Marxistische Esthetica Deel 4-?|Hubert Dethier

400sinds 25 feb. '25, 10:20
€ 5,00
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 5,22
Deel via
of

Kenmerken

ConditieGelezen
Jaar (oorspr.)1977
Auteurzie beschrijving

Beschrijving

||boek: Marxistische Esthetica Deel 4-?||Universiteit van Amsterdam

||door: Hubert Dethier

||taal: nl
||jaar: 1977
||druk: ?
||pag.: 97p
||opm.: paperback|gelezen|A4 formaat|fluo markeringen op nagenoeg alle pagina's

||isbn: N/A
||code: 1:001091

Dit is enkel deel 4 van een reeks!

--- Over het boek (foto 1): Marxistische Esthetica Deel 4-? ---

Marxistische esthetica is een theorie van de esthetica gebaseerd op, of afgeleid van de theorieën van Karl Marx.

Esthetica kent vele varianten, en wordt onder meer beïnvloed door filosofische theorieën over kennis, taal, betekenis en perceptie. Bij marxistische esthetica gaat het om een dialectische benadering bij de toepassing van het marxisme op de culturele sfeer, in het bijzonder op gebieden zoals kunst, schoonheid, enz. Marxisten zijn van mening dat de economische en sociale omstandigheden elk aspect van het leven van een individu beïnvloeden, van religieuze overtuigingen en rechtssystemen tot culturele kaders. De rol van kunst is niet alleen om zulke omstandigheden naar waarheid uit te beelden, maar ook te trachten ze te verbeteren.

Enkele bekende marxistische filosofen van de esthetica zijn onder meer Theodor W. Adorno, Bertolt Brecht, Herbert Marcuse, Walter Benjamin, Antonio Gramsci, Georg Lukács, Terry Eagleton, Fredric Jameson en Raymond Williams.

Literatuur

  • PoetryMagic: Literary Theory: Marxist Views
  • Aesthetics and Politics: Debates Between Bloch, Lukacs, Brecht, Benjamin, Adorno. 1980. Trans. ed. Ronald Taylor. London: Verso. ISBN 0860917223.
  • Adorno, Theodor W. 2004. Aesthetic Theory. London: Continuum. ISBN 0826476910.
  • Benjamin, Walter. 2017. Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid en andere essays. Amsterdam: Boom. ISBN 978-90-244-0876-4
  • Brecht, Bertolt. 1964. Brecht on Theatre: The Development of an Aesthetic. Ed. and trans. John Willett. British edition. London: Methuen. ISBN 041338800X. USA edition. New York: Hill and Wang. ISBN 0809031000.
  • ---. 2000a. Brecht on Film and Radio. Ed. and trans. Marc Silberman. British edition. London: Methuen. ISBN 0413725006.
  • ---. 2003a. Brecht on Art and Politics. Ed. and trans. Thomas Kuhn and Steve Giles. British edition. London: Methuen. ISBN 0413758907.
  • Eagleton, Terry. 2009. Now is the time: kunst & theorie in de 21e eeuw. Rotterdam: Nai Uitgevers. ISBN 978-90-5662-712-6
  • Hauser, Arnold. 1985. De sociale geschiedenis van de kunst. Nijmegen: SUN. ISBN 90-6168-513-3
  • Marcuse, Herbert. 1978. The Aesthetic Dimension: Toward a Critique of Marxist Aesthetics. Trans. Herbert Marcuse and Erica Sherover. Boston: Beacon Press.
  • Karl Marx, Friedrich Engels, Vladimir Iljitsj Lenin. 1981. Über Kultur, Ästhetik, Literatur: ausgewählte Texte. Leipzig: Reclam.
  • A Primer in Marxist Aesthetics, Zoilus Press, 1999

[bron: wikipedia]

!over een ander boek ivm esthetica, van dezelfde auteur!

Hubert Dethier - In de schaduw van het sacrale: aanzetten tot een actuele filosofie van de kunst

De filosofie van de kunst verkeert momenteel in een periode van bloei. De historische inleidingen van de VUB-ers Elias en Van den Braembussche leverden hieraan geen geringe bijdrage. Beide boeken worden inmiddels op de voornaamste instellingen voor hoger onderwijs als handboek voor kunstfilosofie gebruikt. In de Schaduw van het Sacrale levert in dit licht de nodige verdieping. Deze studie analyseert immers de actuele esthetische problematiek vanuit een systematisch perspectief De vraag naar de eigenheid van het esthetische ontvouwt zich daarbij volgens een methode van profielen. Een werkwijze die, weloverwogen, de vraagstelling onrechtstreeks benadert. De aandacht gaat daarbij eerst naar het esthetisch fenomeen, de verbeelding, de status van het object en de manifestaties van de esthetische subjectiviteit. Vervolgens worden na de behandeling van Hegel's esthetica de meer historisch getinte aspecten belicht: de tijd van het kunstwerk, kunstreligie, ideologie, wereldbeschouwing, de speelruimte van de marge, vrijheid, autonomie, avant-garde, de dood van de kunst.

In deze behandeling speelt het denken van zowel Heidegger als Bataille op de achtergrond een belangrijke rol. Het zijn deze denkers die de inzet van een contemporaine kunstfilosofie doorslaggevend definieerden. Het is in hun visie thans aan de kunst om de grenzen van het cartesiaanse eenheidsdenken te ontwrichten. De kunst dient te demonstreren hoe het primaire geweld van de betekenisgeving elke vorm van oorspronkelijke omgang met de dingen en de sacrale beleving bewust buitensluit.

Tegenover de schijnheiligheid van de burgerlijke rationaliteit, dient de kunst radicaal te getuigen van de 'conditio humana': het menselijk ingeworteld zijn in de natuur.

[bron: https--www.bol.com/nl/nl/p/in-de-schaduw-van-het-sacrale/666764725]

!over een ander boek ivm esthetica, van een andere auteur!

Willem Elias - Tekens aan de wand: Hedendaagse stromingen in de kunstfilosofie

Inleiding "Tekens aan de wand" [2011-10-31]

Dit boek wil een bijdrage leveren tot de hedendaagse kunstfilosofie, met een korte uitweiding vanuit de psychologie en de sociologie, de twee dochters van de filosofie, als we Marx en Freud als filosofen beschouwen. De filosofie van de kunst wordt vaak esthetica genoemd. Hoewel beide termen door elkaar gebruikt worden, zien wij een klein onderscheid. De filosofie van de kunst lijkt ons wat ruimer verbonden aan de vraag wat de zin of de functie van de kunst is voor het individu en de gemeenschap. Hierbinnen behandelt de esthetica de algemene vragen omtrent de relaties kunstenaar-kunstwerk-toeschouwer. De term 'esthetica' is zelf niet zeer duidelijk. Bij Marcuse1wordt die dubbelheid goed geformuleerd. Zich baserend op Kant, Schiller en Baumgarten komt hij tot volgende synthese. De esthetische functie bij Kant is moeilijk omdat hij de oorspronkelijke betekenis van esthetisch (betrekking hebbend op de zintuigen) versmelt met de nieuwe (betrekking hebbend op de kunst, die dan nog niet los te maken is van het begrip Schoonheid). Voor Kant is de esthetische dimensie het medium waarin de zintuigen en het verstand elkaar ontmoeten. Marcuse betreurt dat onder de heerschappij van het rationalisme (logica en metafysica) de kenfunctie van de zintuiglijkheid (esthetica) steeds meer op de achtergrond geraakt is. Tegenover de 'orde van de rede' kan de esthetica een 'orde van de zintuiglijkheid' stellen. Dat zat ook al duidelijk ingesloten in de omschrijving van de grondlegger van het begrip 'esthetica', nl. Baumgarten.

