OP TE HALEN: Oosthoek's Encyclopedie 17dln|1947-1957 4e druk€ 1,00
Groot Woordenboek Nederlandse Taal 2 Dln|Kruyskamp9024718295
€ 16,00
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 5,22
170sinds 15 jan. '25, 07:44
Kenmerken
Beschrijving
||boek: Groot Woordenboek der Nederlandse Taal Deel I A-N|C. Kruyskamp|Martinus Nijhoff
||door: van Dale, Cornelis Kruyskamp, Johan Hendrik van Dale
||taal: nl
||jaar: 1976
||druk: 10e druk Van Dale
||pag.: 1575p
||opm.: hardcover|zo goed als nieuw|pagina 1 bevat notitie
||isbn: 90-247-1829-5
||code: 1:001543
||boek: Groot Woordenboek der Nederlandse Taal Deel II O-Z|C. Kruyskamp|Martinus Nijhoff
||door: van Dale, Cornelis Kruyskamp, Johan Hendrik van Dale
||taal: nl
||jaar: 1976
||druk: 10e druk Van Dale
||pag.: 1656p
||opm.: hardcover|zo goed als nieuw|pagina 1 bevat notitie
||isbn: 90-247-1831-7
||code: 1:001544
--- Over het boek (foto 1): Groot Woordenboek der Nederlandse Taal Deel I A-N ---
Dit betreft de tiende geheel opnieuw bewerkte en zeer vermeerderde druk uit 1976 door Dr. C. Kruyskamp (Martinus Nijhoff, Den Haag)
[bron: flaptekst]
--- Over (foto 2): van Dale ---
Over Van Dale
Van Dale spreekt jouw taal. We geven je ons woord!
Taal is communicatie, of je nu schrijft, leest, praat of luistert. Als je een taal goed beheerst, begrijp je wat andere mensen bedoelen. En als je een taal goed en correct gebruikt, word je ook zelf beter begrepen. Met die intentie is Johan Hendrik van Dale ooit begonnen met zijn eerste woordenboek. En met diezelfde intentie verzorgt Van Dale Uitgevers vandaag de dag een groot en gevarieerd aanbod met tientallen titels op taalgebied. Daarmee kunnen we je als taalgebruiker krachtig ondersteunen. Van Dale biedt je graag het juiste gereedschap en de nodige kennis. Wie je ook bent, wat je ook doet. Wat als het levenswerk van één man begon, is tegenwoordig een welkome bron voor communicatie in vele talen. Onze naamgever Johan Hendrik van Dale is met recht een naam die een begrip is geworden. Onze uitgeverij begon met het levenswerk van Johan Hendrik van Dale (1828-1872). Bij leven was hij stadsarchivaris en hoofdonderwijzer in Sluis en werd hij alom erkend als groot kenner van de Nederlandse taal. In 1867 kreeg hij van uitgever D.A.Thieme het eervolle verzoek om het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal te bewerken. Hij aanvaardde de uitdaging om de taal helder en exact te beschrijven met de correcte spelling. Het woordenboek werd door hem volledig opnieuw opgezet. Maar het werk overleefde Van Dale. Als hij in 1872 overlijdt, is hij slechts tot de 'Y' gevorderd. Zijn assistent Jan Manhave voltooit de eerste druk.
Van Dale wordt een begrip
Door de jaren heen wordt de Dikke Van Dale een begrip en het standaardwerk voor gebruik van de Nederlandse taal. Zowel voor schrijvers, neerlandici en journalisten, als voor het grote publiek. Meer dan dat: uit de Dikke Van Dale is een complete uitgeverij voortgekomen die de standaard zet voor vele soorten woordenboeken.
De uitgeverij
Begin jaren zeventig is Van Dale Lexicografie opgericht om naast de Dikke Van Dale ook andere gezaghebbende woordenboeken te maken. De uitgeverij heet inmiddels Van Dale Uitgevers en is nu een omvangrijk bedrijf. Een groot aantal ervaren woordenboekmakers volgt en registreert de ontwikkeling van verschillende talen. Voor elke uitgave en voor elke taal wordt veel werk verzet. We scannen bijvoorbeeld de inhoud van toonaangevende kranten in Nederland en België op nieuwe woorden en betekenissen. En we werken samen met vooraanstaande Europese uitgevers van woordenboeken. Van Dale Uitgevers is onderdeel van Veen Bosch & Keuning Uitgeversgroep (VBK uitgevers), marktleider in de algemene boekenmarkt.
Meer dan ooit eigentijds
Van Dale Uitgevers is ook in deze eeuw een moderne uitgeverij. We letten scherp op wat mensen willen en vragen. Tegenwoordig biedt Van Dale een breed assortiment. Met woordenboeken en taalgidsen voor vrijwel elke levensfase en voor iedere kennisbehoefte. Voor professioneel gebruik en voor de liefhebber, voor thuis en voor op het werk. We verzorgen met regelmaat nieuwe en bijzondere uitgaven, van praktische taalgidsen tot Het woord van het jaar. En ook kinderen zijn bij ons aan het juiste adres, zoals met Mijn eerste Van Dale, het unieke voorleeswoordenboek voor peuters. Eind 2008 is onze uniforme vormgeving geïntroduceerd die stap voor stap wordt doorgevoerd. Je herkent Van Dale aan een moderne en heel eigen paarse uitstraling. De inhoud van al onze uitgaven is met zorg samengesteld en vormgegeven, met veel relevante extra informatie en overzichtelijk kleurgebruik. Ook de inzet van de nieuwe media is zeer eigentijds, met o.a. online-woordenboeken en de Van Dale-apps.
De cirkel rond
De oorsprong van Van Dale Uitgevers - Johan Hendrik als onderwijzer die hét beroemde woordenboek samenstelde - is terug met het toevoegen van taaltrainingen aan het grote aanbod van taalhulpmiddelen. Van Dale Taaltrainingen zijn te volgen als open groepstraining, in-company of individueel. Of ze nu dienen voor het bijspijkeren van de taalkennis Nederlands of het grondig leren van het Engels: het resultaat is altijd meer zekerheid en daardoor meer plezier in het eigen taalgebruik. Daarnaast biedt het Van Dale Vertaalbureau gemoedsrust bij het overzetten van teksten van en naar een vreemde taal, terwijl het Van Dale Dictee op maat organisaties voorziet van een originele en leuke taalactiviteit.
[bron: https--www.vandale.be/inhoudspaginas/over-van-dale]
--- Over (foto 3): Cornelis Kruyskamp ---
Cornelis Helenus Adrianus Kruyskamp (Rotterdam 31 mei 1911 - Leiden 6 april 1990)
Kruyskamps leven stond in het teken van de taal, de letteren, de muziek en de natuur. Al tijdens zijn middelbare-schooltijd op de Gemeentelijke h.b.s. te Rotterdam sprak hij bij voorkeur over literatuur. Met zijn schoolvriend Chris Matthijs maakte hij elke woensdagmiddag lange wandelingen in de polder Blijdorp.
Na zijn eindexamen in 1928 deed hij in de zeer korte tijd van negen maanden staatsexamen gymnasium-alfa. Hij volgde privé-lessen bij de rector van het Erasmiaans gymnasium, Rogge. Deze opleiding kreeg een logisch vervolg in de studie Nederlands te Leiden. In 1935 behaalde hij zijn doctoraalexamen en in 1939 promoveerde hij, 28 jaar oud, op De refreinenbundel van Jan van Doesborch, een dichtwerk uit het begin van de zestiende eeuw. 'Door onvoorziene omstandigheden', zo schrijft hij in zijn voorwoord, 'kon tot mijn spijt niet, zooals oorspronkelijk de bedoeling was, de geheele tekst der Refreynen met de aanteekeningen, welke gereed liggen, in dit proefschrift worden opgenomen. Binnenkort echter zal de volledige tekst, met inleiding en commentaar, verschijnen als uitgave van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.' Het tweede deel verscheen in 1940. De band met de Maatschappij was gelegd.
Deze eerste twee boeken tonen Kruyskamps groot vermogen om zich in te leven in oude teksten en zo tot haarscherpe interpretaties van woorden en zinnen te komen. Dit talent, dat zich ook uitstrekt tot moderne teksten, is in al zijn tekstuitgaven en lexicografisch werk waarneembaar.
Drie jaar voor zijn promotie, in november 1936, was Kruyskamp aspirant-redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (w.n.t.) geworden. Dit woordenboek, waaraan hij tot juni 1976 heeft meegewerkt, beschouwde hij als zijn levenswerk en met uitzondering van J. Heinsius heeft ook geen van de redacteuren zoveel artikelen voor het Woordenboek geschreven als hij. Kenmerkend voor zijn verbondenheid met en liefde voor het w.n.t. is dat in zijn overlijdensadvertentie in NRC-Handelsblad en het Leidsch Dagblad niet stond vermeld dat hij vierendertig jaar lang de bewerker van de Grote Van Dale was geweest. Alleen zijn redacteurschap van het Woordenboek der Nederlandsche Taal werd genoemd. Waarschijnlijk beschouwde hij dat als echt wetenschappelijk werk. Wie zijn artikelen in het w.n.t. leest, kan slechts met bewondering kijken naar zoveel kennis, eruditie en subtiliteit. Ze zijn alle gebaseerd op een groot taalgevoel, gepaard met een vanzelfsprekende vertrouwdheid met de taalverschijnselen van de zestiende tot en met de twintigste eeuw, met de daarbij behorende grammatica en syntaxis en met de historische grammatica (hoewel deze laatste niet zijn grote voorkeur genoot). Dit was de praktische kennis die hij nodig had voor de bewerking van zijn artikelen. Voor de rest was hij wars van alle theorie. Veelzeggend zijn de zinsneden in het voorwoord van het door hem bezorgde boek Iets over woordvorming van Wobbe de Vries (Zutphen z.j.). Dat werk bevat een schat aan materiaal en het verleidde Kruyskamp tot de uitspraak: 'Als de beoefenaars der hedendaagse Nederlandse taalkunde weer eens de tijd kunnen vinden zich wat meer te gaan bezighouden met het uitermate boeiende en belangrijke onderwerp van de woordvorming, zullen zij ontdekken dat het [...] boekje van Wobbe de Vries [...] een goudmijn is.' En: 'zijn nauwgezette waarneming [...] leidde tot uitkomsten en inzichten waarvan ook Chomsky's volgelingen misschien nog wel iets kunnen leren.'
Opvallend is dat de artikelen die hij in de aanvangsjaren van zijn redacteurschap schreef (zoals het omvangrijke komen), nauwelijks in kwaliteit onderdoen voor die uit de jaren van zijn lexicografische rijpheid. Hoogtepunten in zijn laatste periode zijn de lange lemmata vinger (35 kolom), vleesch (28 kolom) vloek, vloeken (22 kolom) en vooral voet (76 kolom). Voor wie van de taal houdt, zijn ze een bron van leesgenoegen. In een interview (natuurlijk over Van Dale; aan het w.n.t. wordt, ten onrechte, zo vond hij, veel minder aandacht besteed) zei hij eens dat 'grote' woorden zoals komen, gaan en zeggen de woorden waren waaraan de lexicograaf zijn hart kon ophalen. 'Dat zijn de artikelen die niemand leest, men kijkt alleen in een woordenboek als men een woord niet kent, maar juist de gewone woorden hebben de meest uitvoerige artikelen. De meeste ruimte wordt in beslag genomen door hand. Toen ik nog maar kort werkte ben ik wekenlang bezig geweest met komen. Een heidens werk, maar om een woord te ontleden dat zoveel begrippen dekt geeft veel bevrediging. De aardigheid is om die complexiteit te ordenen.' Die 'grote' woorden wortelen in onze cultuur. Ze vormen door hun talrijke betekenissen, connotaties, verbindingen, uitdrukkingen en spreekwoorden de basis en de ziel van onze taal.
Toch heeft het werk aan het w.n.t. hem niet alleen vreugde gebracht. Toen op 19 december 1951 Jacoba van Lessen, vanaf 1946 hoofdredacteur van het w.n.t. op persoonlijke titel, overleed, werd Kruyskamp niet benoemd als haar opvolger, zoals hij verwacht had. Het hoofdredacteurschap bleef vacant. Het heeft hem, briljant als hij was, maar - wellicht ook daardoor - altijd weer twijfelend aan zijn capaciteiten, diep geraakt. Ook in het verleden al had hij zich binnen het redactieteam min of meer solitair opgesteld. Geleidelijk aan voelde hij zich in die positie van Einzelgänger steeds meer thuis. Alle vergaderingen en contacten leidden hem af van zijn werk. In 1970 besloot hij zich, wat vergaderingen en dergelijke betreft, definitief uit de redactie terug te trekken en zich te concentreren op zijn wetenschappelijk werk: het w.n.t., Van Dale, zijn talrijke tekstuitgaven en op zijn boekenbezit.
Zijn hang naar de alleenheid was de levenshouding die - noodgedwongen - het meest bij hem paste. 'Hij leefde voor boeken en taal - voor de woorden. Hij was iemand die niet makkelijk contact maakte. Hij had dat vormelijke - wilde wel anders zijn, maar kon het niet. Boeken waren eigenlijk zijn trait d'union met deze wereld. Hij schiep zijn eigen wereld in zijn studeerkamer.' Zijn solitaire houding uitte zich in 1972 op een opmerkelijke manier. In dat jaar werkten vier generaties redacteuren bij elkaar al 121 jaar aan het w.n.t. Het Woordenboek inventariseerde toen de taal van 1500 tot 1972. In 1980 zou dat de taal van 1500 tot 1980 worden en zo zou de eindgrens steeds meeschuiven met de tijd. Kruyskamp zag het gevaar van het opschuiven: het werk zou steeds meer tijd vergen, meer geld kosten en onevenwichtiger worden. Hij stelde voor van het w.n.t. een echt historisch woordenboek te maken en de grens te bepalen op 1921. Dit jaartal, dat vrij willekeurig lijkt, is bewust gekozen: in 1921 verscheen namelijk één deel van L.A. van Royen en I.P. de Vooys, Leerboek der mechanische technologie, en om alle woorden voor de nieuwe technische vindingen een plaats te kunnen geven in het w.n.t., achtte Kruyskamp het verantwoord 1921 als terminus post quem non aan te wijzen.
