Oude wijn moet op een koele, donkere plek bewaard worden, bij een constante temperatuur tussen de 10 en 15 graden Celsius. Het is belangrijk om de flessen horizontaal te houden, zodat de kurk vochtig blijft en niet uitdroogt. Vermijd ook schokken en trillingen, omdat deze de wijn kunnen verstoren en de smaak kunnen beïnvloeden.
Je kunt het visueel en olfactorisch beoordelen. Kijk naar de kleur; als het te bruin is, kan het zijn dat de wijn over zijn piek heen is. Ruik aan de wijn; als je muffe of azijnachtige geuren waarneemt, is het misschien niet meer goed. Proef voorzichtig een beetje op de lippen; als het flauw of raar smaakt, is het beter om het niet te drinken.
Oude wijn wordt vaak als speciaal beschouwd vanwege de complexiteit van smaken die zich in de loop der jaren ontwikkelen. De tannines worden zachter, en je zult vaak aardse, kruidige of rokerige tonen ontdekken die je niet in jongere wijnen vindt. Het is ook een kunst om oude wijn te waarderen, wat het extra bijzonder maakt voor liefhebbers.
Oude wijnen passen vaak goed bij gerechten die eenvoudiger zijn, zodat de smaken van de wijn tot hun recht komen. Denk aan geroosterd vlees, schimmelkazen of eenvoudige pastagerechten. Voor een echte smaakexplosie, probeer een rijke, volle rode wijn met een biefstuk of een zoete dessertwijn met een chocoladegerecht.
Je kunt oude wijn mooi presenteren in een elegant glas, bij voorkeur wat breder, zodat de geur zich goed kan ontwikkelen. Een simpele decanter kan ook helpen om de aroma's vrij te laten komen. Verder is het leuk om een persoonlijke toets toe te voegen, zoals het vertellen van het verhaal achter de wijn of het laten proeven van een hapje dat goed samengaat.