Het complete werk, Frans Kellendonk

€ 19,00
Ophalen of Verzenden
210sinds 14 aug. '21, 22:34
Deel via
of

Kenmerken

ConditieZo goed als nieuw
HerkomstBelgië
Jaar (oorspr.)1992
AuteurFrans Kellendonk

Beschrijving

Het complete werk, Frans Kellendonk, 1992, Amsterdam, Meulenhoff, paperback, 939 p's, 20x12,5x5 cm, isbn 90-290-2754-1
prijs: 19 euro, excl verzendkosten, verpakking inbegrepen, afhalen mogelijk


1. Frans Kellendonk en de straf voor de snellezer

Pagina 765. Zo ver was ik gekomen toen ik jaren geleden stopte met het lezen van "Het complete werk" van Frans Kellendonk. En terwijl ik bij het verderlezen in "Een hondsdolle tijd" van Paul Snoek direct kon aanknopen bij het verhaal, direct wist wie de personages waren, wat voor karakter de hoofdpersoon had, en in welke situatie hij zich bevond, kan ik me over "Het complete werk" van Kellendonk niets herinneren.
Het was met een zeker verbazing dat ik de bladwijzer tussen pagina 764 en 765 zag steken. Want wat ging er eigenlijk aan vooraf? Ik heb zijn hele bejubelede roman "Mystiek lichaam" blijkbaar gelezen, en weet helemaal niet meer waar het over gaat.
Ik vroeg me dan ook af of ik wel zo ver was gekomen als de bladwijzer liet uitschijnen (trouwens een foldertje van het 22nd Brussels International Festival of Fantastic Film uit 2004, met een aardig tekeningetje van een buitenaardse).
Toch herinner ik me wel iéts: dat ik het moeilijk vond om er doorheen te komen;
En daardoor vermoed ik het raadsel te kunnen oplossen: er is een periode geweest dat ik slécht las.

Met slécht lezen bedoel ik niet dat ik slechte boeken las. Er was een tijd dat ik zo snel mogelijk probeerde te lezen. Daarvoor paste ik allerlei trucs toe, zoals diagonaal lezen en lange uitweidingen overslaan. Hoe lang ik dat precies gedaan heb, weet ik niet. Wel herinner ik me nog dat ik een hele lading boeken verhuisde van de afdeling "gelezen" naar "ongelezen", omdat ik me er niets meer van herinnerde. Ik heb dus wel meer van mijn bibliotheek twee keer gelezen, dan het op het eerste zicht lijkt. Maar van de "open boeken", boeken waarin ik dus bezig was maar niet had uitgelezen, kon ik de zogenaamde "uitgelezen" delen niet losscheuren en apart zetten.
Maar dat is dus wat er is gebeurd: ik racete door boeken, en ook door de eerste 764 p's van Frans Kellendonk, waardoor ik er niets meer van weet. Behalve de algemene indruk dat het moeilijk was om doorheen te komen, en dat ik teleurgesteld was door "Letter en geest. Een spookverhaal", omdat het iets helemaal andes was dan wat ik had verwacht.
Gelukkig ben ik met dan snellezen gestopt. Het kan wel nuttig zijn voor informatieve teksten, omdat je niet hoeft te lezen wat je al weet (maar herhaling is de moeder van de wijsheid, dus ook daardoor kan snellezen onverstandig zijn), maar voor fictie is het onzinnig.
Dus eigenlijk zou ik die eerste 764 p's van Kellendonk nog eens moeten herlezen. Maar of ik daar ooit de tijd voor zal vinden ...

2. De humorsoldaat

Nu ik het eerste stukje heb gelezen, De humorsoldaat, satire bij Lyndham Lewis, herinner ik me inderdaad dat sommige stukken van Kellendonk nogal moeilijk zijn. "De humorsoldaat" is een diepe analyse van de hoofdthema's van het werk van Lyndham Lewis, en het is inderdaad geen tekst die geschikt is om snel te lezen. Er staat geen woord te veel in. Ze vraagt aandacht, maar dat loont.

3. Het mannetje van de radio

In het essay "Het mannetje van de radio. De Pisaanse canto's van Ezra Pound" zegt de titel wat Kellendonk bespreekt. Maar hij vertrekt - noodgedwongen - daarbij van de hele intellectuele achtergrond van die periode en van Pound in het algemeen, een dichter die bij richtingen wordt geklasseerd zoals het "imagisme" en het "vorticisme".
Hebben jullie daar nooit van gehoord? Ik ook niet. Een van de redenen is, dat de kunstenaars van die richtingen, die kort voor de Eerste Wereldoorlog ontstonden en werden gedefinieerd, soms tijdens die oorlog sneuvelden, en met hun ook de mensen die er belangstelling voor hadden moeten hebben. De hele gezapigheid van het Victoriaanse tijdperk ging trouwens in WOI ten onder.
En werd gevolgd door het groeiende fascisme, waar Pound zich bij aansloot.
Kellendonk is er heel goed om een dwarse en controversiële figuur als Pound genuanceerd te kunnen benaderen en daardoor te kunnen verduidelijken.
En passant vertelt hij ons het een en ander over het karakter van de satiricus, en over de onmogelijke weg van deze.

