De knipoog van Medusa|Patrick De Rynck 9063063601

€ 13,00
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 4,74
210sinds 6 mar. '25, 11:51
Deel via
of

Kenmerken

ConditieZo goed als nieuw
Aantal auteursEén auteur
Jaar (oorspr.)1997
Auteurzie beschrijving

Beschrijving

||boek: De knipoog van Medusa|Avonturen van oude Grieken|Davidsfonds|Clauwaert

||door: Patrick De Rynck

||taal: nl
||jaar: 1997
||druk: 2e druk
||pag.: 161p
||opm.: softcover|zo goed als nieuw

||isbn: 90-6306-360-1
||code: 1:002448

--- Over het boek (foto 1): De knipoog van Medusa ---

Voor het veelgeprezen Radio 1 programma "het einde van de wereld" laat Patrick de Rynck de Griekse goden en helden een fikse facelift ondergaan. Hij heeft het over de 'practical jokes' van ploegbaas Zeus en de uitvinding van het bandwerk door Sisufos. Of over Andromeda en de ramptoeristen, en de groupies van de reus Orion; gisteren nog oud-Griekse stervelingen, vandaag hemelse sterrenbeelden.

Soms ironisch, dan weer ernstig, maar altijd rad van pen en nooit schools herschrijft de auteur de Griekse mythen snedig tot avonturen met een actueel tintje. Maar het merkwaardige is dat hij de lezer tegelijk verantwoord laat kennismaken met basisverhalen van onze cultuur. Er wordt in dit boek geestig geknipoogd naar vandaag. Elke gelijkenis met levende personen is gewild. Hier past een waarschuwing: wie een knipoog van Medusa krijgt, zal het niet meer navertellen. Lezen (en voorlezen) op eigen risico.

[bron: flaptekst]

Patrick De Rynck

De knipoog van Medusa. Avonturen van oude Grieken, uitg. Davidsfonds/Clauwaert, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 1997, 208 x 127 mm, 161 blz., genaaid 495 fr.-

De Griekse oudheid heeft een enorme schat aan sagen en verhalen nagelaten. Zij horen ontegensprekelijk tot het belangrijkste culturele erfgoed van onze westerse cultuur. Ieder die het genoegen heeft gehad de Latijns-Griekse humaniora te doorworstelen, is ongetwijfeld bekend met de herkomst van termen zoals Sisufosarbeid, Tantaloskwelling of Achillespees. Wie op een prettige en alternatieve wijze van dit erfgoed en deze verhalenschat van de Griekse oudheid wenst te genieten of ermee kennis te maken, mag zeker niet 'De knipoog van Medusa' laten liggen. Voor het veelgeprezen Radio 1-programma 'het einde van de wereld' liet de auteur, de classicus Patrick De Rynck, de Griekse goden, helden en heldinnen een stevige facelift ondergaan. Zeus, Herakles, Perseus, Theseus, Pelops, ..., zij passeren allen de revue. Nu eens relativerend, dan weer ironisch, altijd even amusant, verhaalt P. De Rynck hun avonturen en escapades, vol intriges, strijd en vrouwen. De lezer zal zeker meermaals glimlachen bij de herhaalde knipogen naar de dag van vandaag: een mestactieplan, nu echter niet van de Boerenbond, wel van Herakles, Griekse alternatieve straffen, de antieke Bond van Kroostrijke Gezinnen. 'Gelijkenissen met bestaande toestanden en personen, dood of levend, zijn niet toevallig en zeer wel mogelijk', Zo worden de Griekse sagen herschreven, hertaald op een wijze dat ieder er het grootste plezier aan zal beleven, zeker als men reeds met de verhalen vertrouwd is. En indien we leerkrachten, die worden geconfronteerd met weerbarstige leerlingen een gulden raad mogen geven, probeer even met een verhaaltje uit 'De knipoog van Medusa'. Succes verzekerd! Uit het voorwoord, ook de bijsluiter genoemd, onthouden we nog één passage: 'Maximaal één verhaal per week! Overschrijdingen van deze dosis kunnen gevaar opleveren voor de geestelijke gezondheid'. Ondergetekende kan de lezer gerust stellen: meerdere verhalen per dag bevorderen de geestelijke gezondheid. En anders? Het is duidelijk: gek zijn doet geen pijn!

