekroond met de Driejaarlijkse staatsprijs voor verhalend proza en de Multatuliprijs. Boon ontving ook de Literaire Prijs van de Stad Aalst en de Achiel van Ackerprijs.
Bewerkingen

In 1992 regisseerde Stijn Coninx de succesvolle film Daens. Aan de historische personages uit de roman werden fictieve personages toegevoegd, zoals Nette Scholiers en Jan de Meeter.

Op 4 oktober 2008 ging de musical Daens in première, een bewerking van de film.

[bron: wikipedia]

Pieter Daens is het verhaal van drie decennia sociale en politieke strijd in Vlaanderen. Tegen het eind van zijn leven kijkt de volkse journalist en parlementariër Pieter Daens terug op de bewogen periode rond de eeuwwisseling (1900). In het nog bijna middeleeuws stadje Aalst is Pieter Daens, zoon van een ambachtsman en een mutsenmaakster, een aankomend dagbladschrijver. Hij heeft al enkele artikels voor een katholiek blad op zijn actief staan. Hij kijkt dan ook erg op naar zijn broer Adolf die bij de jezuïeten geleerdheid opdoet en uiteindelijk priester wordt. Zelf kiest hij voor de literair-journalistieke middenweg tussen het volkse en het intellectuele. Zijn huwelijk op 32-jarige leeftijd met de elf jaar jongere dochter van een welstellende familie bekroont als het ware zijn bescheiden carrière (schrijver/drukker/uitgever). In 1884 winnen de katholieken de landelijke verkiezingen. De sterke man van de katholieken is de Franstalige, ultra conservatieve, Aalsterse leider Charles Woeste. Deze Charles Woeste die elke structurele oplossing van het *sociale probleem van de hand wijst, bezorgt Daens bedenkingen. Daens merkt nu dat de liberalen verstandiger en humaner zijn dan de katholieken. Als in 1891 de encycliek Rerum Novarum verschijnt, zien een aantal vooruitstrevende katholieken, onder wie Adolf en Pieter Daens, daarin de grondslag van een christelijke, zelfs socialistische beweging. Maar de meerderheid interpreteert de boodschap van Leo XIII als een steun aan het christen-democratisch anti-socialisme. In 1893 wordt onder zware druk van stakingen en betogingen het meervoudig stemrecht ingevoerd. De tijd is nu rijp voor de oprichting van de Christen VolksPartij, dat van meet af aan bekend staat als het 'Daensisme'. De nieuwe politieke partij wordt genadeloos bestreden door de katholieken o.l.v. Woeste en de Gentse bisschop Stillemans. Adolf Daens krijgt zelfs het verbod om nog missen op te dragen na zijn pleidooi voor het enkelvoudig kiesrecht. Woeste, gesteund door Leopold II, laat Adolf zelfs berispen door de paus. Het conflict tussen Daens en Woeste bereikt zijn climax wanneer Daens Woeste in de Kamer beticht van omkoperij. Uiteindelijk buigt priester Daens toch voor het katholieke gezag en neemt Pieter het van zijn broer over (zonder succes overigens). Als Adolf weer geen missen meer mag opdragen, besluit hij verbitterd opnieuw in de politiek te gaan. In 1902 komt hij opnieuw in de Kamer als vertegenwoordiger van Brussel, naast De Backer voor Aalst. Als De Backer in 1904 overlijdt, volgt Pieter Daens hem op. In 1906 wordt Adolf niet meer herverkozen. Door de Kerk verstoten en gekweld door een hartziekte sterft hij een jaar later. Maar voor het volk van Aalst is en blijft hij een symbool. De dood van Adolf, de denker van de partij, heeft op het eerste zicht geen negatieve gevolgen voor de partij, maar na verloop van tijd kan zelfs Pieter, die verkozen was met een ongekend aantal stemmen, niet beletten dat zijn partij afschuift naar een rechtsflamingantisme. Dan breekt de oorlog uit en in maart 1918 overlijdt ook Pieter Daens. Het 'Daensisme' was toen in feite al jaren ter ziele gegaan. Een jaar later wordt het algemeen enkelvoudig stemrecht ingevoerd. En nog later wordt Alfred Nichels de eerste socialistische burgemeester van Aalst.

