VERHEERLYKT VLAANDRE Sanderus 1735 Veys Tielt 1974

€ 23,00
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 3,75
1201sinds 29 jan. '24, 16:10
Deel via
of

Kenmerken

ConditieGelezen
Periode17e en 18e eeuw
Jaar (oorspr.)1974

Beschrijving

Verheerlykt Vlaandre
behelzende eene algemeene en nauwkeurige beschryving van dat graafschap en van zyne algemeene en byzondere wetten; alsmede eene chronologische en historische opvolging zyner graaven, tot op Karel den VI tegenwoordig Roomsch Keizer.
Uitg. Eric Veys, Tielt , 1974 . Fotomechanische herdruk van de editie van 1735 (uitg. Deyster -Beman – Boucquet)
3 delen, 24 x 16 cm, totaalgewicht 1850 gr.
Staat: omslagen wat onfris, binnen zeer goed; ruggen hier en daar gekraakt; cassette met sleetsporen.

Flandria illustrata is een historiografisch en cartografisch werk uit 1641 van de Vlaamse kanunnik Antonius Sanderus. Het bevat voornamelijk beschrijvingen van de steden en dorpen van het voormalige graafschap Vlaanderen, naast een beschrijving van zijn graven en bisschoppen. Vaak werd ook een kaart of tekening van een stad of dorp toegevoegd. Het werk kende verschillende heruitgaven en werd in 1735 ook in het Nederlands uitgegeven onder de titel ‘Verheerlykt Vlaandre’. Vandaag de dag wordt de tekst van Flandria illustrata als weinig objectief beschouwd en vooral vanwege de prachtige kaarten en tekeningen gewaardeerd.
Antoon Sanders (Antwerpen, 15 september 1586 – Affligem, 16 januari (of 10 januari) 1664) was historicus, filosoof en theoloog uit de Zuidelijke Nederlanden. Als schrijver latiniseerde hij zijn naam, zoals toen gebruikelijk was, tot Antonius Sanderus.
Antoon Sanders stamde uit een voorname Gentse familie die, gevlucht uit de Gentse Republiek, tijdelijk in Antwerpen verbleef. Antoon werd op zijn geboortedag in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen gedoopt. Hij was een kind uit het tweede huwelijk van zijn vader Lieven met Maria De Keyzer.
Zijn grootvader, Jan I Sanders, was uit Aalst naar Gent verhuisd, waar hij lijfarts werd van Keizer Karel V, maar de familie was door de plaatselijke troebelen berooid.
Antoon verliet Antwerpen (waar hij zich ‘Gandavensis’ bleef noemen) na de dood van zijn moeder. Hij begon Latijnse studies in het jezuïetencollege van Oudenaarde en voltooide deze in het Gentse jezuïetencollege. Voor het betalen van zijn studies deed hij beroep op de abt van de Sint-Pietersabdij, Cornelis Columbanus Vrancx. Nadien studeerde hij filosofie aan het jezuïetencollege van Dowaai, waar hij in 1609 magister artium (meester in de kunsten) werd.
Op 28 mei 1611 werd hij tot priester gewijd in Gent. In datzelfde jaar werd hij pastoor van Sleidinge, wat hij bleef tot in 1622. Hij werd tussen 1617 en 1618 ook nog pastoor van het naburige Oosteeklo. De toestand in het Meetjesland was echter, ondanks het Twaalfjarig Bestand, voor hem onveilig aangezien hij enkele controversiële geschriften tegen onder andere het anabaptisme in Vlaanderen had geschreven.
In 1615 werd hij ondertussen aan de universiteit van Leuven Baccalaureus in de theologie en in 1619 keerde hij terug naar Dowaai waar hij aan de universiteit van Dowaai (een zusteruniversiteit van de voormalige universiteit van Leuven) het licentiaat in de theologie verwierf.
In 1621 dook hij opnieuw op te Gent waar hij bescherming genoot van bisschop Antonius Triest die er in 1623 voor zorgde dat hij aalmoezenier en secretaris werd van kardinaal Alfonso de la Cueva, die in de Zuidelijke Nederlanden gouverneur van Filips IV van Spanje was.

Deze kardinaal zorgde ervoor dat Antoon Sanders in 1625 kanunnik werd van de Sint-Maartenskerk in Ieper. In 1637 werd hij bibliothecaris en in 1640 ook scholaster van het kapittel van deze kerk en in 1650 theologaal en penitentiarius. Zijn prebende van kanunnik liet hem toe om opzoekingen te doen waarvan hij de resultaten later zou gebruiken voor de uitgifte van zijn Flandria illustrata. Voor die opzoekingen bezocht hij kloosters en kastelen om er de archieven te raadplegen. Hij stelde zelfs een vragenlijst op die aan de pastoors, stadsmagistraten en kasteelheren werd toegezonden. De andere kanunniken van Ieper waren niet zo gelukkig met het feit dat hij daardoor te weinig met zijn taak als kanunnik bezig was. Het is deze periode in zijn leven en deze activiteiten die hebben gemaakt dat de West-Vlamingen hem als een van de hunnen hebben beschouwd.
In 1654 legde hij daarom zijn religieuze functies neer, kreeg de post van censor librorum en vestigde zich gedeeltelijk in Brussel. In 1658 bood hij, zogezegd om gezondheidsredenen, zijn ontslag aan als kanunnik van het kapittel van Ieper en verliet definitief de stad om zich in de abdij van Affligem te vestigen, waar hij hartelijk ontvangen werd door Benedictus van Haeften, de proost van de abdij.
Hij overleed er op 16 januari 1664 en werd er in de abdijkerk begraven, vóór het altaar van de H.H. Maurus en Placidus. Zijn grafsteen is later vernield.
(Wikipedia)
Zoekertjesnummer: m2075060720