In 1750 definieerde hij de esthetica als volgt: 'est scientia cognitionis sensitivae', de wetenschap van de zintuiglijke kennis. Deze door Marcuse gestelde zintuiglijkheidsproblematiek kan in zekere zin als uitgangspunt dienen voor onze vraagstelling - wat heeft de hedendaagse mens met de hedendaagse kunst te maken? M.a.w. welke interessante functies heeft kunst? Het Latijnse 'interesse' mag hier vrij letterlijk genomen worden: 1. zich ergens tussen bevinden 2. bij iets tegenwoordig zijn, iets bijwonen, aan iets deelnemen. Deze vraagstelling is meer dan louter esthetisch. Ze betreft de raakvlakken tussen het ethische en het esthetische in de kunst. Onder 'ethisch' verstaan we niet de theorie van een uitgewerkt moreel normenstelsel, maar eerder de oriënterende reflectie over mogelijke wijzen van leven. In dit tijdperk van de 'Nietmeer- schone-kunsten' gebruiken we 'esthetisch' dan ook niet meer zoals dat nog in de woordenboeken staat, nl. 'tot de waarneming, beoordeling en waardering van het schone in betrekking staand' (van Dale, Hedendaags Nederlands); evenmin als het in de omgangstaal gebruikte 'smaakvol'. Dat is niet meer in overeenstemming met de autonomie die de kunst (binnen een kunstwereld) als systeem verworven heeft. Het 'esthetische' heeft betrekking op de ontwikkeling van een zintuiglijkheid die de waarneming toelaat van de specifieke wijze waarop een kunstwerk aan een boodschap vorm geeft.

De kunst waarover we het hier hebben, is niet de oude kunst, maar de moderne. Hoewel er uiteraard punten van overeenkomst zijn, valt de mogelijke functie van de oude kunst niet samen met deze van de hedendaagse. Wanneer we uitzonderlijk een uitspraak van een theoreticus over een kunstwerk van voor de moderne periode aanhalen, is dat omdat de aangesneden problematiek ook voor de kunst van vandaag nog geldig is. Zelfs 'moderne kunst' is nog te ruim. Beter zou zijn: 'actuele' kunst. Dat is de kunst die men vandaag zou moeten kunnen begrijpen door het feit zelf dat men in deze tijd leeft en kunsthistorische bronnen nog niet noodzakelijk zijn. We denken met de visuele kunst, als verschaffer van voorbeelden, in het achterhoofd. Het ganse avontuur van de avant-garde is een schat voor de filosofie. Twee verhalen van vrij onderzoek in de cultuur. De experimenten met anti-artistieke en nieuwe media zijn buitengewoon boeiend geweest in de geschiedenis van het modernisme, het postmodernisme incluis. Toch willen we niet verbergen dat we een groot genoegen beleven aan de zintuiglijke feesten van de schilderkunst. Het is onze overtuiging dat het prikkelen van de zintuigen niet onverenigbaar is met de kunst die ons via concepten aan het denken zet. Daarenboven hebben die uiteindelijk een eigen esthetica. De filosofenvlag dekt liefst een zo groot mogelijke lading, bij voorkeur het Zijn zelf. Hoewel er voorbeelden van bestaan, wordt zelden over één enkel kunstwerk gefilosofeerd. Maar filosoferen over 'de' kunst is uiteindelijk niet houdbaar. Daarvoor zijn er te veel verschillen tussen muziek, literatuur, theater, dans, enz. De vraag naar de functie van de kunst wordt bekeken vanuit de filosofie. In die zin is dit boek een bijdrage tot de filosofie van de kunst. De 'Wat is kunst?'-vraag is doorheen dit boek voortdurend aanwezig. We verkozen vijf grote stromingen van de filosofie van de twintigste eeuw te behandelen. Met de chronologische volgorde wordt geen rekening gehouden. De auteurs worden behandeld volgens een thematische rangschikking.

We menen dat ook vanuit de kunstfilosofische 'Wat is kunst?'-vraagstelling deze vergelijkende aanpak te verantwoorden is. Het postmodernisme eist pluralisme op binnen kunst en filosofie. We zien dit als twee tekens aan de wand, die ons ertoe nopen hedendaagse vraagstellingen zo breed mogelijk te benaderen. We hebben geopteerd voor een evenwaardige behandeling van wat we de vijf grote stromingen van de hedendaagse filosofie noemen, nl. de freudiaanse stroming, de neomarxistische, de taalanalytische of Angelsaksische, de existentieel fenomenologische en de structuralistische. We voelen het woord 'stroming' aan als een term die geen scherp afgelijnde begrenzing oproept. Meerdere auteurs behoren tot verschillende stromingen. Marcuse bijvoorbeeld wordt soms freudo-marxist genoemd. De existentialist Sartre heeft een marxistische periode. Vele (post)structuralisten hebben een gedegen fenomenologische scholing gehad. Foucault zag zichzelf niet als structuralist. De structuralist Barthes is als sartriaans existentialist gestart. Deze dubbelheid stelt zich ook voor Lacan, Althusser en Derrida. We hebben deze drie denkers van structuralistische signatuur respectievelijk de hoofdstukken laten besluiten waarin Freud, Marx en Heidegger als voorlopers fungeren. Wanneer men in ogenschouw neemt dat het hoofdstuk waarin Wittgenstein deze rol vervult afgerond wordt door de eveneens aan het structuralisme verwante Angelsaksische filosoof Goodman, dan wordt het duidelijk dat het zogenaamde structuralisme de overige stromingen ingepalmd of op zijn minst omsingeld heeft. Dit mag niet als een poging tot intellectuele wurging door de Franse filosofie bekeken worden. Het vraagt ongetwijfeld enige toelichting. Als men aan de vier reeds geciteerde voorlopers, telkens betrokken bij een specifiek hoofdstuk, Mukarovsky toevoegt voor het structuralisme, dan zijn dit de vijf enige auteurs die we behandelden op basis van teksten van voor 1945. Omdat we kunstwerken opvatten als tekens van eigentijdsheid, waren we nieuwsgierig naar wat de filosofie van na '45 ons kan bijbrengen omtrent de kunst van na '45. Dat bleek echter onhoudbaar omdat de filosofen van na '45 het meestal over de moderne kunst vanaf de impressionisten hebben, in zover ze namen of data vermelden.