Het sociaal probleem, dat Woeste en diens partijgenoten niet onder ogen willen zien, hield in dat de arbeiders veel te weinig betaald kregen en zodoende naar de armoede afgleden. Vele vrouwen en kinderen moesten mee gaan werken om ervoor te zorgen dat er genoeg eten op tafel kwam. Op het einde stelden de fabrieksbazen zelfs bijna uitsluitend vrouwen en kinderen te werk omdat men deze veel minder moest betalen dan de mannen. Onder de kinderen vielen er dan ook regelmatig slachtoffers meestal te wijten aan ongevallen met machines, maar soms ook gewoon aan uitputting. En dit kon natuurlijk niet voor de broers Daens.

Ruimte

Geografisch: Het verhaal speelt zich net als bijna alle andere werken van L.P. Boon af in Aalst. (Dit is trouwens ook de geboorteplaats van Boon)

Sociaal: Het verhaal speelt zich af in een conservatieve stad, waar ze dus een politieke en sociale strijd aan het voeren zijn (antisocialisme-socialisme) omwille van de vele (sociale) problemen.

In dit verhaal is de ruimte niet enkel symbolisch, het werkt in op de mensen. Door de verloedering van de stad komt er die strijd op politiek en sociaal vlak. En alzo is de ruimte ook determinerend te noemen. Hierbij moet je wel rekening houden dat Boon in al zijn werken (of toch bijna) dezelfde ruimte gebruikte.

Tijd

Het verhaal speelt zich af in Aalst rond de eeuwwisseling (1900). In dit boek bespreekt men de laatste 15 jaren van de negentiende eeuw en de eerste 15 jaren van de twintigste eeuw (zie ook begin samenvatting). Het verhaal spreidt zich over een tijdsperiode van 30 jaar. Het verhaal wordt grotendeels chronologisch verteld. De gebeurtenissen worden dus verteld zoals ze zich voordeden. (Af en toe zijn er wel sprongen voorwaarts). Het boek beslaat 658 bladzijden.

Vertelstandpunt

Bijna het hele verhaal wordt verteld door Pieter Daens, die zelf ook meedoet in het verhaal. De vertelinstantie is dus de personele ik-verteller. Want Pieter Daens is niet alleen verteller, hij is ook de hoofdfiguur van het boek. Dankzij deze vertelinstantie krijgt het boek een zeldzame echtheid en menselijkheid mee. De keerzijde van de medaille is echter dat Boon de lezer uitnodigt zich te identificeren met een christen-democraat. Hierdoor is het boek niet meer objectief.

vb: "We mogen dat vuil ras niet meer voeden en vetten."

"Door de kerk verstoten en onteerd, door haat en broodroof vervolgd en gekweld door de hartziekte die hem voor steeds langdurigere perioden aan het bed kluisterde, bood hij een afgetakelde aanblik, waarbij ik soms de tranen in de ogen kon krijgen."

Personages

Pieter Daens werd in 1842 geboren als zoon van Louis Daens en Anna Maria Boon. Hij maakte eerst carrière als dagbladschrijver en later als drukker en uitgever. Hij leek sterk op zijn vader. Want ook hij was babbelziek, guitig en altijd bereid een grap uit te halen. Naarmate het boek vordert zie je dat Pieter zich meer en meer begint te engageren in de politiek. Het is nu dat je merkt dat Pieter een eigen mening heeft en die ook durft te uiten (zijn ernstigere kant dus). Pieter Daens heeft een rond karakter, het is dus een individu. Hij maakt tevens een evolutie door in het boek. In het begin van het boek bekommert hij zich nauwelijks om de politiek: (pg.22 " Ik was toen nog een piepjonge man, die letterkundige ambities had en me weinig of niet met de politiek bemoeide. Ietwat meesmuilend keek ik het aan . . . ") maar na verloop begint hij toch politiek bewust te worden. Als zijn broer, Adolf in 1893 een eigen partij begint doet hij dat samen met Pieter (pg.150 " Men brengt geen beweging op gang, met steeds maar de lof van anderen te zingen. Ik heb het duizendmaal jammer genoemd, dat de socialisten van meet af aan een al te ongodsdienstige houding aannamen, maar even jammer is het van onze kant geweest, dat onze christen volkspartij in haar beginperiode haar krachten verspilde om vooral strijd te leveren tegen dit socialisme . . . Alsof we de behoudsgezinde katholieken nog steeds bewijzen wilden, antisocialisten te zijn. ")

