JULES CHARPENTIER AFGEZANT VAN DE FRONTBEWEGING De Bruyne

€ 7,00
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 3,75
720sinds 22 jan. '24, 17:36
Deel via
of

Kenmerken

ConditieGelezen
Periode20e eeuw of later
Jaar (oorspr.)1989

Beschrijving

Jules Charpentier - Afgezant van de Frontbeweging
Arthur De Bruyne
Met een inleiding door Prof. Dr. Lode Wils en Carlos Van Louwe
Uitg.: De Nederlanden, Antwerpen, 1989
256 blz. 24 x 16 cm, 565 gr.
Harde kaft, kunstleder met goudopdruk. Stofomslag.
Staat: stofomslag sleetsporen; harde kaft en binnenin: perfect.

“Jules Charpentier was meer een man van doen dan van praten. Hij werd tijdens zijn leven miskend. Drie kopstukken uit de Vlaamse beweging hebben tot hun dood het stilzwijgen bewaard over de opdracht die ze in 1918 aan Charpentier gaven om over te lopen en kontakt te zoeken met het Activisme. Waarom? In dit boek licht Arthur de Bruyne de sluier op over de "verloochening" van Jules Charpentier, een van de "sublieme deserteurs". (colophon)

Jules Charpentier (eigenlijk Hubert J.)
(Mol 10 februari 1893 – Waalwijk 31 mei 1982).
Volgde middelbaar onderwijs aan het atheneum in Gent, waar hij werd gevormd door flamingantische leerkrachten als Hippoliet Meert, René de Clercq, Maurits Basse en Oscar de Gruyter. Charpentier werd in 1914 oorlogsvrijwilliger. Tijdens de stellingenoorlog achter de IJzer werd hij militant van de Frontbeweging. Op grond van dit flamingantisme werd hij geviseerd en na een onderschepte brief met aanvallen op de Belgische staat werd hij gedegradeerd en overgeplaatst. Bij toeval gebeurde dit naar een regiment waar Karel de Schaepdrijver korporaal was. Als vertrouweling werd Charpentier door de leiding van de Frontbeweging uitgekozen om naar de Duitsers over te lopen. In de nacht van 30 april op 1 mei 1918 trok hij met De Schaepdrijver en nog enkele anderen over de linies (Sublieme Deserteurs). De precieze formulering van de opdracht is omstreden, maar Charpentier moest in ieder geval contact opnemen met gematigde activisten – maar niet met de Raad van Vlaanderen – het bezette land inlichten over de toestanden in het IJzerleger en voorbereidende besprekingen voeren met de Duitsers om het gros van de Vlaamse soldaten bij een eventueel offensief van de ondergang te redden. Het was een naïeve opdracht, omdat ze onvoldoende rekening hield met de almacht van de bezetter en met diens oorlogsdoeleinden, waaraan Vlaamse eisen per definitie ondergeschikt waren. Charpentier onderging de invloed van de wilskrachtige De Schaepdrijver en was overigens snel bereid om zich in te schakelen in de activistische propaganda en mee te doen aan de Duitse psychologische oorlogvoering tegen de Belgische linies. Het resultaat van zijn activiteiten was dat niet het activisme bijgesteld werd in de richting van het Frontprogramma, maar wel dat de Frontbeweging bij een groot deel van de publieke opinie het negatieve odium van activisme meekreeg.

