De sprookjes van Grimm zijn ontstaan uit de mondelinge traditie van verhalen vertellen in Duitsland. Jacob en Wilhelm Grimm verzamelden in de 19e eeuw deze verhalen om ze vast te leggen en zo de folklore te bewaren. Ze publiceerden hun eerste bundel in 1812, wat leidde tot een groot aantal vertalingen en bewerkingen wereldwijd.
De thema's in de sprookjes van Grimm zijn vaak goed versus kwaad, de strijd om rechtvaardigheid en de begeleiding van de held op zijn reis. Veel verhalen bevatten magie, morele lessen en het overwinnen van tegenslagen. Denk bijvoorbeeld aan de helden die obstakels overwinnen en uiteindelijk beloond worden.
Oorspronkelijk waren de sprookjes van Grimm vaak donkerder en gewelddadiger. Naarmate de tijd vorderde en de verhalen populairder werden, zijn ze vaak afgezwakt of aangepast om meer geschikt te zijn voor kinderen. Bijvoorbeeld, in latere versies werd geweld verminderd, en de focus kwam meer te liggen op de morele lessen dan op de enge elementen.
De illustraties bij de sprookjes van Grimm dragen vaak bij aan de magie en de betovering van het verhaal. Deze afbeeldingen zijn meestal kleurrijk en gedetailleerd, en ze helpen de lezer om zich beter in het verhaal in te leven. Daarnaast kunnen ze ook culturele elementen en stijlen van de tijd waarin ze zijn gemaakt, weerspiegelen.
Veel sprookjes van Grimm bevatten thema's en beelden die niet altijd geschikt zijn voor heel jonge kinderen, zoals geweld of angstaanjagende personages. Toch zijn ze vaak waardevolle verhalen vol belangrijke levenslessen. Het is aan ouders of verzorgers om te beoordelen welke verhalen geschikt zijn voor hun kinderen op basis van hun leeftijd en hun sensitiviteit.