Ofschoon hij van zijn mederedacteuren weinig of geen steun kreeg voor dit standpunt, zette hij, eigenzinnig als hij vaak was, zijn wil door. Hij nam in de w.n.t.-afleveringen die hij redigeerde geen woorden en betekenissen van na 1921 meer op. Aan de binnenkant van het omslag van de eerste aflevering van deel xxii liet hij de volgende tekst verschijnen: 'De naar zijn mening dwingende noodzaak tot beperking van den opzet, wil het Woordenboek ooit klaar komen, heeft den bewerker doen besluiten in dit deel in beginsel geen materiaal meer op te nemen van na het jaar 1921. De ervaring met deze eerste aflevering, die op dezen voet bewerkt is, heeft hem gesterkt in de opvatting dat daarmee niets wezenlijks voor de doelstellingen van het Woordenboek verloren gaat, terwijl de ruimtebesparing aanzienlijk is.'
Op 12 februari 1976 wordt deze maatregel officieel bekrachtigd door het Bestuur van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Vanaf dat moment verschijnt op de binnenkant van de omslagen de volgende tekst: 'Per 12 Febr. 1976 heeft het Bestuur van de Stichting i.n.l. besloten om, met het oog op de versnelde voltooiing van het w.n.t., de reeds eerder genoemde caesuur van 1921 integraal toe te passen. Voor dl. xxii (m.m.) houdt dat in, dat geen bewijsplaatsen van na 1921 verwerkt zullen zijn, met uitzondering echter van gegevens verkregen uit dialectmateriaal en historiserende bronnen.'
Boeken
Kruyskamp kwam na 1970 zelden meer op het Scriptorium van het w.n.t., gevestigd op Rapenburg 68. Hij werkte het liefst in zijn eigen studeerkamer. De arbeid aan het w.n.t. en ook aan de tekstuitgaven kon hij des te gemakkelijker thuis verrichten omdat hij de meeste van de boeken die hij ervoor nodig had, zelf bezat.
Wie ooit het voorrecht heeft gehad die bibliotheek te aanschouwen, zal haar niet licht vergeten: vijfenveertigduizend banden. Reeds bij het betreden van het pand Rapenburg 49 werd men, eenmaal de hal gepasseerd, overrompeld door de gigantische hoeveelheid boeken in de brede gang. Maar het walhalla voor de boekenliefhebber bevond zich achter de gang, in de tuinkamer, de werkkamer van Kruyskamp. Hier waren alle belangrijke naslagwerken: de grote en vaak ook de kleine negentiende- en twintigste-eeuwse woordenboeken uit het Nederlands, Frans, Duits, Engels en Zuidafrikaans; de oudere Nederlandse woordenboeken vanaf Kiliaen; de buitenlandse encyclopedieën (verschillende edities van de Brockhaus, de Encyclopaedia Britannica, de Larousse e.t.q. die, op de veiling van Kruyskamps boekerij op 27 en 28 november 1990, verscheidene buitenlandse belangstellenden trokken: de Encyclopaedia Britannica uit 1797-1803 ging voor 4500 gulden van de hand).
Zijn talrijke boeken uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw vormden een pendant van de w.n.t.-bibliotheek. Vaak zelfs bezat hij het origineel, waar het w.n.t. zich met een kopie moest behelpen. Hier, in deze kamer, verrichtte hij de werkzaamheden die hem gelukkig maakten en hij voelde er zich ook gelukkig. Altijd was er klassieke muziek te horen, ofwel via de radio (bbc 3, Kruyskamp voelde zich verraden toen deze klassieke zender van de kabel werd genomen), ofwel uit zijn grammofooninstallatie. De aanwezige poezen, waarvan er altijd één, als Kruyskamp niet achter zijn bureau zat, maar in een van de twee luie stoelen bij de kachel - onveranderlijk met een boek in zijn hand - zich op zijn schoot nestelde, waren zeer vertrouwd met Vivaldi, Bach, Telemann, Obrecht, Beethoven en Gesualdo. Zij vormden (op het eind van zijn leven was er nog maar één poes, de dood van elk van hen deed hem veel verdriet) met de boeken het ideale decor van de studeerkamer van een geleerde. Kruyskamp was op en top een boekenverzamelaar, met alle rituelen die daarbij behoorden. Toen hem, ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag in 1976 (die voor hem tevens een afscheid van het w.n.t. en Van Dale betekende), de afscheidsbundel Opstellen werd aangeboden in het pand van de Haagse firma Nijhoff, destijds nog de uitgever van de grote Van Dale, haalde hij na de officiële toespraak van de samensteller de aanbiedingsfolder van de bundel uit zijn zak en borg die zorgvuldig in het hem zojuist overhandigde boek met de woorden: nu is het pas volledig.
Ook kon het hem een buitengewoon genoegen doen als hij een werk dat hij dubbel bezat, tegen een veel hogere prijs dan hij ervoor betaald had op een veiling kon verkopen. Op een van de laatste veilingen die hij bezocht, waarop ik toevallig ook aanwezig was, werd een compleet tijdschrift geveild voor ruim vierhonderd gulden. Toen wij gelijktijdig naar buiten liepen, vertrouwde hij me fluisterend toe: 'Dat was mijn exemplaar, ik heb het een paar maanden geleden voor dertig gulden op een boekenmarkt gekocht.' Uit zo'n transactie putte hij grote vreugde.
Kruyskamp begon al vroeg met het verzamelen van boeken. In de verzamelbundel Over de omgang met woorden, schrijft hij: 'Van postzegels stapte ik over naar het boek als verzamelobject. Dat moet omstreeks mijn veertiende zijn geweest. Sindsdien heeft de liefde voor het boek mij nooit meer verlaten en ben ik geworden tot wat in het Engels zo treffend een 'bookman' wordt genoemd.' Zijn liefde voor zijn boeken blijkt ook in zijn Aanwijzingen voor de verkoop van mijn bibliotheek, een wilsbeschikking die hij op 13 februari 1986 schreef - 'typisch genoeg achterop briefpapier van een veilinghuis': 'Er moet vooral op gelet worden dat de afdelingen die bij elkaar horen niet gescheiden worden. Er zijn twee kernen in mijn bibliotheek: de afdeling naslagwerken in de ruimste zin, en de afdeling letterkunde en geschiedenis.' Verderop schrijft hij over een kleine collectie wetenschappen en kunsten: 'Het verdient overweging dit rekje met de inhoud als één nummer te veilen. Het kan voor iedere beginnende verzamelaar een onschatbare kern van een bibliotheek vormen.'
Kruyskamp ging zelfs zover de nabestaanden een bepaald transportbedrijf aan te raden. 'Dat zal wel duur zijn, maar [dit bedrijf] heeft veel ervaring in het verhuizen van bibliotheken en bezit speciale wagentjes voor boekentransport, waarmee plank voor plank overgebracht kan worden.'
Van Dale
In 1942 werd Kruyskamp, samen met zijn w.n.t.-collega dr. F. de Tollenaere, door de firma Nijhoff aangezocht een grondige bewerking van de Van Dale op de markt te brengen. Overigens waren er van de kant van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming, Afdeeling Kultuurbescherming en Wetenschap, grote bezwaren tegen de toekomstige werkzaamheden van de beide w.n.t.-redacteuren aan Van Dale. In een brief van dit departement aan een van de twee staat de volgende passage: 'Het ligt geheel niet in de bedoeling U en de andere heeren beperking op te leggen bij het verrichten van wetenschappelijk werk of van nevenwerkzaamheden, die het werk aan het Woordenboek niet schaden. De Commissie heeft alleen te waken tegen al wat met de belangen van het Woordenboek in strijd zou komen en juist dit is met het verleenen van wetenschappelijke medewerking aan een nieuwe uitgave van Van Dale het geval. Deze uitgave is immers een onderneming, die concurrentie beoogt tegenover de editio minor van het Woordenboek. In opdracht van de Regeering heeft de redactie van het Woordenboek de uitgave van de editio minor ter hand genomen. De bedoeling is in enkele jaren te komen tot een woordenboek voor dagelijksch gebruik, opdat het Nederlandsche volk in het bezit zal komen van een in alle opzichten betrouwbaren en gedegen gids. Het is nu toch wel een redelijk verlangen, dat leden van de redactie van het Woordenboek zich van medewerking aan de nieuwe uitgave van Van Dale onthouden.'
De laatste druk van Van Dale op dat moment, de zesde, dateerde van 1924 en was in het begin van de jaren veertig sterk verouderd. Het boek werd dan ook nauwelijks meer verkocht. Kruyskamp en De Tollenaere hebben in die zevende druk, die in 1950 zou verschijnen, zoveel aangevuld aan woorden, vaste verbindingen, zegswijzen, spreekwoorden, uitdrukkingen en citaten, dat pas in 1950 met recht van de 'Grote' of 'Dikke' Van Dale gesproken mag worden. Het spreekt haast vanzelf dat de beide w.n.t.-redacteuren hier vooral gebruik maakten van het materiaal van het w.n.t. In welke mate Van Dale aan het w.n.t. schatplichtig is, illustreert Kruyskamp in de Inleiding op de tiende druk van Van Dale in 1976: 'Van hoeveel gewicht de gegevens van het w.n.t. zijn moge hieruit blijken dat b.v. het gedeelte van Trekken tot en met Tuin dat in deze nieuwe druk van Van Dale voor het eerst op basis van dat woordenboek behandeld kon worden, daarbij is uitgedijd van 27 tot 40 kolommen, dus ongeveer 50%.' Na de zevende druk kwam er een einde aan de samenwerking met De Tollenaere. Ook hier weer speelt Kruyskamps streven om alleen te werken een grote rol. In de achtste (1961), negende (1970) en tiende druk (1976) heeft Kruyskamp het boek steeds completer en vooral gezaghebbender gemaakt. Hij was briljant in het onderscheiden van de verschillende betekenissen van een woord en zijn taalgevoel stelde hem in staat snel en trefzeker te definiëren.
Kruyskamp hield van de taal maar vooral van de oudere taal. Illustratief daarvoor is de passage uit de Inleiding van de tiende druk (p. xiii): 'Van Dale is in oorsprong en opzet een negentiende-eeuws woordenboek, en hoezeer de bewerker er in de opeenvolgende drukken naar gestreefd heeft het inderdaad bij te werken en te moderniseren, dat oorspronkelijke karakter is toch opzettelijk en weloverwogen gehandhaafd. In de negentiende eeuw immers heeft de Nederlandse taal haar grootste expansie bereikt. Het is bij uitstek de eeuw van het geschreven en gedrukte woord, de eeuw van de gecultiveerde stijl.'
De negentiende eeuw was Kruyskamps eeuw. Zijn werkkamer vertoonde er alle trekken van: bruine velours gordijnen, een salamander kachel in het midden, en boekenkasten haaks op de muur. Zijn vrouw, José Kruyskamp-Salomé, is ervan overtuigd dat haar man gelukkiger was geweest in de negentiende eeuw. 'Hij had moeite met de moderne tijd en voelde zich niet in deze wereld passen.' Dat was ook het beeld dat Kruyskamp van zichzelf had. Het eerste boek dat hij aan zijn vrouw gaf, op 25 augustus 1951, was Vreemdeling in de wereld (z.j.) van Pär Lagerkvist. Voorin het boek schreef hij: 'Voor Jos, van een vreemdeling in deze wereld.'
Het mag dan ook geen verwondering wekken dat Kruyskamp, de negentiende-eeuwer, veel moderne woorden als een aanslag op die negentiende-eeuwse gecultiveerdheid beschouwde. Zo weigerde hij om in Van Dale 'onzinwoorden' als boterberg en boerenmetworst op te nemen. Hij gaf de voorkeur aan 'een enorm reservoir van uitdrukkingen, zegswijzen, wendingen, kortom van taalmogelijkheden waaruit hij [de taalgebruiker, H.] slechts te putten heeft om ze weer te actualiseren.' (Inleiding tiende druk, p. xiii.) Zijn vreemdelingschap in deze wereld kwam ook tot uiting in enige subjectief gekleurde definities in Van Dale. Een van de minst bekende is ongetwijfeld die van kosmonaut: 'een ietwat hyperbolische benaming voor personen die een klein sprongetje in de kosmische ruimte doen door zich b.v. naar de maan of een planeet van ons zonnestelsel te laten schieten.' De gedachtengang is zonneklaar: de hedendaagse mens, hybridisch als hij is, denkt nu wel dat hij de kosmos doorklieft, maar het heelal is zo oneindig dat ruimtevaart nog slechts een klein sprongetje van de aarde mag worden genoemd. De meest geciteerde definitie waaruit Kruyskamps eigenzinnigheid blijkt, is die van pop(muziek), 'ben. voor zekere oorspr. op de rock-'n-roll gebaseerde, bij jeugdige en onrijpe personen in de smaak vallende, hedendaagse amusementsmuziek.' Ik zou dat hier niet meer vermelden als ik niet beschikte over een Kruyskamp typerende reactie op enkele critici die deze omschrijving 'elitair' noemden. In een vraaggesprek pareert Kruyskamp deze kwalificatie als volgt: 'Elitair? [...] Daar ben ik het bepaald niet mee eens. Ik geef niet toe aan de tendens om aan woorden als 'elite' of 'intellect' een denigrerende betekenis te verbinden. Dat zijn kreten, waarmee wordt gediscrimineerd ten aanzien van iemand die zijn neus uitsteekt vanuit een hoek waar men zich gediscrimineerd voelt. En wat die omschrijving betreft: er zijn nu eenmaal termen, al zijn het uitzonderingen, waarbij je niet ontkomt aan een bepaalde appreciatie. In het algemeen heb ik naar objectiviteit gestreefd, maar bij sommige woorden ontkom je niet aan een subjectief element. En wat men er ook over zal blijven schrijven, de popmuziek is naar mijn mening nog steeds triviaal en lawaaimakerij.'