Wat de filosofie betreft hebben we ons wel aan die naoorlogse afbakening gehouden, met uitzondering van de vijf genoemde voorlopers. We menen dat in deze periode mag gesproken worden van een ware bloei van de Franse filosofie. Eerst was er de mode van de existentiële fenomenologie en vanaf de jaren zestig trad het Franse structuralisme op de voorgrond. Dat succes wordt voortgezet door de zogenaamde poststructuralisten Derrida, Baudrillard en Lyotard. Het is niet alleen wegens de vlucht die het denken in Parijs genomen heeft, dat we zo uitgebreid ingaan op het (post)structuralisme. We veronderstellen dat de aandacht voor het kunstwerk 'als tekst' meer mogelijkheden biedt dan esthetica's die zich vooral toespitsen op de creatie van het kunstwerk door de kunstenaar. Het kunstwerk als autonoom teken lijkt ons exemplarisch voor de studie van het tekenkarakter van de hele cultuur. Een andere reden voor onze speciale aandacht voor het structuralisme is, dat door de problematisering van het subject - dat wil zeggen de kritiek op het subjectcentrisme en het verbonden voorstel tot decentrering van het subject - de situatie van de kunsttoeschouwer onmiddellijk op zijn scherpst gesteld wordt. Weinig illusies blijven nog overeind.2 Het is om deze reden dat de eerste twee hoofdstukken samen een tweeluik vormen en enigszins verschillen qua opbouw met de overige. Zoals Barthes menen we dat het niet meer mogelijk is geen rekening te houden met het onbewuste en met de ideologie. 'Or actuellement, il paraît difficile d'éviter cette mise en cause de l'énonciation, puisque, depuis une trentaine d'années, nous savons très bien que l'énonciation se fait sous deux instances que nous ne connaissions pas autrefois: d'une part l'idéologie, la conscience de l'idéologie, d'autre part l'inconscient, et, si je puis dire, la conscience de l'inconscient.'3

Deze problematiek van het onbewuste bespreken we in het eerste hoofdstuk, 'Kunst en Individu', aan de hand van Freud. Daarnaast behandelen we een aantal aspecten die voortvloeien uit de psychologie van de kunst, vooral in verband met de waarneming die niet steeds zo evident verloopt als men doorgaans denkt. Deze psychologen van de kunst, o.a. Gombrich, hebben invloed gehad op de semiotische benadering. De invloed van de ideologie komt in het tweede hoofdstuk aan bod. Het is in grote mate gebaseerd op Marx. Behalve een aantal visies uit de sociologie van de kunst wordt vooral de nadruk gelegd op de kritische theorie van Frankfurt en op de ideologiekritiek van Althusser, meer in het bijzonder zoals Hadjinicolaou deze op kunst toegepast heeft. In het derde hoofdstuk behandelen we een kritiek op het vaak essentialistische antwoord op de 'Wat is kunst?'-vraag, met Wittgenstein als centrale filosoof. Goodman wordt er besproken omwille van zijn visie op kunst als symboolsysteem. Het zijn echter vooral hoofdstuk vier en vijf die de spil vormen, omdat we veel aandacht zullen besteden aan de confrontatie tussen wat we twee fundamenteel verschillende optieken op de wereld kunnen noemen, met name de fenomenologie en het structuralisme, respectievelijk gekoppeld aan de hermeneutiek en de semiotiek. Deze discussie is sinds de jaren zestig alsmaar complexer geworden, precies omdat het niet om twee duidelijk afgescheiden kampen gaat, maar om zeer genuanceerde meningsverschillen. Deze discussie wordt nog meer benadrukt in het zesde hoofdstuk waarin we als afsluiting nog even terugkeren op het concept avant-garde om dan over te gaan naar de vraag hoe avant-gardistisch het postmodernisme nog genoemd kan worden. Het wordt er niet eenvoudiger op omdat Lyotard, poststructuralist en oud-marxist, in discussie treedt met Habermas, de voortzetter van de neomarxistische ideologiekritiek. Ondanks de grote kloof tussen de verschillende stromingen over de vraag naar de mogelijke functie van de kunst is een relatieve consensus mogelijk. De verschillen blijken immers hoofdzakelijk wijsgerige nuances te zijn van ontologische aard. Ze zijn weliswaar fundamenteel binnen de filosofie (filosofie in de zin van voortdurend zichzelf bevragend en in vraagstellend denken), maar niet meer erbuiten of met andere woorden, wanneer men de specificiteit van een stroming of denker verlaat.

Zo kan men bijvoorbeeld uit de intern filosofisch tegenstrijdige visie dat de kunst de Waarheid van het Zijn toont versus dat ze er de leugen van toont, afleiden dat kunst iets meedeelt over de aard van het Zijn. Dit is een belangrijk inzicht voor de toeschouwer. De aandacht voor de semiotiek is bedoeld om na te gaan in welke mate deze discipline in staat is een andere kijk op het kunstwerk als teken te geven. We vermoeden dat enerzijds de codes van het kunstwerk te complex en per definitie te variërend zijn om eenduidige resultaten te boeken. Onze bijdrage is ook geen proeve van 'grammatologie' of 'deconstructie'. Het is niet de bedoeling Derrida na te bootsen. Dit belet ons niet dat we zijn inzichten als zeer belangrijk beschouwen. Onze aanpak sluit dan ook aan bij verschillende vormen van hermeneutiek, zoals die bij verschillende denkers voorkomen. We gaan hierbij echter niet in op de vaak eindeloze, hoewel niet oninteressante, interne discussies tussen filosofen. Hermeneutiek, zoals in dit boek opgevat, is erop gericht in gesprek te treden met denkers uit verschillende stromingen. We hebben de gedachtegang van deze denkers dan ook zo nauwkeurig mogelijk weergegeven, met een minimale inmenging van onszelf. We schrijven 'minimaal' omdat een lectuur onvermijdelijk een eerste interpreterende ingreep is. Vooral de weggelaten elementen zijn hier betekenisvol. Wanneer we onze eigen visie weergeven, wordt duidelijk aangegeven. Het past immers in een dialoog dat de gesprekspartners onderscheidbaar zijn. Om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de auteurs hebben we frequent teksten van hun hand ingelast, gedrukt in een ander lettertype, zodat ze duidelijk herkenbaar zijn. Onze commentaar spruit ten eerste voort uit een interne kritiek, wanneer we menen dat er contradicties binnen de argumentatie geslopen zijn; ten tweede, uit een externe kritiek, wanneer uitspraken in strijd lijken met onze eigen ervaring of inzichten. Dit boek heeft inderdaad ook een praktisch-empirische dimensie die voortvloeit uit jarenlang contact met de kunstwereld, gekoppeld aan vele gesprekken met kunstenaars. De visies van de denkers werden voor het overige zo zuiver mogelijk weergegeven. Er wordt dan ook nauwelijks een interferentie op gang gebracht tussen de verschillende stromingen, in de trant van: deze filosoof weerlegt de stellingen van een andere, maar krijgt op zijn beurt van die andere kritiek te verduren. Hoewel dit soort fundamentele discussies verhelderend kan nuanceren, is het zo moeilijk om een globaal beeld te krijgen van een bepaalde stroming.