Adolf Daens was de drie jaar oudere broer van Pieter. Adolf deed eerst geleerdheid op bij de jezuïeten en werd dan priester. Maar toen de encycliek Rerum Novarum verscheen voelde hij zich geroepen de christen volkspartij te stichten. Deze nieuwe partij was nog altijd katholiek, maar wel met een socialistisch tintje. De conservatieve katholieken waren daar tegen en het werd Adolf verboden om nog missen op te dragen. Verbitterd besloot hij zich dan maar volledig op de politiek te storten. Adolf Daens was een integer man met het hart op de juiste plaats. Over Adolf Daens kunnen we dus het volgende zeggen: het is een rond personage. Hij is duidelijk geen typetje, maar een echt mens van vlees en bloed. In tegenstelling tot zijn broer maakt hij geen echte evolutie door. Al in het begin van het boek kan je zien dat Adolf zich afzet tegen het enge denkpatroon van de conservatieve katholieken (pg.79 "Nu moest ik zien hoe Adolf wel godsdienstig was, maar zonder bijgeloof en nooit tegen rede in. Hij toonde zich vrijzinnig en verdraagzaam tegenover andersdenkenden."). En dit blijft zo tijdens het gehele boek (pg.83 "Hij was 53 jaar geworden en noemde zich een 'vrij priester'. De sociale kwestie bleef hem bezighouden, al bepaalde zich dit vooral tot geleerde beschouwingen."). (pg. 468 "De maand april bracht ik door in hoop en vrees. Hij bleek toen weer aan de beterhand, zodat hij enkele vrienden liet komen. Hij zegde ze: 'Vrienden, blijf democraat, maar blijf toch ook christen mensen.' ").

Merk op dat beide hoofdpersonages individuen zijn met een rond karakter. Dit is vrij logisch als je rekening houdt met het feit dat dit een waargebeurd verhaal is. "Uit Pieter Daens bladen en uit allerlei boeken over hem en zijn broer Adolf Daens werd zoveel mogelijk tekst gelicht, dit om zijn aard en wezen zo zuiver als maar mogelijk te benaderen" (pg.7). Dit had als voordeel dat het boek zo waarheids getrouw als mogelijk is verschenen.

Motieven

In dit verhaal zijn er verschillende motieven. De sociale bewustwording van de gebroeders Daens, vooral Adolf, de verpauperde buurt van Aalst (industrialisering) zijn zowat de belangrijkste.

Het thema

De titel, Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht geeft het belangrijkste thema al weer. Namelijk de arbeiderstrijd. Deze strijd komt er na de opkomst van enkele families die niet alleen het economische, maar ook het sociale, politieke en culturele leven gaan beheersen. Hierdoor worden de arbeiders dus benadeeld. Ze hebben bijna geen rechten meer. En de rechten die ze hebben, worden door de bourgeoisie met de voeten getreden. (Pieter Daens is als het ware de verpersoonlijking van deze strijd). Persoonlijk vind ik dit een erg interessant thema. Het schetst de achtergrond van de hedendaagse politieke partijen in België. En wat blijkt, in ongeveer 80 jaar is er niet zoveel veranderd op politiek gebied. Ook nu nog is er een grote kloof tussen de burger en de politiek. En net zoals in Daens' tijd is dit te wijten aan de onwelwillendheid van degenen die aan de macht zijn. Dit is altijd al het geval geweest en zal waarschijnlijk ook altijd het geval zijn. Wie er ook aan de macht komt.