Kruyskamp was, zoals gezegd, een groot liefhebber van klassieke muziek. En ook van rust. Hij was een kamergeleerde die zich het meest op zijn plaats voelde te midden van zijn tienduizenden boeken. Die popmuziek doorbrak de vrede van zijn studeerkamer en hij liet dat weten aan de lezers van Van Dale. Zo'n definitie past overigens in de traditie van Dr. Samuel Johnson, op wie Kruyskamp zich regelmatig beroept. Johnson had als Engelsman niet veel op met de Schotten. Derhalve definieerde hij oats als 'a grain which in England is usually given to horses but in Scotland supports the people'. In de Inleiding tot de tiende druk (p. xv) schrijft Kruyskamp: 'Dat in zaken waarvan de waardering louter een kwestie van smaak is ook de lexicograaf een persoonlijke noot mag laten horen, beschouwt de bewerker als een onbetwistbaar recht, waarvan Samuel Johnson de beschermheer is.'
Het Tijdschrift
Kruyskamp heeft zijn hele leven geweigerd lid te worden van verenigingen. Hij wist dat hij als eenling er zich niet thuis zou voelen. Hij maakte één uitzondering: in 1941 werd hij lid van de Maatschappij en in 1945 trad hij toe tot de Commissie voor taal- en letterkunde, waarvan hij onmiddellijk secretaris werd. Vijfendertig jaar lang, tot 1970, bleef hij werkzaam in deze Commissie. Talrijk zijn zijn bijdragen aan het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, ze getuigen van zijn grote werkkracht en snelheid van werken, een snelheid die verwondert bij iemand die zoveel twijfel over zichzelf koesterde. Vanaf 1953 publiceert hij een ongekend aantal boekbesprekingen waaruit zijn grote belezenheid blijkt, zowel van het Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse Letterkunde van G. Knuvelder, de uitgave van Jan van der Noots Het Bosken en het Theatre door W.A.P. Smit, de Kamper Spreekwoorden door G.G. Kloeke als van deel iv van het Woordeboek van die Afrikaanse Taal.
In 1970 trekt Kruyskamp zich uit de Commissie terug. Het is het begin van zijn steeds solitairder wordend bestaan. In 1976 legt hij het hoofdredacteurschap van Van Dale neer, maar hij werkt nog mee aan de elfde druk die in 1984 zou verschijnen: hij reviseerde de Aanhangsels. In totaal had hij een aandeel in vijf edities van Van Dale.
Hij blijft nog publiceren, maar het aantal geschriften neemt uiteraard af. Dat kan ook niet anders bij zo'n indrukwekkende voorafgaande produktie.
Kruyskamp sterft op 6 april 1990, een van de laatste neerlandici die op bijna alle deelgebieden van de neerlandistiek goed thuis was.
Voornaamste geschriften
hans heestermans [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_jaa003199301_01/_jaa003199301_01_0012.php]
De Kruyskamp-prijs is een in 1994 ingestelde driejaarlijkse prijs voor een in druk verschenen specialistisch dan wel voor een breder publiek bestemd werk op het gebied van de Nederlandse lexicografie, de Nederlandse lexicologie of de editie en annotatie van oude Nederlandse teksten. De hoogte van de prijs wordt eens in de drie jaar vastgesteld door het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, op grond van de opbrengst van het door schenking verkregen Kruyskamp-fonds, en bedraagt zo mogelijk ten minste 2.500 euro.
De prijs is genoemd naar de lexicograaf dr. Cornelis Kruyskamp (1911-1990), tientallen jaren redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal en van Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal.
De toekenning geschiedt door het bestuur van de Maatschappij op voordracht van een door het bestuur te benoemen Commissie van voordracht. Het te bekronen werk moet voor het eerst in druk zijn verschenen in boek of tijdschrift in de zes jaar voorafgaande aan het jaar waarin de prijs wordt verleend.
Prijswinnaars
1994 F.M.W. Claes
1997 Willem Wilmink en W.P. Gerritsen
2000 Hans Luijten
2003 Marc De Coster
2006 Wim Hüsken
2009 Frans Debrabandere
2012 Veerle Fraeters, Frank Willaert en Louis Peter Grijp
2015 Heidi Aalbrecht en Pyter Wagenaar
2018 Herman Brinkman en Ike de Loos (uitgave Gruuthuse-handschrift)
[bron: wikipedia]
--- Over (foto 4): Johan Hendrik van Dale ---
Johan Hendrik van Dale (Sluis, 15 februari 1828 - aldaar, 19 mei 1872) was een Nederlands onderwijzer, archivaris in Sluis en woordenboekenmaker.
Van Dale is vooral bekend als naamgever van het Groot woordenboek der Nederlandse taal, beter bekend als de Dikke Van Dale. Zijn ouders zijn Abraham van Dale, een peperkoekbakker, en Pieternella Johanna du Bois, beiden geboren in Sluis en daar getrouwd.
Van Dale behaalde op zijn zestiende zijn eerste onderwijsbevoegdheid, onderwijzer van de vierde rang, en vier jaar later de tweede rang. Op 23 mei 1854 werd hij aangesteld als hoofdonderwijzer aan de openbare school in zijn geboorteplaats. Vanaf 1857 was hij er ook onbezoldigd stadsarchivaris. Ook deed hij onderzoek naar de geschiedenis van zijn geboortestreek. Tussendoor schreef hij leerboeken over taalzuiverheid, spraakkunst en zinsontleding, geschiedkundige artikelen en brochures over Sluis en richtte hij de oude rederijkerskamer De Oranjebloem weer op.
In 1866 kreeg hij zijn eerste lexicografische opdracht, de bewerking van het Taalkundig handboekje, of alphabetische lijst van alle Nederlandsche woorden, die wegens spelling of taalkundig gebruik aan eenige bedenking onderhevig zijn. In 1867 vroeg de uitgever D.A. Thieme hem om de eerste druk van het Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal uit 1864 van I.M. Calisch en N.S. Calisch te herzien, omdat het oorspronkelijke woordenboek in de spelling-Siegenbeek was geschreven, terwijl de spelling-De Vries en Te Winkel inmiddels was aanvaard. Van Dale nam het aanbod aan. Thiemes aanbod om redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal te worden wees hij af. Het bewerken van het woordenboek voltooide hij in vier jaar tijd, zij het dat hij vanaf februari 1869 hulp kreeg van zijn oud-leerling Jan Manhave.
Omdat hij zelf vaak ontstemd was geweest over de vage, te algemene of onduidelijke informatie die hij in bestaande woordenboeken had aangetroffen, stelde Van Dale hoge eisen aan de exacte omschrijving van de begrippen: de onderwijzer van Dale had onveranderlijk de leerling voor ogen, die een duidelijk, precies en volledig antwoord moest vinden op zijn vraag: 'Wat betekent dat?'. Hij schrijft zelf, in het voorbericht bij de druk van 1872: "Het schrijven van een Woordenboek is een ondankbaar, een verdrietig werk. Is er veel, dat men heeft opgenomen of verbeterd, er is nog veel meer, dat men vergeten heeft, dat de aandacht ontsnapt is en alzoo onverbeterd is gebleven."
De werkzaamheden verkeerden in de laatste fase - de eerste afleveringen waren al verschenen - toen Van Dale in mei 1872 op 44-jarige leeftijd overleed aan de pokken. Ewoud Sanders merkt hierover op: "Het blijft een raadsel dat juist Van Dale door de pokken werd geveld. De koepok-inenting was in zijn tijd verplicht voor onderwijzers." Het woordenboek was in manuscript gereed tot de letter Z. Het werd voltooid door Manhave.
Twee jaar na Van Dales dood verscheen het eerste complete exemplaar, en dus de tweede druk van het Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal. Er ontstond echter kritiek op het werk van Van Dale omdat het niet aan de destijds geldende lexicografische normen voldeed. 'Van Dale' was echter inmiddels een begrip geworden; vanaf de vierde druk verscheen zijn achternaam in de titel van het woordenboek. Bij de zevende druk was elk woord in het woordenboek opnieuw herzien. Met het werk van Van Dale had de inhoud sindsdien niets meer te maken, maar zijn naam bleef in titel gehandhaafd.
In 2003 verscheen bij uitgeverij De Walburg Pers te Zutphen een biografie van Van Dale door Lo van Driel, getiteld Een leven in woorden (J.H. van Dale - schoolmeester - archivaris - taalkundige).
In Sluis wordt Van Dale geëerd met onder meer een borstbeeld, vervaardigd door de beeldhouwer Pieter Puijpe, onthuld op 4 september 1924. Verder is er een eenvoudige herdenkingszuil op het kerkhof, een Van Daleschool en een Van Dalestraat.
[bron: wikipedia]
Wie is Van Dale?
Jouw taal
Taal is communicatie, of je nu schrijft, leest, praat of luistert. Als je een taal goed beheerst, begrijp je wat andere mensen bedoelen. En als je een taal goed en correct gebruikt, word je ook zelf beter begrepen. Van Dale biedt alles wat je hiervoor nodig hebt.
Eén man
Het levenswerk van één man is nu dé bron voor communicatie in allerlei talen. Johan Hendrik van Dale (1828-1872) was stadsarchivaris en hoofdonderwijzer in Sluis en stond bekend als groot kenner van de Nederlandse taal. In 1867 kreeg hij van uitgever D.A. Thieme het eervolle verzoek om het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal te bewerken. Hij aanvaardde de uitdaging om de taal helder en exact te beschrijven, met de correcte spelling. Maar het werk overleefde hem: als hij in 1872 overlijdt, is hij slechts tot de 'Y' gevorderd en zijn assistent Jan Manhave voltooit de eerste druk.
Uitgeverij Nederlandse taal
De Dikke Van Dale wordt een begrip en het standaardwerk voor gebruik van de Nederlandse taal. Voor schrijvers, neerlandici, journalisten én het grote publiek. En meer dan dat: er komt een complete uitgeverij, Van Dale Lexicografie bv, die de standaard zet voor allerlei woordenboeken.
Nieuwe woorden
Deze uitgeverij groeit uit tot een omvangrijk bedrijf. Onze ervaren woordenboekmakers volgen de ontwikkeling van verschillende talen. Zo scannen we de inhoud van toonaangevende kranten in Nederland en België op nieuwe woorden en betekenissen en werken we samen met vooraanstaande Europese uitgevers van woordenboeken. Van Dale Uitgevers is onderdeel van Veen Bosch & Keuning Uitgeversgroep (VBK Uitgevers), marktleider in de algemene boekenmarkt.
Online en meer
Van Dale weet wat mensen willen en vragen. Om je snel te kunnen helpen, is er de Van Dale App, Van Dale op social media én Van Dale Online. Hier vindt iedereen het juiste antwoord op taalvragen. Of je nou een contract moet vertalen, je als ambtenaar wilt leren om je boodschap direct duidelijk te maken of je als (NT2-)docent met de meest betrouwbare woordenboeken en taalmethode wilt werken. Voor iedereen hebben we een passende taaloplossing. Ook in print: van grammatica- en oefenboeken tot pocketwoordenboeken en het Basiswoordenboek Nederlands voor de basisschool.
Partners & onderwijs
Webfeud, Lingo, Kobo, Amazon en Sensotec. Met deze en nog meer partijen werkt Van Dale samen, zodat lezers en spelers gebruik kunnen maken van onze onlinewoordenboeken. Ook levert Van Dale content voor bijvoorbeeld dyslexieprogramma's voor het onderwijs. Bekend terrein voor ons: Johan Hendrik van Dale was onderwijzer. We treden in zijn voetsporen met onze taaltrainingen, die variëren van open groepstraining tot in-company of individueel. En met onze nieuwste service Van Dale Taaladvies praten we je in no time bij over het Nederlands van nu.
[bron: https--www.vandale.nl/over-van-dale]
Wie was de Sluise schoolmeester Johan Hendrik van Dale (1828-1872)? [2019-02-10]
Al snel na het verschijnen van de moeder aller Dikke Van Dales, het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal van de neven Calisch en Calisch (bij uitgeverij Campagne te Tiel), werd duidelijk dat het woordenboek geflopt was. Uitgeverij Campagne bleef achter met een kater en veilde begin 1867 de rechten van het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal en de onverkochte exemplaren van het woordenboek. Uitgever D.A. Thieme kocht de rechten, mede namens zijn collega's Sijthoff en Nijhoff, en gaf in juli van datzelfde jaar de Sluise schoolmeester Johan Hendrik van Dale (1828-1872) de opdracht het woordenboek niet alleen in de nieuwe spelling om te zetten, maar ook te herschrijven, aan te vullen en te actualiseren. Van Dale had, onder meer als auteur van een Taalkundig Handboekje, op dat moment al een zekere reputatie in de taalbeschrijving.
Johan Hendrik van Dale ging meteen aan de slag: hij paste de spelling in het woordenboek aan die van De Vries en Te Winkel aan, nam naar schatting een kleine 20.000 nieuwe trefwoorden op en vulde het woordenboek aan met behulp van het wetenschappelijke Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), waarvan in 1864 de eerste afleveringen begonnen te verschijnen en dat overigens pas in 1998 voltooid zou worden.
Het werken aan het woordenboek was Van Dale een last. Of, in zijn eigen woorden: 'Het schrijven van een Woordenboek is een ondankbaar, een verdrietig werk. Is er veel, dat men heeft opgenomen of verbeterd, er is nog veel meer dat men vergeten heeft, dat de aandacht ontsnapt is en alzoo onverbeterd is gebleven.'
