Een toendra kenmerkt zich door een koud, droog klimaat met weinig neerslag en een korte groeiseizoen. De bodem is vaak bevroren, ook wel permafrost genoemd, en het landschap bestaat uit gras, mossen en lage struiken. Hierdoor is de biodiversiteit minder groot dan in andere ecosystemen, maar de planten zijn goed aangepast aan de zware omstandigheden.
Toendra's zijn unieke ecosystemen die vaak worden vergeleken met bossen of woestijnen, maar ze hebben hun eigen kenmerken. In tegenstelling tot bossen, waar bomen groeien, zijn de meeste planten op de toendra laag en weerbarstig. Terwijl woestijnen extreem droog zijn, hebben toendra's wel wat meer neerslag, maar dit valt voornamelijk in de vorm van sneeuw.
Op de toendra groeien voornamelijk laagblijvende planten zoals korstmossen, mossen, verschillende soorten gras en wat struikgewassen. Deze planten zijn vaak aangepast om te overleven in de strenge kou en hebben een korte groeicyclus om gebruik te maken van het beperkte aantal warme dagen in de zomer.
Het klimaat van de toendra is koud en vaak winderig, met lange, strenge winters en korte, koele zomers. Het permafrost zorgt ervoor dat de bodem slapper is, wat invloed heeft op de plantengroei. Tijdens de zomer smelt de bovenste laag van de permafrost, wat tijdelijke poelen creëert en een uniek microklimaat voor verschillende planten en dieren biedt.
Dieren die op de toendra leven, zijn vaak goed aangepast aan de kou. Denk aan dieren zoals de sneeuwhaas, arctische vos, en verschillende soorten vogels die in de zomer het gebied bevolken. In de winter komen ze samen en migreren veel van deze soorten naar andere gebieden om te overleven tijdens de koudste maanden.