Titelverklaring

De titel van Boons boek geeft aan dat Pieter Daens de hoofdrol speelt. Hij is inderdaad én verteller én belangrijkste personage. Met zijn ogen kijkt de lezer naar de verbeelde werkelijkheid. De eerste twee woorden van de ondertitel suggereren dat Pieter Daens' blik gericht is op de arbeidersstrijd, sterker, dat Daens de verpersoonlijking is van die strijd. De vlag dekt evenwel slechts een deel van de lading.

Eigen mening

Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht is een echt pareltje. Je ziet heel goed dat aan dit boek veel tijd besteed is door Louis Paul Boon. Het is dan ook echt af. Voor mij is het één van de betere boeken die ik al gelezen heb. Ik zou het in één ruk uitgelezen hebben ware het niet dat het zo'n dik boek is (658 bladzijden). Het enige minpuntje aan het boek is dan ook de langdradigheid ervan. Maar het boek in zijn geheel is erg goed. Het komt erg realistisch over en ook het thema is niet zo alledaags. En ik ben lang niet de enige die dit boek prachtig vond. Dit blijkt ook uit de vijfvoudige bekroning ervan (o.a. de Multatuli-prijs en de Driejaarlijkse Staatsprijs voor proza (1969-1971). Dit boek is dan ook een echte aanrader voor mensen die graag en vooral veel lezen.

[bron: https--www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-pieter-daens-door-louis-paul-boon-41059]

--- Over (foto 2): Louis Paul Boon Aalbrecht ---

Lodewijk Paul Aalbrecht (Louis Paul) Boon (Aalst, 15 maart 1912 - Erembodegem, 10 mei 1979) was een Belgisch schrijver van onder meer poëzie, romans, novellen, pornografie, cursiefjes (Boontjes), kunst- en literaire kritieken. Daarnaast was hij kunstschilder. Hij is vooral bekend van de romandiptiek De Kapellekensbaan (1953) / Zomer te Ter-Muren (1956) en van Menuet (korte roman, 1955).

Louis Paul Boon werd in 1912 geboren in Aalst als oudste kind van Jef Boon en Stella Verbestel. Zijn zus Jeanneke (1923-1949) werd elf jaar later geboren. Zijn jongere broer heette Frans Herman (1928-1976).

Hoewel Boon ten tijde van de Eerste Wereldoorlog nog erg jong was, zijn er genoeg indrukken blijven hangen om te boek gesteld te worden op de eerste vijftig bladzijden van Verscheurd jeugdportret (1975). Duitse soldaten en krijgsgevangenen waren gelegerd nabij de straat waar Boon en zijn familie woonden. Tijdens het uitvoeren van dwangarbeid probeerden gevangenen weleens te vluchten en de jonge Boon was getuige van twee pogingen: een geslaagde en een waarbij de gevangene op de vlucht werd neergeschoten toen hij zich vlak naast Boon bevond.

Louis Paul Boon ging tot zijn 16de naar school en moest daarna zijn vader helpen als gevel- en pistoolschilder. Hij werd van school gestuurd wegens het bezit van verboden boeken. In zijn vrije tijd kon hij nog wat lessen aan de Aalsterse Academie voor Schone Kunsten volgen, maar door geldgebrek was ook dit van korte duur.

In 1936 trouwde hij met Jeanneke De Wolf. Drie jaar later kregen zij een zoon, Jo.

De mobilisatie in september 1939 bracht soldaat Boon eerst in Gooik en daarna in Tessenderlo. Brieven uit deze tijd aan zijn boezemvriend, de schilder Maurice Roggeman, later uitgegeven in Brieven aan Morris (Gerards & Schreurs, 1989), wijzen uit dat Boon alle tijd had om te lezen, te schrijven, te schilderen en te houtsnijden. Het uitbreken van de oorlog in mei 1940 maakte een abrupt einde aan de rust en Boon moest te Veldwezelt (bij Maastricht) meehelpen het Albertkanaal te verdedigen. De eerste dag al werd hij gevangengenomen en als krijgsgevangene naar Fallingbostel (thans Bad Fallingbostel genaamd) bij Hannover gebracht. Vier maanden later, in augustus 1940, mocht hij naar huis. Zijn ervaringen als soldaat zijn beschreven in de eerste kronieken van Mijn kleine oorlog (1947).