We hadden al gezegd dat we een interpreterend gesprek voeren met vijf stromingen uit de hedendaagse filosofie. De rode draad van deze conversatie is de vraag naar de functie van de kunst. Hierin vergt het begrip 'functie' enige toelichting. We geven geen nauw omschreven gebruik van het begrip 'functie',4 omdat we het als een 'open' begrip beschouwen dat binnen alle filosofische stromingen kan gebruikt worden. Het heeft dus geen normatieve bedoeling. De kunst verdraagt zo iets niet. In die zin staat het dicht bij 'effect', dat als vrij neutraal opgevat kan worden, maar anderzijds te veel de verwachting van feitelijke meetbaarheid oproept. In het begrip functie zien we veeleer de mogelijkheid om een eigenschap te veronderstellen die bepalend is voor de fundering van de al dan niet betrokkenheid van de toeschouwer met het kunstwerk.

Het gebruik van het begrip 'functie' wordt verhelderd in de tekst van de Amsterdamse estheticus Aler: 'De functie van de literatuur'. 'De functie der kunst in het geestelijk leven is het verbeelden van levenservaring. Zij treedt op in de samenleving als een specifiek middel tot menselijke bewustwording en verstandhouding. (...) Kunst is geen privé-zaak. De kunstenaar is buiten de samenleving om even onbestaanbaar, als zij het buiten hem om zou zijn. Er leeft een behoefte om dieper en ruimer bewustwording, daarom zijn er kunstwerken, daarom worden zij voortgebracht, daarom zijn er kunstenaars. Op deze behoefte en haar bevrediging berust zo iets als de "functie" van de kunst. (...) Kunst werkt op deze wijze mee tot de verwerkelijking van waarden en draagt bij tot oplossing van daarmee samenhangende problemen in een bepaalde levenshouding. (...) Kunst verontrust ons en brengt ons tot onszelf. Het een hangt ten nauwste met het andere samen. (...) Door de verbeeldingen der kunst krijgt het publiek veelal de beschikking over situaties die het niet onmiddellijk uit eigen aanschouwing kent. Kunst verruimt zo onze blik. Daarin ligt de kans, aan de eigen banaliteit voor een ogenblikje te ontsnappen.'5

Voor dit soort sierlijke uitspraken zullen we een fundament zoeken in de teksten van verschillende hedendaagse filosofen. Bij dit alles zijn we uitgegaan van een aantal vooronderstellingen, zeg maar 'vooroordelen' in de geest van Gadamer, die we nu even op een rijtje zetten. Kunst is geen privézaak. Kunst wordt pas een privézaak wanneer men ze herleidt tot een aangelegenheid van schoonheidsbeleving. Hiermee willen we het begrip 'Schoonheid' niet van de estheticatafel vegen, maar de functie van de kunst is van een andere orde dan het psychologisch probleem van het 'graag zien' en het 'mooi vinden'. Kunst moet nog andere functies kunnen vervullen, zo niet is voor kunst geen collectieve fundering te·vinden, met alle gevolgen van dien voor een cultuurpolitiek en een educatief beleid. Toch verwerpen we de normen van de (burgerlijke) cultuurridder. Kunst is geen must omdat het zo hoort, omdat het goed staat, omdat ze de vlag is voor de verheven waarden van de heersende cultuurconstellatie.

Dit boek is dus geen studie van de effectieve functie die kunst eventueel vervult in het maatschappelijke en het individuele leven. Onze invalshoek onderscheidt zich van andere theoretische benaderingen doordat we uitgaan van de toeschouwer, dat in tegenstelling tot de kunstgeschiedenis, de kunstwetenschap, en vele kunsttheorieën die in eerste instantie het product kunst bestuderen. Vaak wordt dit in relatie met de kunstenaar bekeken. Er is ook een filosofie van de kunst mogelijk die vertrekt vanuit de kunstenaar als scheppend wezen en er zijn kunsttheorieën die zich met de toeschouwer bezighouden, bijvoorbeeld de receptieesthetica die de relatie tussen het kunstwerk als tekst en de toeschouwer als lezer bestudeert. In zekere zin sluit dit boek hierbij aan omdat de vraag gesteld wordt wat de werking van het kunstwerk op de toeschouwer is. Vandaar dat men ook wel van 'werkingsesthetica' spreekt. We gaan ervan uit dat de werking anders is naarmate men vanuit een andere filosofie kijkt.

Noten:

1 H. Marcuse, Eros en cultuur. Een filosofische bijdrage tot het werk van Sigmund Freud, Utrecht, 1973, pp. 116-131.

2 De verdienste van de zogenaamde structuralisten ligt precies in hun aandacht voor de marginaal: de krankzinnige, de opgeslotene, de wilde, enzovoort. In zekere zin heeft de kunstenaar ook een dergelijk marginaal statuut. Het inschatten van wat buiten de marge gebeurt hoeft niet noodzakelijk een irrationele daad te zijn. In verband met het kunstwerl stelt Dethier dat er een werkelijke initiatie geëist wordt en dat dit niet door het proza van de alledaagsheid kan gebeuren, maar dat hiervoor 'alleen wenkende, benaderende, heiligende en symbolischgeheime commentaren' kunnen dienen, nl. 'benaderingen die zelf een kunstwerk constitueren.' Lacan, Derrida, Foucault en Lyotard hebben in dit opzicht een moeilijke maar vruchtbare weg aangeduid, die niet noodzakelijk een afscheid hoeft te betekenen van de rationaliteit.' H. Dethier, 'De esthetische heilige', in: A. Graaf land, ed., De bevrijding van de moderne beweging, Nijmegen, 1988, pp. 123-124.

3 R. Barthes, Le grain de la voix, Entretiens 1962-1980, Paris, 1981, p. 200

4 Cf. C.J.M. Schuyt, Filosofie van de sociale wetenschappen, Leiden, 1986, p. 11. 'Men kan het begrip functie gebruiken in wiskundige zin: een relatie tussen twee variabelen weer te geven in een formule: F(x)-> (y)/ Bijvoorbeeld: maatschappelijk status, het eerbetoon dat andere leden van de samenleving aan iemand toekennen, is een functie van inkomens en opleiding. In de sociale wetenschappen wordt het begrip 'functie' echter ook losser gebruikt, soms in de zin van taak of doelstelling en dan is het normatief, soms in de zin van effect, naspeurbaar gevolg en dan wordt het neutraal gebruikt.'