Bij zijn noeste arbeid liet Van Dale zich vanaf 1869 assisteren door zijn leerling Jan Manhave (1850-1927), en begin 1872 was het werk zo ver gevorderd dat de eerste helft van het woordenboek in vijf afleveringen kon verschijnen. Het woordenboek werd in een voor die tijd immense oplage gedrukt (10.000 exemplaren) en kon daarom tegen een lage prijs aan de man worden gebracht.
Van Dale zelf zou de voltooiing van zijn woordenboek niet meemaken. Hij werd vlak na de verschijning van de eerste afleveringen van zijn woordenboek ernstig ziek. Hij kreeg namelijk de pokken, destijds ook wel eufemistisch 'de kinderziekte' genoemd, en stierf op 19 mei 1872. Op dat moment was hij met zijn bewerking gevorderd tot de i-grec. Jan Manhave zou het werk voltooien, en pas in 1874 was het woordenboek helemaal af.
Had de uitgever het woordenboek in 1872 nog aangekondigd als een tweede druk van het woordenboek van Calisch en Calisch, toen het boek in 1874 zijn definitieve titelpagina kreeg, stond daar alleen de naam J.H. van Dale op. Aan die beslissing van de uitgever zullen we het wel te danken hebben dat het woordenboek nu de Dikke Van Dale heet en niet bijvoorbeeld de Dikke Calisch.
Uit: Waarom staat kikkervet niet in de Dikke Van Dale? (Van Dale Uitgevers, 2015).
Ton den Boon [bron: https--www.vandale.nl/historie-wie-was-johan-hendrik-van-dale]
Een workaholic die geen 'nee' kon zeggen
Woordenboekmaker Johan Hendrik van Dale
Vorig najaar kozen lezers van Onze Taal de invloedrijkste taalgebruiker. Op de vierde plaats (na de Statenvertalers, Van Kooten en De Bie, en Marten Toonder) eindigde Johan Hendrik van Dale, grondlegger van het gezaghebbendste woordenboek van Nederland. Wie was hij en wat dreef hem?
Het grootste, bekendste en belangrijkste Nederlandse woordenboek is de grote Van Dale, vooral bekend als de 'Dikke Van Dale'. Zijn naam ontleent het woordenboek aan zijn eerste bewerker: Johan Hendrik van Dale.
Van Dales leven speelde zich af in het Zeeuws-Vlaamse Sluis, in het midden van de negentiende eeuw. Hij werd er geboren in 1828 en overleed er 44 jaar later aan de pokken (1872). Heel veel is er niet bekend over hem. De archieven van Sluis zijn aan het eind van de Tweede Wereldoorlog nagenoeg geheel verloren gegaan, inclusief de persoonlijke documenten van Van Dale. Maar door latere vondsten zijn er toch heel wat nieuwe gegevens over hem aan het licht gekomen.
Van Dale groeide op in het gezin van een beroepsmilitair, die zelden thuis was en op jonge leeftijd verongelukte. Zijn vader was met zijn militaire carrière overigens wel een buitenbeentje: generaties lang waren de Van Dales in Sluis en omgeving bakker, en ook twee van Johans broers verdienden hun brood door het zelf te bakken. Van Dale, die in zijn jeugd Jan werd genoemd, was ziekelijk van aard. Wellicht mede daardoor bleef hij langer op school dan gebruikelijk was en las hij veel.
Na zijn schooltijd volgde Van Dale een opleiding tot schoolmeester, en hij deed dat op de in die tijd gangbare manier. Hij werd eerst onderwijsassistent, en behaalde vervolgens de vereiste rangen. In de omgeving van Sluis werkte hij als hulponderwijzer en waarnemend hoofd. Jan van Dale trouwde met zijn buurmeisje Maria Moens, de dochter van de visboer, toen ze zwanger bleek, en hij probeerde toen wat te verdienen als huisonderwijzer.
Boeken en boekjes
Van Dale begint al jong te publiceren. Als huisonderwijzer moet hij veel vrije tijd hebben gehad: er zijn legio kleine publicaties van zijn hand uit die tijd, vooral over geschiedenis en taal- en letterkunde, maar ook over dialect en folklore. Al vrij snel volgen grotere artikelen en vooral schoolboekjes. Enkele jaren later krijgt hij de begeerde post van hoofdonderwijzer aan de school in Sluis. Zijn vergelijkend examen is excellent. Bovendien wordt hij archivaris van het stadsarchief, dat een rijke en omvangrijke verzameling documenten beheert.
Uit zijn publicaties blijkt dat Van Dale een grote belangstelling had voor de regionale geschiedenis. Daarnaast ging zijn interesse uit naar taal. Via het werk in het archief kwam Van Dale tot de studie van het Middelnederlands. Zijn schoolboekjes betreffen onder meer spelling, spraakkunst en bijbelse geschiedenis. Daarnaast schreef hij een buitengewoon aardig leesboek over de provincie Zeeland, en boekjes over spreekwoorden en het verbeteren van opstellen.
De stortvloed van bijdragen over streek- en stadsgeschiedenis van zijn hand komt vooral terecht in Cadsandria, een door hem opgericht jaarboekje voor Zeeuws-Vlaanderen, en in Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen (1856-1863), waarvan hij eveneens oprichter is.
Van Dale vestigt zijn naam als taalkundige vooral door zijn boekjes en boeken over zinsontleding, met name voor onderwijzers. Ook begint hij in vooraanstaande tijdschriften allerlei stukken over de Nederlandse taal te publiceren. 'Van Dale uit Sluis', zoals hij wel op congreslijsten voorkomt, krijgt daardoor een zekere naam en goede contacten in de wereld van onderwijzers en geleerden.
Woordenboek
Van Dale ontleent zijn grootste bekendheid natuurlijk aan zijn werkzaamheden als woordenboekmaker, hoewel die plaatsvonden in een betrekkelijk korte periode aan het eind van zijn leven - hij begon in 1868 aan dat woordenboek en werkte eraan tot zijn dood in 1872. In die vier jaar schreef hij bovendien een voor hem en zijn stad buitengewoon belangrijke geschiedenis van Sluis in de Middeleeuwen. Dat kostte hem anderhalf jaar en daarna was hij bijna een halfjaar overspannen.
Hoe kwam de schoolmeester uit Sluis nu tot de bewerking van een woordenboek? En waarom ging hij niet weg uit Sluis om in Leiden te werken aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), het grootste woordenboek van de wereld?
De antwoorden op die twee vragen staan - zo is uit eerder onderzoek gebleken - min of meer met elkaar in verband. Het WNT, waaraan Matthias de Vries (hoogleraar te Leiden) en Lammert te Winkel werkten, werd uitgegeven door een consortium van drie uitgevers: Thieme, Sijthoff en Nijhoff. Uitgeven is hier overigens een wat misplaatste term, want de werkzaamheden aan het WNT schoten niet erg op.
De onderneming was in de jaren vijftig van de negentiende eeuw breed opgezet met het excerperen van vele, vele boeken. Het concept dat De Vries opstelde, kwam neer op een gedetailleerde beschrijving van de ontwikkeling van elk Nederlands woord sinds de Middeleeuwen. Bovendien moest voor dat beoogde woordenboek eerst de spelling geregeld worden, en vervolgens moest de kopij uitputtend bewerkt worden. Dat kostte de twee redacteuren, van wie De Vries alleen in zijn vrije tijd aan het WNT werkte, te veel tijd. De uitgevers zagen de markt verlopen. Het WNT had wel een vernieuwde spelling opgeleverd, maar er bestond geen woordenboek waarin woorden volgens die spelling opgezocht konden worden. De hoop dat het WNT binnen afzienbare tijd aan de vraag naar zo'n woordenboek kon voldoen, bleek ijdel. En ondertussen moest de financiering van het eindeloze WNT-project uit de zak van de uitgevers blijven doorgaan.
Calisch & Calisch
De uitgevers betoonden zich slimme zakenlieden. Ten eerste zochten ze serieus naar versterking van de redactie van het WNT. Daarbij is Van Dales naam gevallen, en het is zo goed als zeker dat hij zichzelf heeft gepresenteerd. En ten tweede kochten de drie uitgevers de rechten van een bestaand handwoordenboek, inclusief alle nog resterende exemplaren. Dat was het Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal van I.M. Calisch & N.S. Calisch, dat was verschenen tussen 1861 en 1864. De bedoeling van Thieme, Sijthoff en Nijhoff was dit kleine handwoordenboek te laten verbeteren, met name wat de spelling betreft, zodat de markt bediend kon worden. In een ingewikkeld spel van handelen en onderhandelen is de onderwijzer uit Sluis zowel voor het WNT als voor de bewerking van het woordenboek van Calisch & Calisch in beeld gekomen. Van Dale bedankte voor de betrekking in Leiden, omdat hem geen volwaardig redacteurschap werd aangeboden, maar een betrekkelijk vage positie als medewerker. Dit moet hij te riskant hebben gevonden, of zelfs beneden zijn stand. Maar de verbetering van het handwoordenboek nam hij wel op zich.
De bewerking van het woordenboek van Calisch & Calisch heeft Van Dale veel serieuzer aangepakt dan de bedoeling van de uitgevers was: hij vulde het aan met vele trefwoorden, vooral op het gebied van de kennis der natuur, wat in die tijd een van de nieuwe onderwijsvakken was. De bewerking is geen meesterwerk, hoewel het destijds het beste was wat er was. Van Calisch & Calisch nam hij veel over, ook fouten. In zijn huis aan de Grote Markt van Sluis, dat hij net betrokken had, deed hij wat hij kon met een betrekkelijk kleine bibliotheek en enkele woordenboeken. Twijfelgevallen legde hij voor aan professor Matthias de Vries. Het feit dat de onderhandelingen over een mooie positie bij het WNT op zo'n pijnlijke manier waren misgelopen, heeft geen merkbare invloed gehad op hun relatie.
Een zachtaardige zenuwlijder
Over de persoon van Van Dale weten we niet zo veel. Hij was een vriendelijke, hulpvaardige man en een buitengewoon harde werker, een workaholic. Al bij zijn leven werd gezegd: 'Van Dale werkt zich dood.' Ontspanning kende hij niet. De weinige gegevens die we over hem hebben, wijzen erop dat hij tijdens zijn korte leven geteisterd werd door lange periodes van ziekte: hoofdpijn, koorts, overspannenheid - een zachtaardige zenuwlijder. Er zijn legio anekdotes in omloop die hem typeren als een halve malloot, maar daar is geen enkel bewijs voor. Vrijwel allemaal dateren ze van een halve eeuw later en vrijwel allemaal komen ze uit één bron.
Wie zich in zijn leven verdiept, vraagt zich af wat hem dreef. Zonder enige twijfel was hij een onderwijzer met een brede belangstelling en een grote kennis op het gebied van geschiedenis en taalkunde. Maar waarom zei hij nooit 'nee' als hem weer gevraagd werd zijn schaarse tijd en zijn gezondheid op te offeren aan projecten die ver beneden zijn niveau lagen? Waarom bewerkte hij eindeloos veel schoolboeken, en bovenal: waarom ging hij in op het verzoek dat woordenboek te bewerken, hoewel hij erg onder de werkzaamheden gebukt ging? We weten de antwoorden niet, maar een combinatie van ambitie en geldzucht heeft zo goed als zeker een rol gespeeld. En dat Van Dale zich gefrustreerd voelde over zijn positie en zijn gebrek aan een wetenschappelijke opleiding valt niet uit te sluiten.
Bij zijn vroege, tragische dood in 1872 richtten 'zijne vrienden' een fraai doch sober grafmonument op. In 1924 herdachten 'vereerders' hem met ontelbare toespraken en een borstbeeld. Alle dertien drukken van de grote Van Dale liggen rond dat beeld in Sluis en belemmeren het zicht op wie hij was, op wat we over hem weten en op wat hij werkelijk deed met het woordenboek van Calisch & Calisch. De naam Van Dale suggereert dat Jan van Dale het woordenboek van de grond af opbouwde en verantwoordelijk was voor de huidige kwaliteit. Maar zo is het niet. Van Dale bewerkte een bestaand woordenboek, serieus en degelijk, maar zonder de wetenschappelijke bagage van een historisch-taalkundige of een lexicograaf. Dat is eraan af te zien, en reeds enkele decennia na zijn dood werd het woordenboek grondig bekritiseerd. Nieuwe uitgaven maken korte metten met Van Dales bewerkingen. Onder lexicografen werd al snel gezegd dat het woordenboek ten onrechte zijn naam droeg. Maar dat alles is geschiedenis: Van Dale is een van onze weinige landgenoten wier naam tot merknaam werd.
Lo van Driel publiceerde eerder twee boeken over Van Dale:
Lo van Driel [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_taa014200501_01/_taa014200501_01_0066.php]
||door: van Dale, Cornelis Kruyskamp, Johan Hendrik van Dale
||taal: nl
||jaar: 1976
||druk: 10e druk Van Dale
||pag.: 1575p
||opm.: hardcover|zo goed als nieuw|pagina 1 bevat notitie
||isbn: 90-247-1829-5
||code: 1:001543
||boek: Groot Woordenboek der Nederlandse Taal Deel II O-Z|C. Kruyskamp|Martinus Nijhoff
||door: van Dale, Cornelis Kruyskamp, Johan Hendrik van Dale
||taal: nl
||jaar: 1976
||druk: 10e druk Van Dale
||pag.: 1656p
||opm.: hardcover|zo goed als nieuw|pagina 1 bevat notitie
||isbn: 90-247-1831-7
||code: 1:001544
--- Over het boek (foto 1): Groot Woordenboek der Nederlandse Taal Deel I A-N ---
Dit betreft de tiende geheel opnieuw bewerkte en zeer vermeerderde druk uit 1976 door Dr. C. Kruyskamp (Martinus Nijhoff, Den Haag)
[bron: flaptekst]
--- Over (foto 2): van Dale ---
Over Van Dale
Van Dale spreekt jouw taal. We geven je ons woord!