In de winter van 1941 schreef Boon een tekst bij door hem gemaakte linosneden, in facsimile uitgegeven in 1969 onder de titel 3 mensen tussen muren, welk verhaal werd verwerkt in zijn debuutroman.

Boons debuutroman De voorstad groeit werd in manuscript in 1942 bekroond met de Leo J. Krynprijs, waarvoor Willem Elsschot in de jury zat, en in 1943 gepubliceerd, in zowel een gebonden als ingenaaide editie. De roman beschrijft het leven in de allerlaatste straat van een voorstad in aanbouw, vandaar de titel. Boons tweede roman Abel Gholaerts (1944) is, hoewel gesitueerd in Vlaanderen, gebaseerd op het leven van de schilder Vincent van Gogh. Het betreft het eerste deel van een tweeluik, maar aan het tweede deel is Boon nooit toegekomen. Boons derde roman Vergeten straat (1946) sluit weer enigszins aan bij het debuut, in die zin dat het leven in een straat wordt beschreven, ditmaal gebaseerd op een straat die Boon in Brussel zag en die door werk aan de Noord-Zuidlijn was afgesloten. De roman is opgebouwd uit ongeveer 200 episodes van gemiddeld een bladzijde of twee, waarvan sommige een symbolische lading hebben. De straat is door de buitenwereld vergeten en de bewoners proberen er een utopische samenleving te vestigen. Alle drie de romans zijn geschreven vanuit een alwetende verteller of vertelinstantie.

Als vernieuwer van het naoorlogs proza manifesteerde Boon zich voor het eerst met de publicatie van Mijn kleine oorlog (1947), dat bestaat uit iets meer dan dertig kronieken over de oorlog, elk zo'n anderhalve bladzijde lang en veelal afgerond met een pointe. De ik-verteller, Louis, is de hoofdpersoon van de eerste kronieken maar blijft daarna vooral op de achtergrond. Bijna elk verhaaltje kent andere hoofdpersonages, zodat een ware portrettengalerij ontstaat. Bovendien voegde Boon nog fragmentarische aantekeningen over de oorlog toe, waardoor de paradoxale indruk ontstaat dat de uitgewerkte kronieken een zowel willekeurige als exemplarische greep behelzen. Hoewel de meerderheid van de kronieken een verhalend karakter heeft, zijn daaronder ook brieven ('Brief aan mijn vriend den schilder'), protesten ('Prijzen'), betogen ('Self-defense'), of oproepen ('Aan allen...').

In dezelfde periode schreef Boon ook zijn eerste korte proza, Maagpijn (novelle) en 'Uitleenbibliotheek (novelle)', welke in 1952 onder de titel Twee spoken verschijnen in De Boekvink-reeks, een serie waarmee uitgeverij De Arbeiderspers kortere prozawerken onder de aandacht bracht. Het was Boons eerste publicatie bij een Nederlandse uitgeverij.

Boons dubbeltalent zou in zijn gehele carrière als schrijver en schilder tot een geweldige productie leiden, met name in de jaren vijftig en zeventig (qua schrijfwerk), en de jaren zestig en zeventig (qua schilder- en beeldhouwwerk).

Aangezien zijn boeken in Vlaanderen niet goed werden ontvangen en slecht verkochten, werd zijn meesterwerk De Kapellekensbaan door uitgeverij Manteau geweigerd.