5 J. Aler, 'De functie van de literatuur', in: idem, ed., De functie van de kunst in onze tijd, den Haag, 1962, pp. 8-50, pp. 8-9. - 15

[bron: https--www.willemelias.be/boeken/tekens-aan-de-wand/1528619_inleiding-tekens-aan-de-wand]

--- Over (foto 2): Hubert Dethier ---

Hubert Dethier (21 juli 1933 - 26 januari 2019) was een Belgisch filosoof en Germaans filoloog. Hij was hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel van 1969 tot 1998, de Universiteit van Amsterdam en de Faculteit voor Vergelijkende Godsdienstwetenschappen te Antwerpen. Voordien was hij student en assistent van Leopold Flam aan de Université Libre de Bruxelles. Hij doceerde een zeer breed gamma aan vakken, onder meer middeleeuwse filosofie, semiotiek, grote stromingen van de wijsbegeerte van de oudheid tot heden, filosofie en vergelijking van de religies, filosofie van de film en Engelstalige filosofie.

In 1972 richtte hij samen met Leopold Flam het Centrum voor de Studie van de Verlichting aan de Vrije Universiteit Brussel op, dat na zijn emeritaat is opgegaan in het huidige Centrum voor Ethiek en Humanisme. Onder meer onder zijn impuls werd aan de Vrije Universiteit Brussel de studierichting Moraalwetenschappen opgericht, hij was er ook een van de oprichters van een interfacultair centrum voor morele dienstverlening.

Van 1975 tot 1990 was hij voorzitter van het Centrum voor Marxistische Studies, verbonden aan het Onderzoeksinstituut van het Algemeen Belgisch Vakverbond.

In 1997 won hij de Prijs Vrijzinnig Humanisme. In 2006 ontving hij de Special Apollo Film Festival Award in Victoria-Wes voor bijdragen tot de studie en bekendmaking van Zuid-Afrikaanse en Afrikaanse film.

Tussen 1994 en 2010 verschenen de vijf delen van zijn levenswerk "De beet van de adder", dat onder meer zijn bijzondere interesse in middeleeuwse ketterijen behandelt.

Literatuur

  • Julien Libbrecht, Denken in de spiegel. Hubert Dethier: filosofie en zingeving voor de 21ste eeuw, 2015, ISBN 9789057184468

Publicaties

  • Vrij Onderzoek in de XVIe eeuw. Inleiding tot het leven en het werk van Pietro Pomponazzi (1462-1525), Ontwikkeling, Antwerpen, 1968.
  • Giulio Cesare Vanini (I) Van godsdienstkritiek naar universele hervorming, "Vrijdenkerslexicon", Studiereeks 2, Publikatie van de Vrije Universiteit Brussel, Centrum voor de Studie van de Verlichting, 1975.
  • Summa Averroïstica (I). Het averroïstisch-nominalistisch front en de leer van de Dubbele Waarheid, "Vrijdenkerslexicon", Studiereeks 4, Publikatie van de Vrije Universiteit Brussel, Centrum voor de Studie van de Verlichting, LXXV, 1977.
  • Summa Averroïstica (II/I). De opkomst van de burgerlijke geest, "Vrijdenkerslexicon", Studiereeks 5, Publikatie van de Vrije Universiteit Brussel, Centrum voor de Studie van de Verlichting, 1979.
  • Summa Averroïstica (II/II). Coelum philosophorum. Kenmerken en dominanten van de Renaissancefilosofie, "Vrijdenkerslexicon", Studiereeks 6, Publikatie van de Vrije Universiteit Brussel, Centrum voor de Studie van de Verlichting, 1979.
  • Summa Averroïstica (II/III). De School van Padua. Pomponazzi, Cardanus Cremonini, "Vrijdenkerslexicon", Studiereeks 7, Publikatie van de Vrije Universiteit Brussel, Centrum voor de Studie van de Verlichting, 1981.
  • Summa Averroïstica (III). De kritiek van de religie bij Spinoza en Fontenelle, "Vrijdenkerslexicon", Studiereeks 9, 1981.
  • Pomponazzi, de vrije geest van de Dubbele Waarheid, dl. I en II, Universitaire Publikaties, Vrije Universiteit Brussel, "Vrijdenkerslexicon", 1983-1984.
  • Cultural Hermeneutics of Modern Art. Essays in honor of Jan Aler (Dethier, H., E. Willems (red.)). Rodopi, Amsterdam-Atlanta, 1989.
  • Het gezicht en het raadsel. Profielen van Plato tot Derrida. Grote stromingen in de wijsbegeerte van de oudheid tot heden, VUBPress, Brussel, 1993.
  • De beet van de adder. De leerstoelen der deugd. Heterodoxen, ketters in de middeleeuwen, Deel I, VUBPress, Brussel, 1994.
  • De geschiedenis van het atheïsme, Antwerpen-Baarn, Hadewijch-Houtekiet, 1994.
  • De beet van de adder. De onbevlekte kennis, Deel II, VUBPress, Brussel, 1995.
  • Kronieken van Zuid-Afrika. De films van Manie van Rensburg. (in samenwerking met dr. Martin Botha), met gesprekken en een essay van prof. Dr. Johan Degenaar (Universiteit van Stellenbosch) over "De Mythe van een Zuid-Afrikaanse natie", VUBPress, Brussel, 1997.
  • De beet van de adder. De Tafel van Smaragd. Filosofieën van de Eros en het Goudland, Deel III, VUBPress, Brussel, 1997.
  • In de schaduw van het sacrale. Aanzetten tot een actuele filosofie van de kunst (in samenwerking met dr. Henk Slager), VUBPress, Brussel, 1997.
  • De zondag van het leven. Een inleiding tot Hegel's esthetica, Acco, 2000
  • De beet van de adder. Dansen op de draad van Ariadne. Filosofieën van de Eros en het Goudland (II), Deel IV, VUBPress, Brussel, 2002.
  • De beet van de adder. Op de gelukzalige eilanden: Leopold Flam en de utopie, Deel V, VUBPress, Brussel, 2010.

[bron: wikipedia]

Bij het overlijden van prof. dr. Hubert Dethier [2019-01-28]

Een week na het overlijden van Etienne Vermeersch is ook filosoof Hubert Dethier overleden. Dethier was emeritus hoogleraar wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit Brussel en was net als Vermeersch een vooraanstaand vrijzinnig denker. In 1997 kende het Humanistisch Verbond hem de Prijs Vrijzinnig Humanisme toe, een erkenning voor overtuigd vrijzinnig-humanistisch engagement die later ook Jaap Kruithof en Etienne Vermeersch te beurt zou vallen.

Hubert Dethier was een leerling van de bekende en invloedrijke existentiefilosoof Leopold Flam, met wiens werk en persoon hij een intense en complexe verhouding had. De net als Etienne Vermeersch bijzonder erudiete Dethier was een begeesterend en beminnelijk docent en causeur, die vele studenten, toehoorders van zijn talrijke lezingen en lezers van zijn boeken heeft geïnspireerd.

Hieronder publiceren we enkele teksten als eerbetoon.