4. De veren van de Zwaan

De afdeling "Tussenpersonen" opent Kellendonk met "De veren van de Zwaan", een vergelijking van vertalingen van Shakespeare in het Nederlands.
Tegenwoordig is het werk van Willy Courteaux erg bekend, die erin is geslaagd de volledige Shakespeare in het Nederlands om te zetten, maar de eerste die het redelijk goed deed, was een zeker Burgersdijk, die zich het Engels zelf had aangeleerd.
"Vertalen is verraden," zeggen sommigen, en wie voor wat intellectueler wil doorgaan, zegt "Traduire, c'est trahir" in het Frans, en het is ook wel bekend in het Italiaans als "Traduttore, traditore" - wat vreemd is, want de oudste vermelding van het idee zou van 1549 dateren in een werk van Du Bellay, die in het Frans schreef, en niet in het Italiaans. Toegegeven, sommige verwijzen naar het werk van Niccolò Franco die in 1539 in Pistole Vulgari het idee ook al vermelde, maar niet zo beknopt uitgedrukt. Wat trouwens bij Du Bellay ook niet het geval was.
Maar het maakt weinig uit. Er wordt nogal eens beweerd dat je bij een vertaling het een en ander verliest. En dat is goed mogelijk. Maar daaruit wordt (vaak stilzwijgend) de conclusie getrokken dat je dan maar beter het origineel leest. Maar ook dan verlies je, want je leest een tekst in een taal die je moedertaal niet is.
Dat zo'n stelling hout snijdt, bewijst het artikel van Kellendonk, waarin hij diverse vertalingen van Shakespeare van na Burgersdijk vergelijkt met die van Burgersdijk zelf. En bijna altijd besluit hij, dat er iéts verloren ging. Terwijl we nochtans mogen aannemen dat die vertalers wisten waarmee ze bezig waren. De jongste van de bende was trouwens Gerrit Komrij.
Maar wat merken we? En wat zegt Kellendonk zelfs letterlijk? Dat de vertalers van NA Burgersdijk soms niet meer hebben gedaan datn Burgersdijks tekst aanpassen!
Spijtig genoeg heeft hij niet met Courteaux vergeleken. Na Abraham Seyne Kok (1880) en Leendert Burgersdijk (1886) is Courteaux pas de derde vertaler die ALLE toneelstukken van Shakespeare in het Nederlands vertaalde.
Kellendonk schrikt er ook niet voor terug om de recensenten een veeg uit de pan te geven die Komrij's vertaling bejubelen om de eenvoudige reden dat de vertaler Gerrit Komrij heet. Dat bewieroken van bekende auteurs lijkt een ziekte te zijn in de hele Nederlanden. En in het geval van Komrij is het een beetje genant, als je beseft hoe sterk hij op Burgersdijk steunt, en zelfs zijn fouten overneemt;
Dat coryfeeën uit de Nederlandse literatuur als vertaler van de Bard soms een mal figuur slaan - al moet je goed kijken om dat te zien - bewijst in elk geval dat het idee dat we hem dan maar in het Engels moeten lezen, in elk geval geen oplossing is voor "iets dat je verliest in vertaling".
Je verliest altijd wat: ofwel doordat je een vertaling leest, ofwel doordat je het origineel leest. De lezer moet maar kiezen wat hij zelf wil, maar moet niet in de snobistische val trappen dat het origineel altijd de oplossing is.

5. Snellezen is een zelfopgelegde straf.

Dat bleek wel uit de vorige essays van Kellendonk. Zulke stukken snel willen lezen kan alleen maar leiden tot frustratie, omdat de jacht naar het einde verhindert alles te lezen wat er staat, een ramp in teksten waar toch elk woord telt. Dat ik het boek opgaf, jaren geleden, had duidelijk niets te maken met de taaie teksten van Kellendonk, maar louter doordat snellezen ze taia maakte, onwillig, zich koppig verzettend tegen de snelheid, alsof elke zin een rem was op het lezen, in plaats van een aansporing om door te gaan.