Nieuwe uitgaven volgden elkaar niettemin in razend tempo op. De Kapellekensbaan (1953), Menuet (1955), Zomer te Ter-Muren (het tweede deel van De Kapellekensbaan, 1956), De bende van Jan de Lichte (1953/1957) en De Paradijsvogel (1958). Intussen verschijnt ook nog eens Boons eenmanstijdschrift Boontje's reservaat (1954-1957), vijf afleveringen gevuld met een mix van onder meer reportages, herinneringen, beschouwingen, verhalen, documenten.

De Kapellekensbaan en Menuet zijn Boons meest vertaalde romans. De eerstgenoemde verscheen onder andere in het Duits (in drie vertalingen), het Engels, het Noors, het Zweeds, het Pools, het Frans en het Spaans. De laatstgenoemde in onder andere het Zweeds, Hongaars, Portugees, Duits, Deens en Italiaans.

In de jaren zestig werden door Boon nauwelijks nieuwe boeken gepubliceerd. Wel verschenen er meerdere bundels met cursiefjes die hij voor het Gentse dagblad Vooruit schreef, waaronder Dorp in Vlaanderen (1966) en Wat een leven! (1967). Ook heeft hij toen in het panel van een tv-quiz gezeten.

In de jaren zeventig publiceerde Boon enkele historisch georiënteerde romans. In 1971 verscheen Pieter Daens, over de sociale en politieke strijd aan het einde van de 19de eeuw in de stad Aalst. De Zwarte Hand (1976) gaat over de 'anarchisten' die Aalst aan het begin van de twintigste eeuw onveilig maakten en schetst het 'dubbelleven' van een erotisch ontspoorde politieman. Hij had ook een vast cursiefje op de radio.

Postuum verschenen onder andere Het geuzenboek (1979) en Eros en de eenzame man (1980) dat Boon op zijn 67ste verjaardag voltooide, iets minder dan twee maanden voor zijn dood op 10 mei 1979 in zijn huis in Erembodegem.

In juni 1986 was er ophef doordat de tentoonstelling van de Fenomenale Feminateek van Boon, een collectie van vrouwelijk naakt, in het Cultureel Centrum van Lede op bevel van de burgemeester door de politie werd afgesloten.

In 2008 was er ophef doordat diezelfde tentoonstelling, in het FotoMuseum van Antwerpen verboden werd door de provinciale overheid. In april 2008 was de collectie wel aanwezig tijdens de tweede editie van het literair festival "Zogezegd" in Gent op initiatief van de curator Anne Provoost.

Zeker na het verschijnen van de Engelse vertaling van De Kapellekensbaan in 1972 werd Boon beschouwd als een serieuze kandidaat voor de Nobelprijs voor Literatuur. Boon was uitgenodigd door de Zweedse ambassade voor een bezoek op 11 mei 1979, mogelijkerwijs om te horen dat hem de Nobelprijs was toegekend, maar de dag ervoor overleed hij aan zijn schrijftafel. (De bekendmaking van de winnaar van de Nobelprijs voor de literatuur geschiedt altijd begin oktober door de Zweedse Academie, dus dit kan NIET de reden zijn geweest voor zijn uitnodiging op de Zweedse ambassade) De prijs wordt alleen aan levende schrijvers toegekend.

Toegekende prijzen

  • 1942 - Leo J. Krynprijs voor De voorstad groeit
  • 1957 - Henriette Roland Holst-prijs voor De kleine Eva uit de kromme Bijlstraat
  • 1966 - Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre
  • 1972 - Multatuliprijs voor Pieter Daens

Op de Bolivarplaats van Antwerpen staat een standbeeld van Jan de Lichte, die hij in zijn roman De bende van Jan de Lichte beschreven had. Het beeld werd ontworpen door Roel D'Haese.

De Louis Paul Boonprijs werd naar hem vernoemd.

Op 15 maart 2012, de honderdste verjaardag van de schrijver, startte officieel Boon2012 in De Werf, het cultureel centrum van Aalst. Op 20 oktober 2012 verscheen het jubileumboek De Eerste Eeuw van Boon dat in de Stadsfeestzaal van Aalst werd gepresenteerd.