Taal is communicatie, of je nu schrijft, leest, praat of luistert. Als je een taal goed beheerst, begrijp je wat andere mensen bedoelen. En als je een taal goed en correct gebruikt, word je ook zelf beter begrepen. Met die intentie is Johan Hendrik van Dale ooit begonnen met zijn eerste woordenboek. En met diezelfde intentie verzorgt Van Dale Uitgevers vandaag de dag een groot en gevarieerd aanbod met tientallen titels op taalgebied. Daarmee kunnen we je als taalgebruiker krachtig ondersteunen. Van Dale biedt je graag het juiste gereedschap en de nodige kennis. Wie je ook bent, wat je ook doet. Wat als het levenswerk van één man begon, is tegenwoordig een welkome bron voor communicatie in vele talen. Onze naamgever Johan Hendrik van Dale is met recht een naam die een begrip is geworden. Onze uitgeverij begon met het levenswerk van Johan Hendrik van Dale (1828-1872). Bij leven was hij stadsarchivaris en hoofdonderwijzer in Sluis en werd hij alom erkend als groot kenner van de Nederlandse taal. In 1867 kreeg hij van uitgever D.A.Thieme het eervolle verzoek om het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal te bewerken. Hij aanvaardde de uitdaging om de taal helder en exact te beschrijven met de correcte spelling. Het woordenboek werd door hem volledig opnieuw opgezet. Maar het werk overleefde Van Dale. Als hij in 1872 overlijdt, is hij slechts tot de 'Y' gevorderd. Zijn assistent Jan Manhave voltooit de eerste druk.
Van Dale wordt een begrip
Door de jaren heen wordt de Dikke Van Dale een begrip en het standaardwerk voor gebruik van de Nederlandse taal. Zowel voor schrijvers, neerlandici en journalisten, als voor het grote publiek. Meer dan dat: uit de Dikke Van Dale is een complete uitgeverij voortgekomen die de standaard zet voor vele soorten woordenboeken.
De uitgeverij
Begin jaren zeventig is Van Dale Lexicografie opgericht om naast de Dikke Van Dale ook andere gezaghebbende woordenboeken te maken. De uitgeverij heet inmiddels Van Dale Uitgevers en is nu een omvangrijk bedrijf. Een groot aantal ervaren woordenboekmakers volgt en registreert de ontwikkeling van verschillende talen. Voor elke uitgave en voor elke taal wordt veel werk verzet. We scannen bijvoorbeeld de inhoud van toonaangevende kranten in Nederland en België op nieuwe woorden en betekenissen. En we werken samen met vooraanstaande Europese uitgevers van woordenboeken. Van Dale Uitgevers is onderdeel van Veen Bosch & Keuning Uitgeversgroep (VBK uitgevers), marktleider in de algemene boekenmarkt.
Meer dan ooit eigentijds
Van Dale Uitgevers is ook in deze eeuw een moderne uitgeverij. We letten scherp op wat mensen willen en vragen. Tegenwoordig biedt Van Dale een breed assortiment. Met woordenboeken en taalgidsen voor vrijwel elke levensfase en voor iedere kennisbehoefte. Voor professioneel gebruik en voor de liefhebber, voor thuis en voor op het werk. We verzorgen met regelmaat nieuwe en bijzondere uitgaven, van praktische taalgidsen tot Het woord van het jaar. En ook kinderen zijn bij ons aan het juiste adres, zoals met Mijn eerste Van Dale, het unieke voorleeswoordenboek voor peuters. Eind 2008 is onze uniforme vormgeving geïntroduceerd die stap voor stap wordt doorgevoerd. Je herkent Van Dale aan een moderne en heel eigen paarse uitstraling. De inhoud van al onze uitgaven is met zorg samengesteld en vormgegeven, met veel relevante extra informatie en overzichtelijk kleurgebruik. Ook de inzet van de nieuwe media is zeer eigentijds, met o.a. online-woordenboeken en de Van Dale-apps.
De cirkel rond
De oorsprong van Van Dale Uitgevers - Johan Hendrik als onderwijzer die hét beroemde woordenboek samenstelde - is terug met het toevoegen van taaltrainingen aan het grote aanbod van taalhulpmiddelen. Van Dale Taaltrainingen zijn te volgen als open groepstraining, in-company of individueel. Of ze nu dienen voor het bijspijkeren van de taalkennis Nederlands of het grondig leren van het Engels: het resultaat is altijd meer zekerheid en daardoor meer plezier in het eigen taalgebruik. Daarnaast biedt het Van Dale Vertaalbureau gemoedsrust bij het overzetten van teksten van en naar een vreemde taal, terwijl het Van Dale Dictee op maat organisaties voorziet van een originele en leuke taalactiviteit.
[bron: https--www.vandale.be/inhoudspaginas/over-van-dale]
--- Over (foto 3): Cornelis Kruyskamp ---
Cornelis Helenus Adrianus Kruyskamp (Rotterdam 31 mei 1911 - Leiden 6 april 1990)
Kruyskamps leven stond in het teken van de taal, de letteren, de muziek en de natuur. Al tijdens zijn middelbare-schooltijd op de Gemeentelijke h.b.s. te Rotterdam sprak hij bij voorkeur over literatuur. Met zijn schoolvriend Chris Matthijs maakte hij elke woensdagmiddag lange wandelingen in de polder Blijdorp.
Na zijn eindexamen in 1928 deed hij in de zeer korte tijd van negen maanden staatsexamen gymnasium-alfa. Hij volgde privé-lessen bij de rector van het Erasmiaans gymnasium, Rogge. Deze opleiding kreeg een logisch vervolg in de studie Nederlands te Leiden. In 1935 behaalde hij zijn doctoraalexamen en in 1939 promoveerde hij, 28 jaar oud, op De refreinenbundel van Jan van Doesborch, een dichtwerk uit het begin van de zestiende eeuw. 'Door onvoorziene omstandigheden', zo schrijft hij in zijn voorwoord, 'kon tot mijn spijt niet, zooals oorspronkelijk de bedoeling was, de geheele tekst der Refreynen met de aanteekeningen, welke gereed liggen, in dit proefschrift worden opgenomen. Binnenkort echter zal de volledige tekst, met inleiding en commentaar, verschijnen als uitgave van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.' Het tweede deel verscheen in 1940. De band met de Maatschappij was gelegd.
Deze eerste twee boeken tonen Kruyskamps groot vermogen om zich in te leven in oude teksten en zo tot haarscherpe interpretaties van woorden en zinnen te komen. Dit talent, dat zich ook uitstrekt tot moderne teksten, is in al zijn tekstuitgaven en lexicografisch werk waarneembaar.
Drie jaar voor zijn promotie, in november 1936, was Kruyskamp aspirant-redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (w.n.t.) geworden. Dit woordenboek, waaraan hij tot juni 1976 heeft meegewerkt, beschouwde hij als zijn levenswerk en met uitzondering van J. Heinsius heeft ook geen van de redacteuren zoveel artikelen voor het Woordenboek geschreven als hij. Kenmerkend voor zijn verbondenheid met en liefde voor het w.n.t. is dat in zijn overlijdensadvertentie in NRC-Handelsblad en het Leidsch Dagblad niet stond vermeld dat hij vierendertig jaar lang de bewerker van de Grote Van Dale was geweest. Alleen zijn redacteurschap van het Woordenboek der Nederlandsche Taal werd genoemd. Waarschijnlijk beschouwde hij dat als echt wetenschappelijk werk. Wie zijn artikelen in het w.n.t. leest, kan slechts met bewondering kijken naar zoveel kennis, eruditie en subtiliteit. Ze zijn alle gebaseerd op een groot taalgevoel, gepaard met een vanzelfsprekende vertrouwdheid met de taalverschijnselen van de zestiende tot en met de twintigste eeuw, met de daarbij behorende grammatica en syntaxis en met de historische grammatica (hoewel deze laatste niet zijn grote voorkeur genoot). Dit was de praktische kennis die hij nodig had voor de bewerking van zijn artikelen. Voor de rest was hij wars van alle theorie. Veelzeggend zijn de zinsneden in het voorwoord van het door hem bezorgde boek Iets over woordvorming van Wobbe de Vries (Zutphen z.j.). Dat werk bevat een schat aan materiaal en het verleidde Kruyskamp tot de uitspraak: 'Als de beoefenaars der hedendaagse Nederlandse taalkunde weer eens de tijd kunnen vinden zich wat meer te gaan bezighouden met het uitermate boeiende en belangrijke onderwerp van de woordvorming, zullen zij ontdekken dat het [...] boekje van Wobbe de Vries [...] een goudmijn is.' En: 'zijn nauwgezette waarneming [...] leidde tot uitkomsten en inzichten waarvan ook Chomsky's volgelingen misschien nog wel iets kunnen leren.'
Opvallend is dat de artikelen die hij in de aanvangsjaren van zijn redacteurschap schreef (zoals het omvangrijke komen), nauwelijks in kwaliteit onderdoen voor die uit de jaren van zijn lexicografische rijpheid. Hoogtepunten in zijn laatste periode zijn de lange lemmata vinger (35 kolom), vleesch (28 kolom) vloek, vloeken (22 kolom) en vooral voet (76 kolom). Voor wie van de taal houdt, zijn ze een bron van leesgenoegen. In een interview (natuurlijk over Van Dale; aan het w.n.t. wordt, ten onrechte, zo vond hij, veel minder aandacht besteed) zei hij eens dat 'grote' woorden zoals komen, gaan en zeggen de woorden waren waaraan de lexicograaf zijn hart kon ophalen. 'Dat zijn de artikelen die niemand leest, men kijkt alleen in een woordenboek als men een woord niet kent, maar juist de gewone woorden hebben de meest uitvoerige artikelen. De meeste ruimte wordt in beslag genomen door hand. Toen ik nog maar kort werkte ben ik wekenlang bezig geweest met komen. Een heidens werk, maar om een woord te ontleden dat zoveel begrippen dekt geeft veel bevrediging. De aardigheid is om die complexiteit te ordenen.' Die 'grote' woorden wortelen in onze cultuur. Ze vormen door hun talrijke betekenissen, connotaties, verbindingen, uitdrukkingen en spreekwoorden de basis en de ziel van onze taal.
Toch heeft het werk aan het w.n.t. hem niet alleen vreugde gebracht. Toen op 19 december 1951 Jacoba van Lessen, vanaf 1946 hoofdredacteur van het w.n.t. op persoonlijke titel, overleed, werd Kruyskamp niet benoemd als haar opvolger, zoals hij verwacht had. Het hoofdredacteurschap bleef vacant. Het heeft hem, briljant als hij was, maar - wellicht ook daardoor - altijd weer twijfelend aan zijn capaciteiten, diep geraakt. Ook in het verleden al had hij zich binnen het redactieteam min of meer solitair opgesteld. Geleidelijk aan voelde hij zich in die positie van Einzelgänger steeds meer thuis. Alle vergaderingen en contacten leidden hem af van zijn werk. In 1970 besloot hij zich, wat vergaderingen en dergelijke betreft, definitief uit de redactie terug te trekken en zich te concentreren op zijn wetenschappelijk werk: het w.n.t., Van Dale, zijn talrijke tekstuitgaven en op zijn boekenbezit.
Zijn hang naar de alleenheid was de levenshouding die - noodgedwongen - het meest bij hem paste. 'Hij leefde voor boeken en taal - voor de woorden. Hij was iemand die niet makkelijk contact maakte. Hij had dat vormelijke - wilde wel anders zijn, maar kon het niet. Boeken waren eigenlijk zijn trait d'union met deze wereld. Hij schiep zijn eigen wereld in zijn studeerkamer.' Zijn solitaire houding uitte zich in 1972 op een opmerkelijke manier. In dat jaar werkten vier generaties redacteuren bij elkaar al 121 jaar aan het w.n.t. Het Woordenboek inventariseerde toen de taal van 1500 tot 1972. In 1980 zou dat de taal van 1500 tot 1980 worden en zo zou de eindgrens steeds meeschuiven met de tijd. Kruyskamp zag het gevaar van het opschuiven: het werk zou steeds meer tijd vergen, meer geld kosten en onevenwichtiger worden. Hij stelde voor van het w.n.t. een echt historisch woordenboek te maken en de grens te bepalen op 1921. Dit jaartal, dat vrij willekeurig lijkt, is bewust gekozen: in 1921 verscheen namelijk één deel van L.A. van Royen en I.P. de Vooys, Leerboek der mechanische technologie, en om alle woorden voor de nieuwe technische vindingen een plaats te kunnen geven in het w.n.t., achtte Kruyskamp het verantwoord 1921 als terminus post quem non aan te wijzen.
Ofschoon hij van zijn mederedacteuren weinig of geen steun kreeg voor dit standpunt, zette hij, eigenzinnig als hij vaak was, zijn wil door. Hij nam in de w.n.t.-afleveringen die hij redigeerde geen woorden en betekenissen van na 1921 meer op. Aan de binnenkant van het omslag van de eerste aflevering van deel xxii liet hij de volgende tekst verschijnen: 'De naar zijn mening dwingende noodzaak tot beperking van den opzet, wil het Woordenboek ooit klaar komen, heeft den bewerker doen besluiten in dit deel in beginsel geen materiaal meer op te nemen van na het jaar 1921. De ervaring met deze eerste aflevering, die op dezen voet bewerkt is, heeft hem gesterkt in de opvatting dat daarmee niets wezenlijks voor de doelstellingen van het Woordenboek verloren gaat, terwijl de ruimtebesparing aanzienlijk is.'