6. Nederengels. De anglistiek in Nederland

In de afdeling "Tussenpersonen" bewijst Kellendonk dat hij ook polemisch kan zijn met "Nederengels. De anglistiek in Nederland". Hij is zeer ontevreden over de kwaliteit van de studies Engelse en Amerikaanse letterkunde in de Nederlanden, niet alleen - vind hij - leveren ze niet eens goede krachten af om zelf de Nederlandse universiteiten van professoren te voorzien, maar bovendien schrijven ze in Engels met neerlandismen, en Nederlandse met anglicismen.
Hij stelt verder dat het beste dat op het gebied is bereikt, net niét uit de universiteiten komt. Het beste overzicht van de Engelstalige literatuur dat in Nederland verscheen, werd niet eens in elkaar gebokst door een professor, maar door iemand die het in zijn vrije tijd in elkaar draaide.

Kellendonks polemiek dateert van begin de jaren 1980. Er kan dus al het een en ander zijn veranderd. Het is dan ook een van die typische teksten die vaak uit de Verzamelde Werken van overleden schrijvers worden weggelaten, wegens gedateerd, en als ze polemisch zijn ook vaak wegens te controversieel. Maar de bevlogenheid ervan vormt in elk geval een pretttige tegenstelling met de intellectualistische benadering van de tekst over Wyndhom Lewis en Ezra Pound.

7. Beeld en gelijkenis. Over God

Het volgende stukje is een merkwaardig stukje.
Het opent het deel "Oprecht veinzen" en heet "Beeld en gelijkenis. Over God".
Hij beschrijft er kort zijn katholieke jeugd, en is daarover zo relativerend, dat je niet de indruk krijgt dat hijzelf erg katholiek is. Hij slaagt er beter in anekdotisch te vertellen die priesters en paters van hun kleine kanten laten zien, dan dat ze worden getoond als voorbeelden van gelovigen.
En in de laatste alinea schrijft hij: "Ik denk liever dat ik, een ongelovige, toch Gods werk doe, dat ik Zijn blinde handlanger ben en door mijn werk mezelf schep naar Zijn beeld en gelijkenis, zoals Hij Zichzelf schept door mij." Na zo'n zinnetje vraag je je af: geloof-t-ie nou wél, of geloof-t-ie nou niét?
Maar hij schrijft ook zelf dat hij niet weten wat geloven is.

8. Idolen. Over het tweede gebod

Alhoewel Frans Kellendonk behoorlijk erudiet kan schrijven, heb ik toch moeite met het waarheidsgehalte van zijn essay "Idolen. Over het tweede gebod".
Hij stelt om te beginnen dat het succes van de tien geboden erg groot is, omdat ze al 3000 jaar bestaan, en eigenlijk niet werden gewijzigd.
Maar daarmee maakt hij een fout. Hij dicht de tien geboden een te primair karakter toe.
De tien geboden zijn bedacht door een volk dat ontstond in Palestina-Israël, doordat er mensen samenkwamen die uit heel verschillende gebieden kwamen: uit het westen uit Egypte, en uit het oosten uit Mesopotamië en omgeving. Ze kwamen daar in losse verbanden aan: kleine groepjes, gezinnen, families, enkelingen.
Zij brachten hun cultuur mee, en dat verklaart waarom we in het Oude Testament zowel Mesopotamische elementen vinden (zoals de zondvloed, die ook in het Gilgamesj-epos voorkomt), en... de tien geboden.
Gelijkaardige voorschriften vinden we immers ook in het Egyptische Dodenboek. Sterker nog: de tien geboden zijn een verzwakkign van de Egyptische voorschriften. De tien geboden hebben geen enkel probleem met het doden, uitbuiten of misbruiken van dieren. De Egypitsche wel. In zekere zin zijn de tien geboden dus wreder dan de Egyptische voorschriften. Onze huidige opvattingen over dierenmishandeling worden door het Oude Testament niet ondersteund, wel door het Egyptische Dodenboek.
Kellendonks katholieke achtergrond, waarmee hij worstelt maar zich soms niet ten volle lijkt te kunnen of durven afzetten, heeft hem een veel te beperkte kennis ter zake om zulke algemeenheden over de tien geboden te mogen schrijven. Bovendien ziet hij over het hoofd dat er verder in het Oosten ook nog veel en zelfs grote volkeren zijn, die met die tien geboden niets te maken hebben, en wiens opvattingen op een heel andere historische basis berusten.