[bron: https--www.dbnl.org/tekst/_vla016199801_01/_vla016199801_01_0008.php]

Grappige vertelling van Griekse mythen [2015-07-13]

Dit boek vertelt een vrij groot aantal Griekse mythen op grappige, hedendaagse wijze. Ik vond het heel grappig en als je op aangename wijze in aanraking wil komen met een aantal Griekse mythen, dan is dit een boek voor jou!

Yoranjoosten [bron: https--www.bol.com]

[2018-01-20]

Korte samenvatting van diverse mythologische verhalen, in vlotte aan onze tijd aangepaste stijl. Soms zeer humoristisch en met opmerkelijke invalshoeken, soms iets te Humo-achtig. Wel aantal verhalen die niet echt tot de canon behoren. Oorspronkelijk geschreven voor radio1-programma Het einde van de Wereld.

Marc [bron: https--www.goodreads.com]

--- Over (foto 2): Patrick De Rynck ---

Patrick De Rynck (Poperinge, 15 maart 1963) is een Belgisch classicus, actief als auteur, bloemlezer, vertaler, recensent en (eind)redacteur.

Biografie

Patrick De Rynck studeerde klassieke filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1992 verzorgde hij met Andries Welkenhuysen zijn De Oudheid in het Nederlands, een bibliografische gids, en in 1993 zijn eerste bloemlezing over Griekse en Romeinse literatuur. In 1997 debuteerde hij met een interpretatie van verhalen uit de klassieke mythologie van het Oude Griekenland. In 1999 leverde hij zijn eerste werk als vertaler af met de biografie over Karel de Grote van Einhard. Dat jaar begon hij ook teksten te schrijven voor audiogidsen (voor kinderen en volwassenen) in opdracht van Vlaamse, Brusselse en Nederlandse musea.

Hij recenseert boeken in verband met de oudheid, sinds 1996 voor De Morgen en sinds 2000 in de Standaard der Letteren. Hij is soms ook te horen op VRT-radiozenders.

Als eindredacteur is hij sinds 2012 verbonden met het tijdschrift ZAAL Z van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen en werkte hij ook voor het Museum aan de Stroom (MAS in Antwerpen) en het Gallo-Romeins Museum (Tongeren). Voor die musea en het Openluchtmuseum Bokrijk werkte hij ook mee aan tentoonstellingen. In 2021 was hij co-curator van Oog in oog met de Romeinen in Tongeren en verzorgde er ook een (audio)blog. Daarnaast doet hij ook (eind)redactiewerk voor onder meer de Koning Boudewijnstichting, de provincie Antwerpen, de Phoebus Foundation, Stad Leuven, Ontwerpbureau Bailleul en de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. Sinds enkele jaren schrijft hij ook in het Nederlands-Vlaamse tijdschrift voor museumprofessionals Museumpeil.

Sinds 2015 verblijft hij voor de realisatie van projecten jaarlijks een maand in Rome.

Hic et Nunc

Patrick De Rynck is oprichter en hoofdredacteur van het webplatform www.hic-nunc.be. Het thema van de website is 'de verwevenheid van onze tijd met de oudheid'. De Rynck verzamelt op Hic et Nunc een brede waaier aan geschreven artikels, beeldmateriaal, geluidsfragmenten, ... over actuele thema's en hun verwantschap met de (klassieke) oudheid.

Auteurs die meewerken aan Hic et Nunc

  • Tinneke Beeckman
  • Evelien Bracke
  • Paul Claes
  • Roel Daenen
  • Koert Debeuf
  • Maarten De Pourcq
  • Bram De Rynck
  • Luc Devoldere
  • Aline D'Haese
  • Rashif El Kaoui
  • Lou Gyselen
  • Adeline Hoffelinck
  • Leen Huet
  • Sandra Langereis
  • Patrick Lateur
  • Sadi Maréchal
  • Tom Naegels
  • Jeroen Olyslaegers
  • David Rijser
  • Noémie Schellens
  • Koen Vacano
  • Stefan van den Broeck
  • Toon van Houdt
  • Joke van Leeuwen
  • Herbert Verreth