Op 12 februari 1976 wordt deze maatregel officieel bekrachtigd door het Bestuur van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Vanaf dat moment verschijnt op de binnenkant van de omslagen de volgende tekst: 'Per 12 Febr. 1976 heeft het Bestuur van de Stichting i.n.l. besloten om, met het oog op de versnelde voltooiing van het w.n.t., de reeds eerder genoemde caesuur van 1921 integraal toe te passen. Voor dl. xxii (m.m.) houdt dat in, dat geen bewijsplaatsen van na 1921 verwerkt zullen zijn, met uitzondering echter van gegevens verkregen uit dialectmateriaal en historiserende bronnen.'
Boeken
Kruyskamp kwam na 1970 zelden meer op het Scriptorium van het w.n.t., gevestigd op Rapenburg 68. Hij werkte het liefst in zijn eigen studeerkamer. De arbeid aan het w.n.t. en ook aan de tekstuitgaven kon hij des te gemakkelijker thuis verrichten omdat hij de meeste van de boeken die hij ervoor nodig had, zelf bezat.
Wie ooit het voorrecht heeft gehad die bibliotheek te aanschouwen, zal haar niet licht vergeten: vijfenveertigduizend banden. Reeds bij het betreden van het pand Rapenburg 49 werd men, eenmaal de hal gepasseerd, overrompeld door de gigantische hoeveelheid boeken in de brede gang. Maar het walhalla voor de boekenliefhebber bevond zich achter de gang, in de tuinkamer, de werkkamer van Kruyskamp. Hier waren alle belangrijke naslagwerken: de grote en vaak ook de kleine negentiende- en twintigste-eeuwse woordenboeken uit het Nederlands, Frans, Duits, Engels en Zuidafrikaans; de oudere Nederlandse woordenboeken vanaf Kiliaen; de buitenlandse encyclopedieën (verschillende edities van de Brockhaus, de Encyclopaedia Britannica, de Larousse e.t.q. die, op de veiling van Kruyskamps boekerij op 27 en 28 november 1990, verscheidene buitenlandse belangstellenden trokken: de Encyclopaedia Britannica uit 1797-1803 ging voor 4500 gulden van de hand).
Zijn talrijke boeken uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw vormden een pendant van de w.n.t.-bibliotheek. Vaak zelfs bezat hij het origineel, waar het w.n.t. zich met een kopie moest behelpen. Hier, in deze kamer, verrichtte hij de werkzaamheden die hem gelukkig maakten en hij voelde er zich ook gelukkig. Altijd was er klassieke muziek te horen, ofwel via de radio (bbc 3, Kruyskamp voelde zich verraden toen deze klassieke zender van de kabel werd genomen), ofwel uit zijn grammofooninstallatie. De aanwezige poezen, waarvan er altijd één, als Kruyskamp niet achter zijn bureau zat, maar in een van de twee luie stoelen bij de kachel - onveranderlijk met een boek in zijn hand - zich op zijn schoot nestelde, waren zeer vertrouwd met Vivaldi, Bach, Telemann, Obrecht, Beethoven en Gesualdo. Zij vormden (op het eind van zijn leven was er nog maar één poes, de dood van elk van hen deed hem veel verdriet) met de boeken het ideale decor van de studeerkamer van een geleerde. Kruyskamp was op en top een boekenverzamelaar, met alle rituelen die daarbij behoorden. Toen hem, ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag in 1976 (die voor hem tevens een afscheid van het w.n.t. en Van Dale betekende), de afscheidsbundel Opstellen werd aangeboden in het pand van de Haagse firma Nijhoff, destijds nog de uitgever van de grote Van Dale, haalde hij na de officiële toespraak van de samensteller de aanbiedingsfolder van de bundel uit zijn zak en borg die zorgvuldig in het hem zojuist overhandigde boek met de woorden: nu is het pas volledig.
Ook kon het hem een buitengewoon genoegen doen als hij een werk dat hij dubbel bezat, tegen een veel hogere prijs dan hij ervoor betaald had op een veiling kon verkopen. Op een van de laatste veilingen die hij bezocht, waarop ik toevallig ook aanwezig was, werd een compleet tijdschrift geveild voor ruim vierhonderd gulden. Toen wij gelijktijdig naar buiten liepen, vertrouwde hij me fluisterend toe: 'Dat was mijn exemplaar, ik heb het een paar maanden geleden voor dertig gulden op een boekenmarkt gekocht.' Uit zo'n transactie putte hij grote vreugde.
Kruyskamp begon al vroeg met het verzamelen van boeken. In de verzamelbundel Over de omgang met woorden, schrijft hij: 'Van postzegels stapte ik over naar het boek als verzamelobject. Dat moet omstreeks mijn veertiende zijn geweest. Sindsdien heeft de liefde voor het boek mij nooit meer verlaten en ben ik geworden tot wat in het Engels zo treffend een 'bookman' wordt genoemd.' Zijn liefde voor zijn boeken blijkt ook in zijn Aanwijzingen voor de verkoop van mijn bibliotheek, een wilsbeschikking die hij op 13 februari 1986 schreef - 'typisch genoeg achterop briefpapier van een veilinghuis': 'Er moet vooral op gelet worden dat de afdelingen die bij elkaar horen niet gescheiden worden. Er zijn twee kernen in mijn bibliotheek: de afdeling naslagwerken in de ruimste zin, en de afdeling letterkunde en geschiedenis.' Verderop schrijft hij over een kleine collectie wetenschappen en kunsten: 'Het verdient overweging dit rekje met de inhoud als één nummer te veilen. Het kan voor iedere beginnende verzamelaar een onschatbare kern van een bibliotheek vormen.'
Kruyskamp ging zelfs zover de nabestaanden een bepaald transportbedrijf aan te raden. 'Dat zal wel duur zijn, maar [dit bedrijf] heeft veel ervaring in het verhuizen van bibliotheken en bezit speciale wagentjes voor boekentransport, waarmee plank voor plank overgebracht kan worden.'
Van Dale
In 1942 werd Kruyskamp, samen met zijn w.n.t.-collega dr. F. de Tollenaere, door de firma Nijhoff aangezocht een grondige bewerking van de Van Dale op de markt te brengen. Overigens waren er van de kant van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming, Afdeeling Kultuurbescherming en Wetenschap, grote bezwaren tegen de toekomstige werkzaamheden van de beide w.n.t.-redacteuren aan Van Dale. In een brief van dit departement aan een van de twee staat de volgende passage: 'Het ligt geheel niet in de bedoeling U en de andere heeren beperking op te leggen bij het verrichten van wetenschappelijk werk of van nevenwerkzaamheden, die het werk aan het Woordenboek niet schaden. De Commissie heeft alleen te waken tegen al wat met de belangen van het Woordenboek in strijd zou komen en juist dit is met het verleenen van wetenschappelijke medewerking aan een nieuwe uitgave van Van Dale het geval. Deze uitgave is immers een onderneming, die concurrentie beoogt tegenover de editio minor van het Woordenboek. In opdracht van de Regeering heeft de redactie van het Woordenboek de uitgave van de editio minor ter hand genomen. De bedoeling is in enkele jaren te komen tot een woordenboek voor dagelijksch gebruik, opdat het Nederlandsche volk in het bezit zal komen van een in alle opzichten betrouwbaren en gedegen gids. Het is nu toch wel een redelijk verlangen, dat leden van de redactie van het Woordenboek zich van medewerking aan de nieuwe uitgave van Van Dale onthouden.'
De laatste druk van Van Dale op dat moment, de zesde, dateerde van 1924 en was in het begin van de jaren veertig sterk verouderd. Het boek werd dan ook nauwelijks meer verkocht. Kruyskamp en De Tollenaere hebben in die zevende druk, die in 1950 zou verschijnen, zoveel aangevuld aan woorden, vaste verbindingen, zegswijzen, spreekwoorden, uitdrukkingen en citaten, dat pas in 1950 met recht van de 'Grote' of 'Dikke' Van Dale gesproken mag worden. Het spreekt haast vanzelf dat de beide w.n.t.-redacteuren hier vooral gebruik maakten van het materiaal van het w.n.t. In welke mate Van Dale aan het w.n.t. schatplichtig is, illustreert Kruyskamp in de Inleiding op de tiende druk van Van Dale in 1976: 'Van hoeveel gewicht de gegevens van het w.n.t. zijn moge hieruit blijken dat b.v. het gedeelte van Trekken tot en met Tuin dat in deze nieuwe druk van Van Dale voor het eerst op basis van dat woordenboek behandeld kon worden, daarbij is uitgedijd van 27 tot 40 kolommen, dus ongeveer 50%.' Na de zevende druk kwam er een einde aan de samenwerking met De Tollenaere. Ook hier weer speelt Kruyskamps streven om alleen te werken een grote rol. In de achtste (1961), negende (1970) en tiende druk (1976) heeft Kruyskamp het boek steeds completer en vooral gezaghebbender gemaakt. Hij was briljant in het onderscheiden van de verschillende betekenissen van een woord en zijn taalgevoel stelde hem in staat snel en trefzeker te definiëren.
Kruyskamp hield van de taal maar vooral van de oudere taal. Illustratief daarvoor is de passage uit de Inleiding van de tiende druk (p. xiii): 'Van Dale is in oorsprong en opzet een negentiende-eeuws woordenboek, en hoezeer de bewerker er in de opeenvolgende drukken naar gestreefd heeft het inderdaad bij te werken en te moderniseren, dat oorspronkelijke karakter is toch opzettelijk en weloverwogen gehandhaafd. In de negentiende eeuw immers heeft de Nederlandse taal haar grootste expansie bereikt. Het is bij uitstek de eeuw van het geschreven en gedrukte woord, de eeuw van de gecultiveerde stijl.'
De negentiende eeuw was Kruyskamps eeuw. Zijn werkkamer vertoonde er alle trekken van: bruine velours gordijnen, een salamander kachel in het midden, en boekenkasten haaks op de muur. Zijn vrouw, José Kruyskamp-Salomé, is ervan overtuigd dat haar man gelukkiger was geweest in de negentiende eeuw. 'Hij had moeite met de moderne tijd en voelde zich niet in deze wereld passen.' Dat was ook het beeld dat Kruyskamp van zichzelf had. Het eerste boek dat hij aan zijn vrouw gaf, op 25 augustus 1951, was Vreemdeling in de wereld (z.j.) van Pär Lagerkvist. Voorin het boek schreef hij: 'Voor Jos, van een vreemdeling in deze wereld.'
Het mag dan ook geen verwondering wekken dat Kruyskamp, de negentiende-eeuwer, veel moderne woorden als een aanslag op die negentiende-eeuwse gecultiveerdheid beschouwde. Zo weigerde hij om in Van Dale 'onzinwoorden' als boterberg en boerenmetworst op te nemen. Hij gaf de voorkeur aan 'een enorm reservoir van uitdrukkingen, zegswijzen, wendingen, kortom van taalmogelijkheden waaruit hij [de taalgebruiker, H.] slechts te putten heeft om ze weer te actualiseren.' (Inleiding tiende druk, p. xiii.) Zijn vreemdelingschap in deze wereld kwam ook tot uiting in enige subjectief gekleurde definities in Van Dale. Een van de minst bekende is ongetwijfeld die van kosmonaut: 'een ietwat hyperbolische benaming voor personen die een klein sprongetje in de kosmische ruimte doen door zich b.v. naar de maan of een planeet van ons zonnestelsel te laten schieten.' De gedachtengang is zonneklaar: de hedendaagse mens, hybridisch als hij is, denkt nu wel dat hij de kosmos doorklieft, maar het heelal is zo oneindig dat ruimtevaart nog slechts een klein sprongetje van de aarde mag worden genoemd. De meest geciteerde definitie waaruit Kruyskamps eigenzinnigheid blijkt, is die van pop(muziek), 'ben. voor zekere oorspr. op de rock-'n-roll gebaseerde, bij jeugdige en onrijpe personen in de smaak vallende, hedendaagse amusementsmuziek.' Ik zou dat hier niet meer vermelden als ik niet beschikte over een Kruyskamp typerende reactie op enkele critici die deze omschrijving 'elitair' noemden. In een vraaggesprek pareert Kruyskamp deze kwalificatie als volgt: 'Elitair? [...] Daar ben ik het bepaald niet mee eens. Ik geef niet toe aan de tendens om aan woorden als 'elite' of 'intellect' een denigrerende betekenis te verbinden. Dat zijn kreten, waarmee wordt gediscrimineerd ten aanzien van iemand die zijn neus uitsteekt vanuit een hoek waar men zich gediscrimineerd voelt. En wat die omschrijving betreft: er zijn nu eenmaal termen, al zijn het uitzonderingen, waarbij je niet ontkomt aan een bepaalde appreciatie. In het algemeen heb ik naar objectiviteit gestreefd, maar bij sommige woorden ontkom je niet aan een subjectief element. En wat men er ook over zal blijven schrijven, de popmuziek is naar mijn mening nog steeds triviaal en lawaaimakerij.'
Kruyskamp was, zoals gezegd, een groot liefhebber van klassieke muziek. En ook van rust. Hij was een kamergeleerde die zich het meest op zijn plaats voelde te midden van zijn tienduizenden boeken. Die popmuziek doorbrak de vrede van zijn studeerkamer en hij liet dat weten aan de lezers van Van Dale. Zo'n definitie past overigens in de traditie van Dr. Samuel Johnson, op wie Kruyskamp zich regelmatig beroept. Johnson had als Engelsman niet veel op met de Schotten. Derhalve definieerde hij oats als 'a grain which in England is usually given to horses but in Scotland supports the people'. In de Inleiding tot de tiende druk (p. xv) schrijft Kruyskamp: 'Dat in zaken waarvan de waardering louter een kwestie van smaak is ook de lexicograaf een persoonlijke noot mag laten horen, beschouwt de bewerker als een onbetwistbaar recht, waarvan Samuel Johnson de beschermheer is.'