  • Eerst een korte beschouwing van leerling en vriend Julien Libbrecht, die enkele jaren geleden een biografisch essay publiceerde over leven en werk van Hubert Dethier (Denken in de spiegel, ASP/VUBPRESS, 2015). De meeste werken van Hubert Dethier zelf, zijn eveneens verschenen bij VUBPRESS.
  • Daarna een mooie hommage door eveneens leerling en goede vriend Jan Lampo, die ook herinneringen ophaalt aan de vriendschap tussen zijn vader, de schrijver Hubert Lampo, en diens jongere voornaamgenoot Hubert Dethier.
  • Ook Jan Van den Brande, vrijzinnig-humanistisch consulent bij de Mens.nu en vriend van Hubert Dethier, publiceerde een in memoriam.
  • En ten slotte verwijzen we nog naar een artikel verschenen in BRUZZ (zondag 27/01/2019).

Op een week tijd verlieten ons twee belangrijke vrijdenkers in Vlaanderen. Een week na het overlijden van zijn vriend Etienne Vermeersch volgt Hubert Dethier hem op hetzelfde pad.

We kunnen Hubert Dethier gerust een plaats geven in de rij van Vlaamse filosofische monumenten zoals Jaap Kruithof, Leo Apostel, Leopold Flam en de hierboven vermelde Etienne Vermeersch.

Wat Hubert Dethier kenmerkt naast zijn engagement als 'vrij' denker, is zijn sociale bewogenheid. Van in het begin van zijn filosofische loopbaan als docent en professor wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit Brussel koos Hubert de kant van de gewone, werkende mens: hij organiseerde vorming voor vakbondsmilitanten, engageerde zich in de communistische partij na WOII en daarna in de toenmalige BSP en was een gedegen kenner van het marxisme. Maar hij was ook niet te berooid om zijn opinies zelf in vraag te stellen op het ogenblik dat hij tot de vaststelling kwam dat het marxisme in de vorm van het Sovjet-communisme in feite een dictatuur had gebaard.

Maar wat hem vooral typeerde waren zijn kwaliteiten als mens: begrijpend, beminnelijk, kortom, naast zijn capaciteiten als rationeel denker, vooral een grote dosis emotionele intelligentie. Hubert had ook de kunst onder de knie om zichzelf te relativeren, een eigenschap die in de academische wereld niet altijd evident is. Hij nam het trouwens ook op voor al diegenen van wie hij vond dat zij onrechtvaardig werden behandeld. Zijn vriendschap met een andere Hubert, namelijk Lampo, is hiervan een mooi voorbeeld.

Filosoof van de catharsis

In het voorwoord van de biografie van Hubert Dethier (Denken in de Spiegel, ASP, 2015) beschreef een vriend hem als de filosoof van de catharsis. Catharsis is bevrijding, bevrijding van je eigen vastgeroeste denkbeelden en gewoonten. Vanuit dit perspectief was Hubert voor de duizenden studenten en ook voor ieder van ons een rolmodel, een voorbeeld. Het is vooral dit dat wij van hem in onze eigen levens kunnen meenemen.

Hubert Dethier. De beminnelijke, overwerkte prof met zijn piepklein kantoortje in gebouw C van de Campus Etterbeek van de Vrije Universiteit Brussel. De man die even meesterlijk over film doceerde als over ethiek of middeleeuwse filosofie. En dat niet alleen in Brussel, maar ook in Amsterdam.

Hubert Dethier was voor duizenden studenten 'de' patron van de sectie Wijsbegeerte. Ondanks de bijzonder smalle gangen in gebouw C en de brutalistische betonarchitectuur van de campus was er niet genoeg geld om de zware last van al die vakken te verdelen over meer schouders. Ik kan mij voorstellen dat Hubert daaronder heeft geleden, maar het deed nooit iets af aan het enthousiasme waarmee hij les gaf. Hij deed dat briljant - een geboren lesgever was hij. Hubert was niet exclusief 'opgegroeid' in de ivoren toren van de academische wereld, maar had de knepen van het vak nog onder de knie gekregen in het middelbaar onderwijs.

Een geboren docent. Een orator didacticus. Maar heel toegankelijk voor zijn studenten. Zo empathisch en betrokken dat sommigen daar in de loop der tijden ongetwijfeld misbruik van hebben gemaakt. Ook strebers en andere arrivisten beginnen hun loopbaan als student. Maar anderen, vele anderen, werden door Hubert gerustgesteld en gesterkt - 'empowered', zoals we nu zeggen. Hubert steunde en stimuleerde.

Ik heb geschiedenis gestudeerd, geen filosofie. Zo komt het dat ik bij Hubert maar één vak volgde: middeleeuwse wijsbegeerte. Averroës en de leer van de Dubbele Waarheid - een eye opener, zeker in een land waar men toen de hele intellectuele geschiedenis voor Luther nog probeerde te herleiden tot Thomas van Aquino. Toen ik aan mijn thesis over ketterij begon, ontpopte Hubert zich dan ook tot begeesterde en begeesterende 'tweede lezer'.

Hij sprak weleens over mijn vader. Dat vond ik niet zo leuk, omdat geen enkele zoon van twee- of drieëntwintig graag te veel over zijn vader hoort. Tegelijk verbaasde het me, omdat ik me er zeer van bewust was dat (vooral) 'nieuwe' linksen en vrijzinnigen mijn pa sinds de jaren 1960 hadden weggezet als oude krokodil en tjevenvriend.

Later kwam Hubert opnieuw persoonlijk met mijn vader in contact. Er ontstond of herleefde een diepe vriendschap, gebaseerd op hun beider ondogmatische en speculatieve natuur. Die - tot spijt van wie het niet graag leest - ook bij vader Lampo op een fundamentele en onwrikbare vrijzinnigheid was gebaseerd. Hubert en Hubert waren elkaars broeder.

Mijn vader was toen al in de zeventig. Ik weet dat de affectie van zijn jongere naamgenoot heel veel voor hem betekend heeft. Daar zal ik de 'jongere' Hubert altijd dankbaar voor blijven. En natuurlijk ook voor het feit dat hij voor Pa Lampo de weg naar de Prijs van het Vrijzinnig Humanisme (2003) effende. De trofee die daarbij hoort, een loodzware (!) koperen vlam, staat op een prominente plaats in mijn boekenkast. Ik heb hem zelf niet verdiend, maar ernaar kijken is een daad van herinnering - nu ook aan Hubert Dethier.

In 2002 had ik het voorrecht om met Hubert op reis te gaan. Niet met hem alleen, maar met een hele groep die later de harde kern van het Hubert Lampo Genootschap zou vormen. We gingen naar Zuidwest-Frankrijk, het land van de katharen, waar zich ook het dorpje Rennes-le-Château bevindt.

Rennes-le-Château speelt een centrale rol in een intussen wereldberoemde mystificatie. De pastoor van het dorp, de abbé Saunière, zou er omstreeks de vorige eeuwwisseling de schat van de Visigoten hebben gevonden. Mijn vader gebruikte dat gegeven voor zijn roman De Geheime Academie, niet vermoedend dat dezelfde stof enkele jaren later ook aan bod zou komen in Dan Browns bestseller The Da Vinci Code. De Geheime Academie is een beter boek, maar dat terzijde.