Bibliografie

Eigen boeken

(* = eigen werk, niet in opdracht)

  • Bram en Patrick De Rynck, Check it out. It's hiphop, Angèle, 2019.
  • Patrick De Rynck en Jon Thompson, De kunst van het kijken. Van Giotto tot Warhol, Ludion, 2018.
  • (samen met vijf andere auteurs) 200 jaar UGent in 200 objecten, Hannibal, 2017.
  • Patrick De Rynck en Toon Van Houdt, De nieuwe Grieken en Romeinen. Verrassende confrontaties met de klassieke oudheid, Garant, 2016.
  • Timeless beauty. Door de lens van Marc Lagrange. In de woorden van klassieke auteurs, Gallo-Romeins Museum, 2016.
  • Patrick De Rynck en Wout De Vuyst, STA°M. Stadsmuseum Gent. De collectie 1833-2016, Snoeck/STAM, 2016.
  • Tongeren. De basiliek en het Teseum. Archeologische site / Kerk / Schatkamer / Processies, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, 2016.
  • Stijn Streuvels. Het Lijsternest. Het verhaal van de schrijver en zijn huis, Provincie West-Vlaanderen, 2015.
  • Bezoekersgids Sint-Baafskathedraal, Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, 2014.
  • Vertellen. Maatschappelijk innoveren vanuit sociaal-cultureel perspectief, Socius, 2014. - Fotografie: Koen Broos.
  • Strijdperk Vlaanderen. 2000 jaar erfgoed van grote conflicten, Davidsfonds Uitgeverij, 2011. - Fotografie: Jan Crab.
  • Spel van geven en nemen. De mens, het erfgoed en de vier elementen, Davidsfonds Uitgeverij, 2010. - Fotografie: Jan Crab.
  • *Dit is België. In tachtig meesterwerken, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2010.
  • Topstukken in Vlaanderen. Gids langs beschermd erfgoed, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, 2009.
  • Monumenten met een hart. De 7 werken van barmhartigheid, Davidsfonds/Leuven, 2009. - Fotografie: Stefan Dewickere.
  • *De kunst van het kijken. Bijbelverhalen en mythen in de schilderkunst van Giotto tot Goya, Ludion, 2008 - Vertaald in een vijftal talen (Engels, Frans, Duits...).
  • Kunstenaarsmusea in België, Ludion, 2009.
  • Het Rubenshuis. Het ongeschreven verhaal van De Vrienden en de collectie, Davidsfonds/Leuven, 2009.
  • M Leuven. Het museum en de collectie, Lannoo, 2009.
  • Museum Mayer van den Bergh, een keuze uit de mooiste werken, Ludion, 2007.
  • De Museumgids. Vlaanderen & Brussel, Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, 2005.
  • Hout in het interieur. Open Monumentendag Vlaanderen 2005, Borgerhoff & Lamberigts, 2005.
  • *De kunst van het kijken. Iconografie van de Europese schilderkunst, 14de-18de eeuw, Ludion, 2004 - Vertaald in onder meer het Engels, Frans, Duits, Spaans, Pools, Japans en Koreaans.
  • Herontdek P.P. Rubens in Antwerpen. Wandelgids, BAI, 2004.
  • *De kleine Griekse mythologie, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2000.
  • *Het ei van Helena. Avonturen met Griekse godinnen, Davidsfonds/Clauwaert, 1999.
  • *De knipoog van Medusa. Avonturen van oude Grieken, Davidsfonds/Clauwaert, 1997.
  • Patrick De Rynck en Andries Welkenhuysen, De Oudheid in het Nederlands. Repertorium en bibliografische gids voor vertalingen van Griekse en Latijnse auteurs en geschriften, Ambo, 1992.