Het Tijdschrift
Kruyskamp heeft zijn hele leven geweigerd lid te worden van verenigingen. Hij wist dat hij als eenling er zich niet thuis zou voelen. Hij maakte één uitzondering: in 1941 werd hij lid van de Maatschappij en in 1945 trad hij toe tot de Commissie voor taal- en letterkunde, waarvan hij onmiddellijk secretaris werd. Vijfendertig jaar lang, tot 1970, bleef hij werkzaam in deze Commissie. Talrijk zijn zijn bijdragen aan het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, ze getuigen van zijn grote werkkracht en snelheid van werken, een snelheid die verwondert bij iemand die zoveel twijfel over zichzelf koesterde. Vanaf 1953 publiceert hij een ongekend aantal boekbesprekingen waaruit zijn grote belezenheid blijkt, zowel van het Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse Letterkunde van G. Knuvelder, de uitgave van Jan van der Noots Het Bosken en het Theatre door W.A.P. Smit, de Kamper Spreekwoorden door G.G. Kloeke als van deel iv van het Woordeboek van die Afrikaanse Taal.
In 1970 trekt Kruyskamp zich uit de Commissie terug. Het is het begin van zijn steeds solitairder wordend bestaan. In 1976 legt hij het hoofdredacteurschap van Van Dale neer, maar hij werkt nog mee aan de elfde druk die in 1984 zou verschijnen: hij reviseerde de Aanhangsels. In totaal had hij een aandeel in vijf edities van Van Dale.
Hij blijft nog publiceren, maar het aantal geschriften neemt uiteraard af. Dat kan ook niet anders bij zo'n indrukwekkende voorafgaande produktie.
Kruyskamp sterft op 6 april 1990, een van de laatste neerlandici die op bijna alle deelgebieden van de neerlandistiek goed thuis was.
Voornaamste geschriften
- Vele artikelen in Woordenboek der Nederlandsche Taal. 's-Gravenhage, 1882-.
- De refreinenbundel van Jan van Doesborch. Leiden 1939-1940.
- Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, zevende, achtste, negende en tiende druk. 's-Gravenhage 1950, 1961, 1970, 1976.
- Dichten en spelen van Jan van den Berghe. Antwerpen 1950.
- Allemaal mensen. Apologische spreekwoorden. 's-Gravenhage 1965.
- 'De commissie voor taal- en letterkunde', in Gedenkboek bij het 200-jarig bestaan van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, gevierd op 18, 20 en 21 mei 1966. Leiden 1966.
- W. de Vries, Iets over woordvorming. Opnieuw uitgegeven door C. Kruyskamp. Zutphen [1972].
- G.A. Bredero's Rodd'rick ende Alphonsus. Culemborg 1973.
- G.A. Bredero's Stommen ridder. Culemborg 1973.
- Kramers' woordenboek. Negenentwintigste druk. 's-Gravenhage 1977.
- F.A. Stoett, Nederlandse spreekwoorden en gezegden. Negende geheel herz. en zeer verm. dr. bew. door C. Kruyskamp. Zutphen 1980.
hans heestermans [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_jaa003199301_01/_jaa003199301_01_0012.php]
De Kruyskamp-prijs is een in 1994 ingestelde driejaarlijkse prijs voor een in druk verschenen specialistisch dan wel voor een breder publiek bestemd werk op het gebied van de Nederlandse lexicografie, de Nederlandse lexicologie of de editie en annotatie van oude Nederlandse teksten. De hoogte van de prijs wordt eens in de drie jaar vastgesteld door het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, op grond van de opbrengst van het door schenking verkregen Kruyskamp-fonds, en bedraagt zo mogelijk ten minste 2.500 euro.
De prijs is genoemd naar de lexicograaf dr. Cornelis Kruyskamp (1911-1990), tientallen jaren redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal en van Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal.
De toekenning geschiedt door het bestuur van de Maatschappij op voordracht van een door het bestuur te benoemen Commissie van voordracht. Het te bekronen werk moet voor het eerst in druk zijn verschenen in boek of tijdschrift in de zes jaar voorafgaande aan het jaar waarin de prijs wordt verleend.
Prijswinnaars
1994 F.M.W. Claes
1997 Willem Wilmink en W.P. Gerritsen
2000 Hans Luijten
2003 Marc De Coster
2006 Wim Hüsken
2009 Frans Debrabandere
2012 Veerle Fraeters, Frank Willaert en Louis Peter Grijp
2015 Heidi Aalbrecht en Pyter Wagenaar
2018 Herman Brinkman en Ike de Loos (uitgave Gruuthuse-handschrift)
[bron: wikipedia]
--- Over (foto 4): Johan Hendrik van Dale ---
Johan Hendrik van Dale (Sluis, 15 februari 1828 - aldaar, 19 mei 1872) was een Nederlands onderwijzer, archivaris in Sluis en woordenboekenmaker.
Van Dale is vooral bekend als naamgever van het Groot woordenboek der Nederlandse taal, beter bekend als de Dikke Van Dale. Zijn ouders zijn Abraham van Dale, een peperkoekbakker, en Pieternella Johanna du Bois, beiden geboren in Sluis en daar getrouwd.
Van Dale behaalde op zijn zestiende zijn eerste onderwijsbevoegdheid, onderwijzer van de vierde rang, en vier jaar later de tweede rang. Op 23 mei 1854 werd hij aangesteld als hoofdonderwijzer aan de openbare school in zijn geboorteplaats. Vanaf 1857 was hij er ook onbezoldigd stadsarchivaris. Ook deed hij onderzoek naar de geschiedenis van zijn geboortestreek. Tussendoor schreef hij leerboeken over taalzuiverheid, spraakkunst en zinsontleding, geschiedkundige artikelen en brochures over Sluis en richtte hij de oude rederijkerskamer De Oranjebloem weer op.
In 1866 kreeg hij zijn eerste lexicografische opdracht, de bewerking van het Taalkundig handboekje, of alphabetische lijst van alle Nederlandsche woorden, die wegens spelling of taalkundig gebruik aan eenige bedenking onderhevig zijn. In 1867 vroeg de uitgever D.A. Thieme hem om de eerste druk van het Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal uit 1864 van I.M. Calisch en N.S. Calisch te herzien, omdat het oorspronkelijke woordenboek in de spelling-Siegenbeek was geschreven, terwijl de spelling-De Vries en Te Winkel inmiddels was aanvaard. Van Dale nam het aanbod aan. Thiemes aanbod om redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal te worden wees hij af. Het bewerken van het woordenboek voltooide hij in vier jaar tijd, zij het dat hij vanaf februari 1869 hulp kreeg van zijn oud-leerling Jan Manhave.
Omdat hij zelf vaak ontstemd was geweest over de vage, te algemene of onduidelijke informatie die hij in bestaande woordenboeken had aangetroffen, stelde Van Dale hoge eisen aan de exacte omschrijving van de begrippen: de onderwijzer van Dale had onveranderlijk de leerling voor ogen, die een duidelijk, precies en volledig antwoord moest vinden op zijn vraag: 'Wat betekent dat?'. Hij schrijft zelf, in het voorbericht bij de druk van 1872: "Het schrijven van een Woordenboek is een ondankbaar, een verdrietig werk. Is er veel, dat men heeft opgenomen of verbeterd, er is nog veel meer, dat men vergeten heeft, dat de aandacht ontsnapt is en alzoo onverbeterd is gebleven."
De werkzaamheden verkeerden in de laatste fase - de eerste afleveringen waren al verschenen - toen Van Dale in mei 1872 op 44-jarige leeftijd overleed aan de pokken. Ewoud Sanders merkt hierover op: "Het blijft een raadsel dat juist Van Dale door de pokken werd geveld. De koepok-inenting was in zijn tijd verplicht voor onderwijzers." Het woordenboek was in manuscript gereed tot de letter Z. Het werd voltooid door Manhave.
Twee jaar na Van Dales dood verscheen het eerste complete exemplaar, en dus de tweede druk van het Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal. Er ontstond echter kritiek op het werk van Van Dale omdat het niet aan de destijds geldende lexicografische normen voldeed. 'Van Dale' was echter inmiddels een begrip geworden; vanaf de vierde druk verscheen zijn achternaam in de titel van het woordenboek. Bij de zevende druk was elk woord in het woordenboek opnieuw herzien. Met het werk van Van Dale had de inhoud sindsdien niets meer te maken, maar zijn naam bleef in titel gehandhaafd.
In 2003 verscheen bij uitgeverij De Walburg Pers te Zutphen een biografie van Van Dale door Lo van Driel, getiteld Een leven in woorden (J.H. van Dale - schoolmeester - archivaris - taalkundige).
In Sluis wordt Van Dale geëerd met onder meer een borstbeeld, vervaardigd door de beeldhouwer Pieter Puijpe, onthuld op 4 september 1924. Verder is er een eenvoudige herdenkingszuil op het kerkhof, een Van Daleschool en een Van Dalestraat.
[bron: wikipedia]
Wie is Van Dale?
Jouw taal
Taal is communicatie, of je nu schrijft, leest, praat of luistert. Als je een taal goed beheerst, begrijp je wat andere mensen bedoelen. En als je een taal goed en correct gebruikt, word je ook zelf beter begrepen. Van Dale biedt alles wat je hiervoor nodig hebt.
Eén man
Het levenswerk van één man is nu dé bron voor communicatie in allerlei talen. Johan Hendrik van Dale (1828-1872) was stadsarchivaris en hoofdonderwijzer in Sluis en stond bekend als groot kenner van de Nederlandse taal. In 1867 kreeg hij van uitgever D.A. Thieme het eervolle verzoek om het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal te bewerken. Hij aanvaardde de uitdaging om de taal helder en exact te beschrijven, met de correcte spelling. Maar het werk overleefde hem: als hij in 1872 overlijdt, is hij slechts tot de 'Y' gevorderd en zijn assistent Jan Manhave voltooit de eerste druk.
Uitgeverij Nederlandse taal
De Dikke Van Dale wordt een begrip en het standaardwerk voor gebruik van de Nederlandse taal. Voor schrijvers, neerlandici, journalisten én het grote publiek. En meer dan dat: er komt een complete uitgeverij, Van Dale Lexicografie bv, die de standaard zet voor allerlei woordenboeken.
Nieuwe woorden
Deze uitgeverij groeit uit tot een omvangrijk bedrijf. Onze ervaren woordenboekmakers volgen de ontwikkeling van verschillende talen. Zo scannen we de inhoud van toonaangevende kranten in Nederland en België op nieuwe woorden en betekenissen en werken we samen met vooraanstaande Europese uitgevers van woordenboeken. Van Dale Uitgevers is onderdeel van Veen Bosch & Keuning Uitgeversgroep (VBK Uitgevers), marktleider in de algemene boekenmarkt.
Online en meer
Van Dale weet wat mensen willen en vragen. Om je snel te kunnen helpen, is er de Van Dale App, Van Dale op social media én Van Dale Online. Hier vindt iedereen het juiste antwoord op taalvragen. Of je nou een contract moet vertalen, je als ambtenaar wilt leren om je boodschap direct duidelijk te maken of je als (NT2-)docent met de meest betrouwbare woordenboeken en taalmethode wilt werken. Voor iedereen hebben we een passende taaloplossing. Ook in print: van grammatica- en oefenboeken tot pocketwoordenboeken en het Basiswoordenboek Nederlands voor de basisschool.
Partners & onderwijs
Webfeud, Lingo, Kobo, Amazon en Sensotec. Met deze en nog meer partijen werkt Van Dale samen, zodat lezers en spelers gebruik kunnen maken van onze onlinewoordenboeken. Ook levert Van Dale content voor bijvoorbeeld dyslexieprogramma's voor het onderwijs. Bekend terrein voor ons: Johan Hendrik van Dale was onderwijzer. We treden in zijn voetsporen met onze taaltrainingen, die variëren van open groepstraining tot in-company of individueel. En met onze nieuwste service Van Dale Taaladvies praten we je in no time bij over het Nederlands van nu.
[bron: https--www.vandale.nl/over-van-dale]
Wie was de Sluise schoolmeester Johan Hendrik van Dale (1828-1872)? [2019-02-10]
Al snel na het verschijnen van de moeder aller Dikke Van Dales, het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal van de neven Calisch en Calisch (bij uitgeverij Campagne te Tiel), werd duidelijk dat het woordenboek geflopt was. Uitgeverij Campagne bleef achter met een kater en veilde begin 1867 de rechten van het Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal en de onverkochte exemplaren van het woordenboek. Uitgever D.A. Thieme kocht de rechten, mede namens zijn collega's Sijthoff en Nijhoff, en gaf in juli van datzelfde jaar de Sluise schoolmeester Johan Hendrik van Dale (1828-1872) de opdracht het woordenboek niet alleen in de nieuwe spelling om te zetten, maar ook te herschrijven, aan te vullen en te actualiseren. Van Dale had, onder meer als auteur van een Taalkundig Handboekje, op dat moment al een zekere reputatie in de taalbeschrijving.
Johan Hendrik van Dale ging meteen aan de slag: hij paste de spelling in het woordenboek aan die van De Vries en Te Winkel aan, nam naar schatting een kleine 20.000 nieuwe trefwoorden op en vulde het woordenboek aan met behulp van het wetenschappelijke Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), waarvan in 1864 de eerste afleveringen begonnen te verschijnen en dat overigens pas in 1998 voltooid zou worden.
Het werken aan het woordenboek was Van Dale een last. Of, in zijn eigen woorden: 'Het schrijven van een Woordenboek is een ondankbaar, een verdrietig werk. Is er veel, dat men heeft opgenomen of verbeterd, er is nog veel meer dat men vergeten heeft, dat de aandacht ontsnapt is en alzoo onverbeterd is gebleven.'