Rennes-le-Château is al decennia een bedevaartsoord voor aanhangers van 'alternatieve' waarheden en complottheorieën. De inwoners hebben o.m. meegemaakt hoe een enthousiasteling, die hoopte zelf nog een deel van de schat van de Visigoten op te duikelen, er een huis huurde, de waterput in de tuin uitgroef en toen dat niets opleverde, zijn toevlucht nam tot dynamiet om verder in de rotsbodem door te dringen. Zo komt het dat ze een beetje schichtig werden. Het was dan ook ten strengste verboden te picknicken op het gras bij het dorpsplein.

Laat dat nu uitgerekend zijn wat mijn reisgenoten wilden doen. Wie zou hen tegenhouden? Ik had er geen goed gevoel bij, maar legde me neer bij de meerderheid. We zaten nog maar net onze baguette te verorberen, toen een verontwaardigde meneer op ons afstormde. Hij bleek de burgemeester van Rennes-le-Château te zijn en maande ons in niet mis te verstane termen aan zijn gazon te ontruimen.

Hubert Dethier - hij droeg een ietwat Van Goghachtige strohoed - stond recht. In volzinnen die uit Victor Hugo leken te komen, verontschuldigde hij zich voor ons gedrag, maar voegde er meteen aan toe dat wij 'schrijvers en filosofen' waren, helemaal uit België, die uit oprechte interesse naar het dorp waren gekomen.

De burgemeester was zo onder de indruk dat wij mochten blijven zitten en dat hij buigend afscheid nam van Hubert en van ons. Dit maar om te zeggen dat Hubert, net door zijn inlevingsvermogen, in staat was tot een stukje subliem theater waarvan zijn tegenstander geen seconde de ironie aanvoelde.

Hubert was ook de man die mij (en vele anderen met mij) deed kennismaken met een bizar meesterwerk als L'année dernière à Marienbad van Alain Resnais, naar een scenario van Alain Robbe-Grillet, een film die mijn kijk op de wereld en op de kunst zeker een duwtje heeft gegeven.

Ten slotte - en daar wil ik ook graag aan herinneren - was Hubert een toegewijde, bezorgde vriend én de promotor van mijn betreurde vriendin Daniëlle Girardin, die in 1993 op straat in Antwerpen werd vermoord. Toen ik hem in dat verband interviewde voor mijn boek De Campusmoorden vertelde hij me dat hij Daniëlle min of meer als een opvolgster zag. Het heeft niet mogen zijn.

Daniëlle en Hubert en Hubert. Als er een hiernamaals voor speculatieve goddelozen bestaat, hoop ik dat ze daar aan een tafeltje samen zitten te discussiëren. Maar ja, voor goddelozen is er geen hiernamaals. Jammer maar helaas.

Hubert wist dat op het zijn het niet-zijn volgt en dat men daar niet bang voor moet zijn. Maar zolang ik leef, zal ik met achting en vriendschap aan hem denken. Mijn lieve, betreurde maître à penser.

Lampo [bron: https--humanistischverbond.be/blog/102/bij-het-overlijden-van-prof-dr-hubert-dethier]

In memoriam: Prof. emeritus Hubert Dethier [2019-01-28]

Filosoof en vrijdenker Prof. emeritus Hubert Dethier is op 26 januari op 85-jarige leeftijd overleden.

Hubert Dethier heeft ons verlaten.

Zijn gedachtegoed heeft generaties studenten aan de VUB geïnspireerd. Als vrijdenker wist hij aan het vrij onderzoek en de vrijzinnigheid een inhoud te geven, die menig enkeling heeft aangespoord anders te gaan denken en te leven.

Hubert Dethier werd geboren op 21 juli 1933 te Lembeek (Halle). In 1967 promoveerde hij onder leiding van Prof. L. Flam op een proefschrift over Pietro Pomponazzi. De Vrije Geest van de Dubbele Waarheid. Sinds 1969 was hij verbonden als hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Binnen de sectie Wijsbegeerte/Moraalwetenschappen en communicatiewetenschappen was hij titularis van een twaalftal cursussen. Hierdoor is Hubert Dethier in de geschiedenis van de VUB wellicht de professor met het hoogst aantal colleges, studenten en examens. Indien men bedenkt dat hij daarnaast nog was belast met een onderwijsopdracht aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, dan kan men zich voorstellen waarom hij in de VUB weinig bestuursfuncties heeft uitgeoefend. Maar toch heeft Hubert een belangrijke bijdrage geleverd in de hervorming van het onderwijs aan de VUB. Zo werd in navolging van de Rijksuniversiteit Gent onder zijn impuls de nieuwe studierichting Moraalwetenschappen geïnaugureerd en was hij op de VUB één van de oprichters van een interfacultair centrum voor morele dienstverlening.

Het is niet de plek om hier dieper in te gaan op het immens filosofisch corpus - een boekenkast vol publicaties - die Hubert Dethier ons heeft nagelaten. Wel is het niet onbelangrijk om te vermelden dat hij met Leopold Flam in 1972 het "Centrum voor de Studie van de Verlichting" heeft opgericht. In het kader hiervan hebben zij als eersten een Nederlandstalig vrijdenkerslexicon opgesteld. De initiële bedoeling van dit project was om de vrijdenkers van de lage landen uit de beslotenheid van de archieven te halen en die toegankelijk te maken voor het grote publiek.

Ook in vrijzinnige kringen was Hubert zeker geen onbekende. Het aantal voordrachten die hij heeft gehouden voor vrijmetselaarsloges, deMens.nu, het Humanistisch Verbond, UPV en de lokale lid-verenigingen is immens. Het moeten er duizenden geweest zijn, want deze milde en uitermate vriendelijke man had misschien één gebrek. Hij kon niet nee zeggen. Het is dan ook niet toevallig dat Hubert Dethier in 1997 werd verkozen als laureaat van het Vrijzinnig Humanisme.

We herinneren ons Hubert Dethier vooral als een vrijdenker met een buitengewone kennis van de geschiedenis van de filosofie. Zijn bijzondere spreekvaardigheid en rijke woordenschat maakte dat hij als geen ander een auditorium kon beroeren. Want niemand kon beter dan Hubert zijn toehoorders meevoeren in het denken van zijn geliefde filosofen en zo het denken van het publiek zelf in beweging brengen. Op de vraag hoe hij het klaarspeelde en wat hem dreef om zoveel te gaan spreken, gaf hij ons het volgende antwoord:

"Omdat wanneer ik me in een zaal vol studenten bevind, in mij het leven van de geest stralend opbruist. Ik verneem dan de stemmen van denkers die in mijn stem trillen en in de blik van mijn ogen straalt het licht van hun ogen. Hoe zou ik geen hulde kunnen brengen aan hun zijn en gedachten"

Jan Van den Brande [bron: https--demens.nu/2019/01/28/in-memoriam-prof-emeritus-hubert-dethier]

Vrijzinnig filosoof Hubert Dethier overleden [2019-01-27]

Emeritus-hoogleraar wijsbegeerte aan de VUB Hubert Dethier is zaterdag overleden in Jette. In 1997 won hij de Prijs Vrijzinnig Humanisme, een erkenning die later ook aan Jaap Kruithof en Etienne Vermeersch zou worden toegekend. Dethier werd 85.