Verder merkte ik op een bepaald moment een zekere vooringenomendheid tegen het huidige wetenschappelijke bedrijf. Hij stelt dat "de objectieve wereld van de natuurwetenschappen als een illusie van de zintuigen is ontmaskerd" (p. 851).
Hmm, denk ik dan, hij heeft iets over quantum-mechanica gehoord, maar er niets van begrepen.
En inderdaad begint hij het een en ander te zeggen over het mysterie, een typische reactie van mensen die al eens iets over het onzekerheidsprincipe van Heisenberg hebben gehoord (maar nooit hebben begrepen dat het alleen maar een meet-onzekrheid is, en niet stelt dat de werkelijkheid een bovennatuurlijke realiteit is die niet aan natuurwetten zou gehoorzamen), of die iets heeft gehoord of de problemen met het vaststellen van de plaats én snelheid van een deeltje, en vreemde zaken zoals tunneleffecten e.d., maar die nooit heeft begrepen dat het probleem vooral een wiskundig probleem is, maar dat het niet betekent dat de wereld die we om ons heen waarnemen een onkenbare illusie is.
Bedenkende hoe nauwkeurig we decennia vooraf maans- en zonsverduisteringen kunnen voorspellen, zou ik echt niet durven beweren dat we helemaal niets weten over de werkelijkheid, en geen objectieve werkelijkheid zouden kunnen vaststellen en overeenkomen.

Het zijn duidelijk enkele zware redeneerfouten van Kellendonk.
Het zijn ook de typische fouten van iemand die Kellendonk Engelse Taal en Cultuur studeerde, en van exacte wetenschappen en wiskunde geen kaas heeft gegeten.

Maar toch is dit essay belangrijk om Kellendonks opvattingen over bepaalde thema's te kennen.

9. Ons wilde Westen. Literatuur en publieke opinie

Zelden kan een auteur zowel bevlogen als erudiet zijn, maar Kellendonk kan het en doet het in "Ons wilde Westen. Literatuur en publieke opinie", waarin hij het heeft over het verschil tussen journalistiek en literatuur, en vooral over journalistiek OVER literatuur.
Het is duidelijk dat hij enige ontevredenheid kwijt moet, zoals dat critici nogal reductionistisch zijn. Zoals ik zelf jaren geleden over Geheime kamers, een roman van jeroen Brouwers, schreef: hoe kan ik in een bespreking van 800 woorden eigenlijk iets zeggen over een boek van 800 pagina's?
Kellendonk klaagt dat een kritiek de roman vaak vereenvoudigt tot een verhaaltje, en gelijk heeft hij: nogal wat recensies zijn gewoon een lange samenvatting. Maar, vindt hij, de complexiteit van de structuur, daar wordt niets mee gedaan. De manier waarop de ideeën in elkaar grijpen en zich ontwikkelen, daar gebeurt niets mee.
Hij heeft natuurlijk gelijk, maar we moeten toegeven dat de criticus meestal ook maar 's avonds boven het boek begint te dutten, en als het uit is vooral tevreden is als het een aangenaam boek om te lezen was, maar zelden diep nadenkt over alle ideeën. Wat je meestal toch pas kunt doen als je het gewrocht twee, drie keer hebt gelezen.
Kortom, Kellendonk is niet erg tevreden over de staat van de journalistiek en de literaire kritiek, die hij doorgaans te verpolitiekt vindt.
Maar, net zoals Kellendonks prooi, gaat bovenstaande ook voorbij aan nog veel andere ideeën in het essay.

10. Geschilderd eten

Het laatste deel in de bundel heet "Geschilderd eten", en gaat - onverwachts - over Vondel, meer bepaald over Altaergeheimenissen, het langst gedicht in het Nederlands, uit Vondels katholieke periode, waarin hij ... Nu ja, het is beter om Kellendonks tekst te lezen dan mijn uitleg erover.
Kellendonk durft Vondel op een voetstuk te zetten, iets wat weinig gebeurt, maar wat hij kan door hem maar ook andere schrijvers en dichters goed te kennen.
Niet alleen belicht Kellendonk het werk van Vondel, maar er komen ook heel veel thema's aan bod, zowel aspecten van Vondels poëzie, als zijn opvattingen, en de opvattingen van zijn tijdgenoten.
Bovendien onthult en verraadt Kellendonk hiermee natuurlijk ook zijn eigen opvattingen, die zoals altijd boeiend en dubbelzinnig zijn.
Het is dudelijk: Kellendonk is totaal ongeschikt voor snellezen. Alle snellezen steunt op niét lezen. Niét lezen wat je al weet, en niét lezen wat je niet hoeft te weten. Daardoor is het natuurlijk ook een volkomen mislukte aanpak voor literatuur, en helemaal voor ingewikkelde essays waarin de standpunten van de auteur erg genuanceerd zijn en snellezen alle nuances wegveegt, zodat je helemaal niet meer weet wat er wordt gezegd. Je weet wel waarover het gaat, maar niet wat erover wordt gezgd.
Eens te meer is dit een aanbevolen Kellendonk-tekst, al begint hij in "Naschrift: Grote woorden" ook wel eens te wauwelen. Hij leest te snel door de maatschappij heen. Maar zelfs dan maakt hij nog interessante opmerkingen. Tenslotte onthult en verraadt hij zichzelf.



Met vriendelijke groeten,

Peter Motte
Zoekertjesnummer: m1738427416