Beschrijving
In dit boek worden drie zogenaamde 'vrouwvijandige' verhalen uit het Oude Testament (of liever, zoals de auteur aangeeft, het Eerste Testament) uitgelegd. Uit het Bijbelboek Samuel, het verhaal van Amnon en Tamar. Vervolgens over de wettige vrouwen van aartsvader Awraham: Sara en Hagar (uit Genesis).
Tenslotte uit Richteren de geschiedenis van de naamloze dochter van Jefta. Vanuit het Hebreeuws heeft Maartje van Tijn een uitgebreide studie gemaakt over deze geschiedenissen. Zij gaat er daarbij van uit, dat het pericopensysteem belangrijk is om te ontdekken hoe de verhalen zijn opgebouwd en wat de betekenis kan zijn.
AuteurMaartje van Tijn (1933) werd geboren uit een Joodse vader en een niet-Joodse moeder. Zij heeft zo’n twintig boeken geschreven, eigen literair werk, vertalingen uit Talmoed en Midrasj en uit de moderne Hebreeuwse literatuur; plus een drietal exegetische werken waarin ze laat zien, dat het zogenaamde Oude Testament in de grondtekst een bericht in code is.