Een week na de dood van Etienne Vermeersch is nu ook de vrijzinnige filosoof Hubert Dethier afgelopen zaterdag overleden. Decennialang was Dethier hoogleraar wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit Brussel. "Hij was een zeer sociaal bewogen professor die enorm begaan was met de studenten", herinnert emeritus-hoogleraar en oud-rector van de VUB Els Witte zich. "Hij was ook heel actief op vlak van onderzoek, een spilfiguur in een onderzoekscentrum over het vrije denken."

In de jaren negentig, enkele jaren voor zijn emeritaat in 1998, was Jimmy Koppen, vandaag werkzaam bij de studiedienst van de Open VLD, een student van Dethier. "Hij was zeer veeleisend, maar tegelijkertijd ook erg betrokken", vertelt hij. "Hij duldde niet dat er ook maar enig geroezemoes was in de aula. Hij eiste de aandacht van de aula op. Die was altijd gevuld. Achteraf bleek wel dat hij een zeer minzaam mens was die veel respect had voor studenten."

'Vermeersch, Flam, Dethier'

Minzaam, respectvol en betrokken. Zo omschrijven ook anderen die de filosoof gekend hebben. "Maar hij was ook een teruggetrokken filosoof, in tegenstelling tot Etienne Vermeersch die regelmatig in de media verscheen", zegt voorzitter van het Humanistisch Verbond Mario Van Essche. "Dethier gaf eerder lezingen - hij was een rustige verteller - en schreef boeken."

Hubert Dethier hoort thuis in een reeks van belangrijke vrijzinnige filosofen in Vlaanderen. In 1997 kreeg hij de tweejaarlijkse Prijs Vrijzinnig Humanisme van het Humanistisch Verbond. Tien jaar later zou ook Jaap Kruithof die erkenning krijgen, Etienne Vermeersch volgde in 2011. "Aan de UGent had je Vermeersch en Koen Raes, die waren heel bekend. In Brussel waren er ook enkele kanjers", aldus Van Essche. "Men had de legendarische Leopold Flam en daarna toch ook Dethier."

Engagement

Wie Dethier goed gekend heeft, is Julien Libbrecht. Hij schreef Dethiers biografie, Denken in de spiegel (2015). "Hij had gedoctoreerd bij Flam, waarmee hij een beetje een haat-liefderelatie had, omdat Flam tamelijk autoritair was", vertelt Libbrecht over hun moeilijke verhouding die met de jaren wel zou 'verbeteren'.

Aan het begin van zijn carrière, in de jaren vijftig, was Dethier een geëngageerd marxist, tot de Russische Sovjettroepen Budapest binnendrongen in 1956 en de Hongaarse opstand bloedig neersloegen. "Toen besefte hij dat het Sovjetcommunisme een dictatuur was. Vanaf dan was hij een socialist", aldus Libbrecht.

Zijn engagement bleef doorheen de jaren. "Hij was ook heel actief als lesgever voor vakbondsmilitanten in Vilvoorde, toen nog een echte arbeidersstad. Later, eind jaren tachtig, stond hij bij de gemeenteraadsverkiezingen op een lijst van Agalev", vertelt Libbrecht verder. "Op dat vlak was hij mee. Hij kende het ecologische gedachtegoed."

'Intellectueel, menselijk'

Professor Hubert Dethier was als hoogleraar wijsbegeerte aan de VUB de opvolger van Leopold Flam die door Dethier "de Sartre van de Lage Landen" gedoopt werd. Flam was niet alleen een groot filosoof, hij was als overlever van de concentratiekampen ook een man met een tragische levensgeschiedenis. Flam heeft ontzettend op het leven en de carrière van Dethier gewogen, zo vertelde professor Dethier aan BRUZZ-collega Danny Vileyn die Dethier in het voorjaar van 2010 heeft geïnterviewd voor Akademos, het blad van de VUB.

Danny Vileyn: "Het was op een vrijdagavond dat ik professor Dethier bij hem thuis in Vilvoorde ging interviewen. De professor kwam me met zijn auto ophalen aan het station en dat was nog maar het begin van een merkwaardig interview, een van de meest ingrijpende die ik in mijn journalistieke carrière heb afgenomen."

"Bij het betreden van de woonkamer werd ik onmiddellijk geconfronteerd met een reusachtig hobbelpaard voor Dethiers zoon met een mentale handicap. Het gesprek was zeer intensief, het was intellectueel heel uitdagend, maar ook zeer menselijk, Dethier werd bijwijlen zeer emotioneel."

'Gekwetste ziel'

Danny Vileyn: "Professor Dethier was een gekwetste ziel, het leven had hem niet gespaard. Hij vertelde me dat hij altijd een goede echtgenoot en huisvader had willen zijn, maar Flam maakte dat gedurende een periode zeer moeilijk. Flam vond alleen werken de moeite waard, zo zei Dethier. Een namiddagje naar zee met zijn gezin om van het voorjaarszonnetje te genieten vond Flam, als overlever van de concentratiekampen, tijdverlies. Het is dan ook - tijdelijk - tot een breuk tussen beiden gekomen."

"Na het gesprek wou professor een goede fles wijn kraken, maar toen liep het mis met mijn opname-apparaatje. Ik ben vliegensvlug naar huis gegaan en heb het interview uit mijn hoofd uitgeschreven. Omdat mijn opname mislukt was, hebben we elkaar drie dagen later opnieuw gezien om de tekst door te nemen, hij had maar één opmerking. We namen ons voor om elkaar nog eens te spreken, maar dat is er niet meer van gekomen. Mijn fout en daar heb ik nu spijt van, het is negen jaar geleden dat we elkaar gesproken hebben en af en toe dringt zijn definitie van 'de mens als mislukkend dier ' zich bij mij op. Ik heb nooit college gehad van Hubert Dethier, maar de professor gaat me altijd bijblijven."

[bron: https--www.bruzz.be/actua/vrijzinnig-filosoof-hubert-dethier-overleden-2019-01-27]

Denken in de spiegel: Hubert Dethier: filosofie en zingeving voor de 21ste eeuw

Dit boek is een hommage aan de filosoof Hubert Dethier (°21 juli 1933), die we zeker in de rij kunnen plaatsen van denkers als Jaap Kruithof, Hans Achterhuis en Etienne Vermeersch. Deze hommage is geen chronologische biografie. Het is daarentegen wel een verhaal waarin het leven van Hubert Dethier verweven wordt met de geschiedenis van zijn denken. Een denken dat zich situeert in de tweede helft van de vorige eeuw en het begin van de huidige eeuw en zich moeiteloos projecteert naar de toekomst. Ontegensprekelijk een woelige en gewelddadige periode, maar ook een tijdgewricht van hoop en verwachting van het "nieuwe".

[bron: https--brusselsebibliotheken.bibliotheek.be]
Zoekertjesnummer: m2239268238