Vertalingen

  • Marcus Sidonius Falx en Jerry Toner, Hoe word ik een Romein?, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2018.
  • Craig Harline, Jacobs vlucht. Een familiesaga uit de Gouden Eeuw, Van Tilt, 2016.
  • Marcus Sidonius Falx. Handboek slavenmanagement. Met medewerking van Jerry Toner. Met een voorwoord van Mary Beard, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2015.
  • Philip Matszak, Het oude Athene voor vijf obolen per dag, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2009.
  • De grapjas. Een moppenboek uit de oudheid, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2008.
  • Philip Matyszak, Het oude Rome voor vijf denarii per dag, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2008 (herdruk 2015).
  • Avonturen van Alexander de Grote. De Alexanderroman, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2000 (herdruk 2004).
  • Craig Harline, De wonderen van Jezus-Eik. Mirakelverhalen uit de zeventiende eeuw, Bert Bakker, 2003.
  • Poggio Bracciolini, Het pauselijk leugenpaleis, Uitgeverij P, 2003.
  • Einhard, Het leven van Karel de Grote, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1999.

Bloemlezingen

  • Gaius Valerius Catullus, Odi et amo. Carmen 85. Een collectie van 50 vertalingen, Carptim, 2017.
  • Komt een Griek bij de dokter. Humor in de oudheid. Samengesteld door Patrick De Rynck en Mark Pieters, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2007
  • Over de Styx. Grieken, Romeinen en de Onderwereld. Samengesteld door Mark Pieters en Patrick De Rynck, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2003
  • Van alfa tot omega. Een klassiek abc. Bekende en verrassende passages uit de Griekse en Romeinse literatuur. Samengesteld door Patrick De Rynck en Mark Pieters, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2000
  • Oude keizers, nieuwe kleren. Griekse en Latijnse vertalersvondsten. Onder redactie van Vincent Hunink, Mark Pieters en Patrick De Rynck, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1997.
  • Op de snaren van Apollo. Acht eeuwen Latijnse poëzie. Samengesteld en ingeleid door Patrick De Rynck, 1993.

Redactie

  • Samen monumenten vieren. 30 jaar Open Monumentendag, Herita, 2018. - Patrick De Rynck is coauteur en eindredacteur van dit boek.
  • Bokrijk. Gisteren - vandaag - morgen. Redactie: Hilde Schoefs & Patrick De Rynck, Hannibal, 2018.
  • Lust for life, Hannibal, 2016. - Boek n.a.v. de expo Zot geweld/Dwaze maagd in het Hof van Busleyden, Mechelen.
  • Honderd topstukken, honderd verhalen, Gallo-Romeins Museum, 2016. - Het collectieboek van het GRM.
  • Bert van Doorslaer en Patrick De Rynck (ed.), Mijnerfgoed in Limburg. Ondergronds verleden, bovengrondse toekomst, Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, 2012.
  • Marc Waelkens en Jeroen Poblome, Sagalassos. Droomstad in de bergen, Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, 2011. - Patrick De Rynck is (eind)redacteur van dit boek.
  • Terenja Van Dijk en Patrick De Rynck, Belichte stad. Over dag, licht en nacht, Lannoo/STAM, 2010.
  • De hemel in tegenlicht. Macht en devotie in het aartsbisdom Mechelen, Lannoo, 2009.

[bron: wikipedia]

Patrick De Rynck (°1963) studeerde klassieke filologie aan de KU Leuven. Hij werkt als vertaler, auteur, redacteur en publicist. Hij redigeerde jarenlang voor Open Monumentendag en Erfgoeddag, schreef meer dan honderd audiogidsen voor vaste museumcollecties en tentoonstellingen in Vlaanderen en Nederland, en werkt voor (grote) musea, overheden, uitgevers en (erfgoed)instellingen. Patrick De Rynck schreef voor OKV de teksten voor De Museumgids Vlaanderen & Brussel en voor de themanummers Academisch erfgoed KU Leuven (2006), Academisch erfgoed Universiteit Gent (2006), Erfgoedbibliotheken in Vlaanderen (2008) en De Hemel in tegenlicht (2009). Verder is hij de auteur en/of vertaler van een twintigtal boeken over schilderkunst en de oudheid. De meest recente titels zijn: De kunst van het kijken (samen met Jon Thomson, 2018) en Het laatste schilderij (2021). In september 2021 lanceerde hij de website Hic et Nunc.