Charpentier en De Schaepdrijver publiceerden in de IJzerreeks de brochures Ontwikkelingsgang der Vlaamsche Frontbeweging, Open Brieven der Vlaamsche Frontpartij en Vlaanderens Weezang aan den IJzer, maar ook heftige, anti-Belgische pamfletten. Ze voerden het woord op meetings in Vlaanderen met als doel het vertrouwen van de toehoorders in de Belgische regering te fnuiken. Onder hun naam werd defaitistische propaganda gevoerd met vlugschriften die naar de Belgische linies werden geschoten. Charpentier was er ook in belangrijke mate voor verantwoordelijk dat de activisten gingen geloven in de bereidheid van de Frontbeweging om in opstand te komen bij de eventuele intocht van het Belgische leger in bezet gebied.
Op 10 november 1918 moest Charpentier uitwijken naar Nederland. De verhoopte revolutionaire troebelen bleven grotendeels uit, wat het gebrek aan reële macht van de Frontbeweging duidelijk maakte. In de plaats daarvan opteerden de militanten voor het aanvaarden van het Belgische feit en voor een wetgeving via de parlementaire weg. Dat hinderde de confrontatiekoers die door de activisten in Nederland werd gekozen, en Josué de Decker en Robrecht de Smet probeerden Charpentier te gebruiken om Frontleiders als Adiel Debeuckelaere en Hendrik Borginon te compromitteren, zodat het Belgische gerecht hen zou uitschakelen. Charpentier weigerde dit. Na onthullingen van Rudiger werd Frontleider Debeuckelaere aangeklaagd. De leiders van de Frontbeweging loochenden evenwel hun verantwoordelijkheid voor de zending van Charpentier. De faam van Charpentier, bij verstek ter dood veroordeeld, werd opgeofferd om Debeuckelaere en via hem het Vlaams-nationalisme, in de gedaante van Het Vlaamsche Front, te redden. Voor de hele V.B. was de veroordeling van oud-strijders in 1921-1922 hoogst onwelkom. Daarna vereenzaamde Charpentier, omdat zowel de radicalen rond het tijdschrift Vlaanderen als de Fronters hun vertrouwen in hem hadden verloren. Hij bleef achter als een verbitterd man en integreerde zich in de Nederlandse samenleving. Hij studeerde, gedeeltelijk met financiële steun vanuit Frontmiddens en van Groot-Nederlanders, aan de Technische Hogeschool te Delft en werd ingenieur. Daarna bouwde hij een loopbaan uit als leraar aan een technische school in Waalwijk. Vele decennia later erkende de Frontleiding de afvaardiging van Charpentier, maar bleef ze zijn gedrag in het bezet gebied verwerpen.
Literatuur
J. Wullus-Rudiger, Flamenpolitik. Suprême espoir allemand de domination en Belgique, 1921;
A. de Bruyne, Jules Charpentier. Afgezant van de Frontbeweging, 1989;
D. Vanacker, 'De zending van Charpentier', in WT, jg. 48, nrs. 3-4 (1989), p. 129-151 en p. 195-209.
(bron: NEVB)

Arthur De Bruyne, (Kruibeke, 14 maart 1912 - Mortsel, 9 oktober 1992) was een Vlaams historicus.
Hij schreef geschiedkundige werken over de Guldensporenslag, de Boerenkrijg, de Ierse vrijheidsstrijd en het Vlaams-nationalisme. Voor de Tweede Wereldoorlog was De Bruyne actief in de Vlaamsnationalistische jeugdbeweging en werd hij hoofdredacteur van De Blauwvoet.
Na de oorlog leverde hij bijdragen voor het naoorlogse weekblad Rommelpot en het weekblad De Vlaamse Linie. Hij schreef de biografieën Joris van Severen: Droom en daad (1961) en Lodewijk Dosfel: Kultuurflamingant, aktivist, nationalist (1967).
Bijdragen die hij leverde voor het satirisch weekblad 't Pallieterke werden achteraf gebundeld in onder meer Hendrik de Man - Cyriel Verschaeve (1969), Trouw (1973) en in De kwade jaren (in vijf delen, 1971-1976).
Na zijn loopbaan als leraar voor doven en spraakgestoorden in Antwerpen was hij medewerker van Kerk in Nood/Oostpriesterhulp.
Hij was ook de schrijver van o.a. Eamon de Valera en de Ierse republiek (1954) en van Sinn Féin (1969, Davidsfonds Leuven).
Onder velerlei schuilnamen schreef hij ook artikels voor de kranten De Standaard en de Gazet van Antwerpen.
Arthur De Bruyne was de vader van zanger Kris De Bruyne, van kunstschilder Joost De Bruyne en van componist en pianist Koen De Bruyne; en broer van VU-politicus Hector De Bruyne. Hector De Bruyne was minister van Buitenlandse Handel en was voordien korte tijd directeur van de krant De Financiëel Economische Tijd.
(Wikipedia)
Zoekertjesnummer: m2072492665