Over Boon is veel gepubliceerd, maar het enige inleidende overzicht dat nog enigszins recent kan worden genoemd, is Jos Muyres, Louis Paul Boon: Het vergeefse van de droom. (Sun/Kritak, Nijmegen 1999). In 157 bladzijden biedt dit boek een overzicht van leven en werken van Boon, alsmede een selectieve bibliografie van de belangrijkste publicaties over Boon tot 1999.

In de jaren 1983-1987/88 verscheen er een Jaarboek gewijd aan Boon, uitgegeven door het aan hem gewijde Louis Paul Boongenootschap. Dat genootschap gaf ook het tijdschrift Tijdingen uit.

Vanaf 2001 verschijnt het geheel aan Boon gewijde tijdschrift Boelvaar poef, een uitgave van het Louis Paul Boon Genootschap. Het is de opvolger van het halfjaarlijkse tijdschrift De kantieke schoolmeester uit de jaren negentig.

Aan het grootste deel van het werk van Boon liggen autobiografische feiten ten grondslag. Personages in het werk van Boon zijn dan ook vaak zonder veel moeite te herleiden naar echte mensen die - al dan niet in combinatie - model gestaan hebben voor personages. Het identificeren van dergelijke modellen is in de Boonstudie allang de kinderschoenen ontgroeid.

Morriske of Morris is een op de schilder Maurice Roggeman gebaseerd personage van Boon. Hij treedt op in onder meer Boons debuut De voorstad groeit en De Kapellekensbaan. In Mijn kleine oorlog komt hij niet alleen onder deze naam voor in enkele cursiefjes, maar is ook de aangesproken persoon van de kroniek 'Brief aan mijn vriend de schilder'.

De schilderes Tippetotje is een personage uit de roman De Kapellekensbaan van Boon, waarvoor kunstschilder Maurice Roggeman tevens model stond.

Bernardeken (Bernard) is een personage uit Boons debuut De voorstad groeit (1943). Boons vriend Robert Van Kerkhove herkende zijn eigen portret in de combinatie van kunstzinnigheid en mankheid van het personage en zegde de vriendschap op.

In 2005 werd gestart met de uitgave van het Verzameld werk in 24 delen door de Amsterdamse uitgeverij De Arbeiderspers onder de wetenschappelijke leiding van prof. Kris Humbeeck van de UA en gecoördineerd door Britt Kennis. Medeverantwoordelijk voor de tekstedities en de nawoorden zijn: Ernst Bruinsma, Anne-Marie Musschoot, Matthijs de Ridder en Yves T'Sjoen. In maart 2012 is de publicatie ervan halverwege. Inmiddels zijn twintig delen verschenen (april 2017).

Verfilmingen

  • Menuet (1955) werd in 1982 door Lili Rademakers verfilmd onder de titel Menuet.
  • Pieter Daens (1971), een documentaire roman over de sociale strijd van de Aalsterse priester Adolf Daens, werd in 1992 door Stijn Coninx verfilmd onder de titel Daens.
  • Vergeten straat (1946) werd verfilmd en in 1999 uitgebracht onder de gelijknamige titel, geregisseerd door Luc Pien.

Vanaf 4 oktober 2008 liep in het voormalige postsorteercentrum van Berchem (Antwerpen) Daens, een productie van Studio 100, in navolging van de film van Stijn Coninx.

Werken

Titel | Jaar van uitgave | opmerking(en)