Bij zijn noeste arbeid liet Van Dale zich vanaf 1869 assisteren door zijn leerling Jan Manhave (1850-1927), en begin 1872 was het werk zo ver gevorderd dat de eerste helft van het woordenboek in vijf afleveringen kon verschijnen. Het woordenboek werd in een voor die tijd immense oplage gedrukt (10.000 exemplaren) en kon daarom tegen een lage prijs aan de man worden gebracht.
Van Dale zelf zou de voltooiing van zijn woordenboek niet meemaken. Hij werd vlak na de verschijning van de eerste afleveringen van zijn woordenboek ernstig ziek. Hij kreeg namelijk de pokken, destijds ook wel eufemistisch 'de kinderziekte' genoemd, en stierf op 19 mei 1872. Op dat moment was hij met zijn bewerking gevorderd tot de i-grec. Jan Manhave zou het werk voltooien, en pas in 1874 was het woordenboek helemaal af.
Had de uitgever het woordenboek in 1872 nog aangekondigd als een tweede druk van het woordenboek van Calisch en Calisch, toen het boek in 1874 zijn definitieve titelpagina kreeg, stond daar alleen de naam J.H. van Dale op. Aan die beslissing van de uitgever zullen we het wel te danken hebben dat het woordenboek nu de Dikke Van Dale heet en niet bijvoorbeeld de Dikke Calisch.
Uit: Waarom staat kikkervet niet in de Dikke Van Dale? (Van Dale Uitgevers, 2015).
Ton den Boon [bron: https--www.vandale.nl/historie-wie-was-johan-hendrik-van-dale]
Een workaholic die geen 'nee' kon zeggen
Woordenboekmaker Johan Hendrik van Dale
Vorig najaar kozen lezers van Onze Taal de invloedrijkste taalgebruiker. Op de vierde plaats (na de Statenvertalers, Van Kooten en De Bie, en Marten Toonder) eindigde Johan Hendrik van Dale, grondlegger van het gezaghebbendste woordenboek van Nederland. Wie was hij en wat dreef hem?
Het grootste, bekendste en belangrijkste Nederlandse woordenboek is de grote Van Dale, vooral bekend als de 'Dikke Van Dale'. Zijn naam ontleent het woordenboek aan zijn eerste bewerker: Johan Hendrik van Dale.
Van Dales leven speelde zich af in het Zeeuws-Vlaamse Sluis, in het midden van de negentiende eeuw. Hij werd er geboren in 1828 en overleed er 44 jaar later aan de pokken (1872). Heel veel is er niet bekend over hem. De archieven van Sluis zijn aan het eind van de Tweede Wereldoorlog nagenoeg geheel verloren gegaan, inclusief de persoonlijke documenten van Van Dale. Maar door latere vondsten zijn er toch heel wat nieuwe gegevens over hem aan het licht gekomen.
Van Dale groeide op in het gezin van een beroepsmilitair, die zelden thuis was en op jonge leeftijd verongelukte. Zijn vader was met zijn militaire carrière overigens wel een buitenbeentje: generaties lang waren de Van Dales in Sluis en omgeving bakker, en ook twee van Johans broers verdienden hun brood door het zelf te bakken. Van Dale, die in zijn jeugd Jan werd genoemd, was ziekelijk van aard. Wellicht mede daardoor bleef hij langer op school dan gebruikelijk was en las hij veel.
Na zijn schooltijd volgde Van Dale een opleiding tot schoolmeester, en hij deed dat op de in die tijd gangbare manier. Hij werd eerst onderwijsassistent, en behaalde vervolgens de vereiste rangen. In de omgeving van Sluis werkte hij als hulponderwijzer en waarnemend hoofd. Jan van Dale trouwde met zijn buurmeisje Maria Moens, de dochter van de visboer, toen ze zwanger bleek, en hij probeerde toen wat te verdienen als huisonderwijzer.
Boeken en boekjes
Van Dale begint al jong te publiceren. Als huisonderwijzer moet hij veel vrije tijd hebben gehad: er zijn legio kleine publicaties van zijn hand uit die tijd, vooral over geschiedenis en taal- en letterkunde, maar ook over dialect en folklore. Al vrij snel volgen grotere artikelen en vooral schoolboekjes. Enkele jaren later krijgt hij de begeerde post van hoofdonderwijzer aan de school in Sluis. Zijn vergelijkend examen is excellent. Bovendien wordt hij archivaris van het stadsarchief, dat een rijke en omvangrijke verzameling documenten beheert.
Uit zijn publicaties blijkt dat Van Dale een grote belangstelling had voor de regionale geschiedenis. Daarnaast ging zijn interesse uit naar taal. Via het werk in het archief kwam Van Dale tot de studie van het Middelnederlands. Zijn schoolboekjes betreffen onder meer spelling, spraakkunst en bijbelse geschiedenis. Daarnaast schreef hij een buitengewoon aardig leesboek over de provincie Zeeland, en boekjes over spreekwoorden en het verbeteren van opstellen.
De stortvloed van bijdragen over streek- en stadsgeschiedenis van zijn hand komt vooral terecht in Cadsandria, een door hem opgericht jaarboekje voor Zeeuws-Vlaanderen, en in Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen (1856-1863), waarvan hij eveneens oprichter is.
Van Dale vestigt zijn naam als taalkundige vooral door zijn boekjes en boeken over zinsontleding, met name voor onderwijzers. Ook begint hij in vooraanstaande tijdschriften allerlei stukken over de Nederlandse taal te publiceren. 'Van Dale uit Sluis', zoals hij wel op congreslijsten voorkomt, krijgt daardoor een zekere naam en goede contacten in de wereld van onderwijzers en geleerden.
Woordenboek
Van Dale ontleent zijn grootste bekendheid natuurlijk aan zijn werkzaamheden als woordenboekmaker, hoewel die plaatsvonden in een betrekkelijk korte periode aan het eind van zijn leven - hij begon in 1868 aan dat woordenboek en werkte eraan tot zijn dood in 1872. In die vier jaar schreef hij bovendien een voor hem en zijn stad buitengewoon belangrijke geschiedenis van Sluis in de Middeleeuwen. Dat kostte hem anderhalf jaar en daarna was hij bijna een halfjaar overspannen.
Hoe kwam de schoolmeester uit Sluis nu tot de bewerking van een woordenboek? En waarom ging hij niet weg uit Sluis om in Leiden te werken aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), het grootste woordenboek van de wereld?
De antwoorden op die twee vragen staan - zo is uit eerder onderzoek gebleken - min of meer met elkaar in verband. Het WNT, waaraan Matthias de Vries (hoogleraar te Leiden) en Lammert te Winkel werkten, werd uitgegeven door een consortium van drie uitgevers: Thieme, Sijthoff en Nijhoff. Uitgeven is hier overigens een wat misplaatste term, want de werkzaamheden aan het WNT schoten niet erg op.
De onderneming was in de jaren vijftig van de negentiende eeuw breed opgezet met het excerperen van vele, vele boeken. Het concept dat De Vries opstelde, kwam neer op een gedetailleerde beschrijving van de ontwikkeling van elk Nederlands woord sinds de Middeleeuwen. Bovendien moest voor dat beoogde woordenboek eerst de spelling geregeld worden, en vervolgens moest de kopij uitputtend bewerkt worden. Dat kostte de twee redacteuren, van wie De Vries alleen in zijn vrije tijd aan het WNT werkte, te veel tijd. De uitgevers zagen de markt verlopen. Het WNT had wel een vernieuwde spelling opgeleverd, maar er bestond geen woordenboek waarin woorden volgens die spelling opgezocht konden worden. De hoop dat het WNT binnen afzienbare tijd aan de vraag naar zo'n woordenboek kon voldoen, bleek ijdel. En ondertussen moest de financiering van het eindeloze WNT-project uit de zak van de uitgevers blijven doorgaan.
Calisch & Calisch
De uitgevers betoonden zich slimme zakenlieden. Ten eerste zochten ze serieus naar versterking van de redactie van het WNT. Daarbij is Van Dales naam gevallen, en het is zo goed als zeker dat hij zichzelf heeft gepresenteerd. En ten tweede kochten de drie uitgevers de rechten van een bestaand handwoordenboek, inclusief alle nog resterende exemplaren. Dat was het Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal van I.M. Calisch & N.S. Calisch, dat was verschenen tussen 1861 en 1864. De bedoeling van Thieme, Sijthoff en Nijhoff was dit kleine handwoordenboek te laten verbeteren, met name wat de spelling betreft, zodat de markt bediend kon worden. In een ingewikkeld spel van handelen en onderhandelen is de onderwijzer uit Sluis zowel voor het WNT als voor de bewerking van het woordenboek van Calisch & Calisch in beeld gekomen. Van Dale bedankte voor de betrekking in Leiden, omdat hem geen volwaardig redacteurschap werd aangeboden, maar een betrekkelijk vage positie als medewerker. Dit moet hij te riskant hebben gevonden, of zelfs beneden zijn stand. Maar de verbetering van het handwoordenboek nam hij wel op zich.
De bewerking van het woordenboek van Calisch & Calisch heeft Van Dale veel serieuzer aangepakt dan de bedoeling van de uitgevers was: hij vulde het aan met vele trefwoorden, vooral op het gebied van de kennis der natuur, wat in die tijd een van de nieuwe onderwijsvakken was. De bewerking is geen meesterwerk, hoewel het destijds het beste was wat er was. Van Calisch & Calisch nam hij veel over, ook fouten. In zijn huis aan de Grote Markt van Sluis, dat hij net betrokken had, deed hij wat hij kon met een betrekkelijk kleine bibliotheek en enkele woordenboeken. Twijfelgevallen legde hij voor aan professor Matthias de Vries. Het feit dat de onderhandelingen over een mooie positie bij het WNT op zo'n pijnlijke manier waren misgelopen, heeft geen merkbare invloed gehad op hun relatie.
Een zachtaardige zenuwlijder
Over de persoon van Van Dale weten we niet zo veel. Hij was een vriendelijke, hulpvaardige man en een buitengewoon harde werker, een workaholic. Al bij zijn leven werd gezegd: 'Van Dale werkt zich dood.' Ontspanning kende hij niet. De weinige gegevens die we over hem hebben, wijzen erop dat hij tijdens zijn korte leven geteisterd werd door lange periodes van ziekte: hoofdpijn, koorts, overspannenheid - een zachtaardige zenuwlijder. Er zijn legio anekdotes in omloop die hem typeren als een halve malloot, maar daar is geen enkel bewijs voor. Vrijwel allemaal dateren ze van een halve eeuw later en vrijwel allemaal komen ze uit één bron.
Wie zich in zijn leven verdiept, vraagt zich af wat hem dreef. Zonder enige twijfel was hij een onderwijzer met een brede belangstelling en een grote kennis op het gebied van geschiedenis en taalkunde. Maar waarom zei hij nooit 'nee' als hem weer gevraagd werd zijn schaarse tijd en zijn gezondheid op te offeren aan projecten die ver beneden zijn niveau lagen? Waarom bewerkte hij eindeloos veel schoolboeken, en bovenal: waarom ging hij in op het verzoek dat woordenboek te bewerken, hoewel hij erg onder de werkzaamheden gebukt ging? We weten de antwoorden niet, maar een combinatie van ambitie en geldzucht heeft zo goed als zeker een rol gespeeld. En dat Van Dale zich gefrustreerd voelde over zijn positie en zijn gebrek aan een wetenschappelijke opleiding valt niet uit te sluiten.
Bij zijn vroege, tragische dood in 1872 richtten 'zijne vrienden' een fraai doch sober grafmonument op. In 1924 herdachten 'vereerders' hem met ontelbare toespraken en een borstbeeld. Alle dertien drukken van de grote Van Dale liggen rond dat beeld in Sluis en belemmeren het zicht op wie hij was, op wat we over hem weten en op wat hij werkelijk deed met het woordenboek van Calisch & Calisch. De naam Van Dale suggereert dat Jan van Dale het woordenboek van de grond af opbouwde en verantwoordelijk was voor de huidige kwaliteit. Maar zo is het niet. Van Dale bewerkte een bestaand woordenboek, serieus en degelijk, maar zonder de wetenschappelijke bagage van een historisch-taalkundige of een lexicograaf. Dat is eraan af te zien, en reeds enkele decennia na zijn dood werd het woordenboek grondig bekritiseerd. Nieuwe uitgaven maken korte metten met Van Dales bewerkingen. Onder lexicografen werd al snel gezegd dat het woordenboek ten onrechte zijn naam droeg. Maar dat alles is geschiedenis: Van Dale is een van onze weinige landgenoten wier naam tot merknaam werd.
Lo van Driel publiceerde eerder twee boeken over Van Dale:
- Een leven in woorden. J.H. van Dale, schoolmeester - archivaris - taalkundige. Walburg Pers, 2003.
- 'Ik ben voor hoera! om de uitspraak.' De lexicografische correspondentie tussen Matthias de Vries en J.H. van Dale. Stichting Neerlandistiek VU Amsterdam/Nodus Publikationen Münster, 2004.
Lo van Driel [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_taa014200501_01/_taa014200501_01_0066.php]
Zoekertjesnummer: m2223473855
Populaire zoektermen
Woordenboeken Boekenwoordenboek frans nederlands in Woordenboekenwoordenboek in Woordenboekenvan dale groot woordenboek in Woordenboekenprisma woordenboek in Woordenboekenwoordenboek duits nederlands in Woordenboekendikke van dale in Woordenboekenwoordenboek latijn nederlands in Woordenboekenbrepols woordenboek in Woordenboekenlarousse in Woordenboekengoor in Woordenboekenlekturama in Woordenboekenwolters in Woordenboekenwoordenboek engels nederlands in Woordenboekenoud frans in Woordenboekenarabisch in Woordenboekenlilliput in Woordenboekenmini in Woordenboeken1984 in Woordenboekensubcontractor transport gezochtbatavus in Racefietsenag2r in Fietsen en Brommersjoe cullen in Dartswilly's jeep willys