De voorstad groeit* 1942 | Roman
Abel Gholaerts | 1944 | Roman
Vergeten straat | 1946 | Roman
Mijn kleine oorlog | 1947 | Kroniek
Boontjes uitleenbibliotheek | 1949 | Novelle
Het geweerschot | 1951 | Hoorspel
Twee spoken | 1952 | Novelles
De Kapellekensbaan | 1953 | Roman
Boontje's reservaat (vijf delen) | 1954 - 1957 | Eenmanstijdschrift
Menuet | 1955 | Roman
Wapenbroeders | 1955 | Moderne dierenroman - een getrouwe bewerking der aloude boeken over Reinaert en Isengrimus
Niets gaat ten onder | 1956 | Roman
De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat | 1956 | Verhalend gedicht
Zomer te Ter-Muren | 1956 | Roman - vervolg op De Kapellekensbaan
De bende van Jan de Lichte | 1957 | Moderne schelmroman
Grimmige sprookjes voor verdorven kinderen | 1957 | Erotische sprookjes
De Paradijsvogel | 1958 | Roman
De liefde van Annie Mols | 1959 | Roman
Vaarwel Krokodil, of de Prijslijst van het Geluk | 1959 | Groteske
Gustaaf Vermeersch | 1960 | Monografie
De zoon van Jan de Lichte | 1961 | Moderne schelmroman
Blauwbaardje in Wonderland en andere grimmige sprookjes voor verdorven kinderen | 1962 | Sprookjes
Het nieuwe onkruid | 1964 | Roman
Boontje's reservaat | 1965 | Verzamelde Reservaten
Dorp in Vlaanderen | 1966 | Krantenstukjes
Geniaal, maar met korte beentjes | 1967 | Essays
Wat een leven | 1967 | Krantenstukjes
Over mijn boeken | 1969 | Kroniek
3 mensen tussen muren | 1969 | Roman in lino (facsimile), voorafschaduwing voor De voorstad groeit uit 1942
De bom | 1969 | Ciné-roman en acteursdagboek, tijdens de opnames van de gelijknamige film van Robbe De Hert
90 mensen | 1970 | Krantenstukjes
Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht | 1971 | Documentaire roman
Mijn oude schoolmeester | 1972 | heruitgegeven in 2005
Eten op z'n Vlaams | 1972 | Krantenstukjes
Mieke Maaike's obscene jeugd | 1972 | Pornografische novelle
Als het onkruid bloeit | 1972 | Roman, bewerking van Het nieuwe onkruid
Zomerdagdroom | 1973 | Erotische novelle
De meisjes van Jesses | 1973 | Roman
Blauwbaardje in de ruimte | 1973 | Cultuursprookje met sciencefiction-inslag
Petit Fleurke | 1974 | Novelle
Davids jonge dagen | 1974 | Krantenstukjes
Verscheurd jeugdportret | 1975 | Kroniek
Memoires van de Heer Daegeman | 1975 | Roman
De zwarte hand, of het anarchisme van de negentiende eeuw in het industriestadje Aalst | 1976 | Historische roman
Het jaar 1901 | 1977 | Historische kroniek
Het geuzenboek | 1979 | Historische roman over de 16e eeuw
Eros en de eenzame man | 1980 | Roman
Ook de afbreker bouwt op | 1982 |
Proleetje en Fantast | 1982 | Stripverhaal, samen met Maurice Roggeman
Hij was een zwarte en andere reportages | 1986 |
Zondagsleven van Pomponneke | 1988 |
Vertraagde Film | 1988 |
Vertellingen van Jo | 1989 |
Brieven aan Morris | 1989 |
Brieven aan literaire vrienden | 1989 |
Boons scenario's | 1989 |
Niets dan wat oorlog | 1989 |
L.P. Boon radio actief | 1991 | Zes luisterspelen
Eens op een mooie avond | 1992 | Erotische novelle
Soldatenbrieven | 1993 |
Het Literair en Kunstkritisch Werk I. De Rode Vaan | 1994 |
Het Literair en Kunstkritisch werk II. Front | 1994 |
Het Literair en Kunstkritisch Werk III. De Vlaamse Gids | 1995 |
Boontjes moppenencyclopedie | 1995 |
Het Literair en Kunstkritisch Werk IV. Vooruit (drie delen) | 1997 |
Het boek Jezebel | 1999 |
Brussel, een oerwoud | 1999 |
De Zon | 2001 |
Wanneer van u nog eens een minne-briefje? De brieven van Boon aan Richard Minne | 2003 |
Fenomenale Feminateek | 2004 |
Eenzaam spelen met Pompon | 2005

[bron: wikipedia]
Zoekertjesnummer: m2135258363