[bron: https--www.okv.be/author/patrick-de-rynck]

Patrick De Rynck (1963) is van vele markten thuis: hij schrijft, vertaalt, recenseert en redigeert. Deze geboren classicus kijkt graag achterom om het heden enigszins te snappen. 'De oudheid in jouw leven' is niet toevallig de Grote Boodschap van zijn website. Sinds jaar en dag schrijft hij ook voor grote musea en andere organisaties over kunst en erfgoed. Na het maken van zowat honderdvijftig audiogidsen, is Patrick mogelijks zowat de meest beluisterde auteur van de Lage Landen.

[bron: https--www.auteurslezingen.be/patrick-de-rynck]

Classicus Patrick De Rynck is auteur, vertaler en publicist. Hij schrijft over erfgoed, schilderkunst en de klassieke oudheid, en werkt onder meer voor musea, u itgeverijen en overheden. Er staan een twintigtal boeken op zijn naam, waaronder enkele die wereldwijd zijn vertaald.

[bron: https--www.lannoo.be/nl/patrick-de-rynck-0]

Patrick De Rynck (Poperinge, 1963) is publicist, vertaler en redacteur. Van de boeken die op zijn naam staan, vermelden we hier Op de snaren van Apollo. Acht eeuwen Latijnse poëzie (1993), De knipoog van Medusa. Avonturen van oude Grieken (1997), De avonturen van Alexander de Grote. De Alexanderroman (2002), en Over de Styx. Grieken, Romeinen en de Onderwereld (2003).

[bron: https--www.uitgeverijp.be/authors/patrick-de-rynck]

Nederlandse vertalingen van acht eeuwen Latijnse poëzie

De vertaling van Latijnse literatuur, in het bijzonder van Latijnse poëzie, geniet de laatste decennia in Nederland grote belangstelling. In 1986 gaf het tijdschrift De Tweede Ronde een Latijns nummer uit, een bloemlezing van vertalingen van teksten uit de klassieke Latijnse en de Neolatijnse literatuur. Voorzover het om poëzie ging - en dat was het overgrote deel - werd het origineel steeds mee afgedrukt. Vertaling en origineel naast elkaar, nu ook waar het om proza gaat, vindt men in het jubileumnummer van het tijdschrift Lampas van 1992 (Van Homerus tot Van hennep. Griekse en Latijnse literatuur in Nederlandse vertaling, redactie D. den Hengst, Muiderberg 1992). Het hierin opgenomen essay van R.Th. van der Paardt 'Over het wisselend aanbod van Nederlandse vertalingen van klassieke teksten' geeft een korte impressie van de activiteiten op dit terrein. Wat het Latijn betreft zou die impressie na twee jaar alweer danig bijstelling behoeven, al was het alleen maar vanwege de laatst verschenen banden van Ambo Klassiek. Eén daarvan is de al door Van der Paardt aangekondigde bloemlezing van Patrick De Rynck, die hier aan de orde is.

De Rynck, die zich met zijn Leuvens proefschrift (1986) al op dit terrein begeven had, publiceerde in 1992 samen met zijn leermeester A. Welkenhuysen De Oudheid in het Nederlands (1992), niet ten onrechte 'de nieuwe Geerebaert' genoemd (A. Geerebaert gaf in 1924 te Gent zijn veel geraadpleegde Lijst van de gedrukte Nederlandsche vertalingen der oude Grieksche en Latijnsche schrijvers uit). Een betere leerschool voor de samenstelling van de onderhavige bloemlezing kan men zich nauwelijks voorstellen. De Rynck weet niet alleen als geen ander wat wel, maar ook wat niet vertaald is. Voor zijn bloemlezing heeft hij daarom niet alleen met kennis van zaken geput uit wat bestond, maar heeft hij ook een nieuwe generatie Latinisten weten te mobiliseren voor het maken van vertalingen van teksten die tot nu toe niet waren vertaald en die niettemin in een representatieve bloemlezing niet mochten ontbreken. Het resultaat is dat ruim een derde der vertalingen speciaal voor deze uitgave werd gemaakt en hier voor het eerst werd gepubliceerd. Een indirect gevolg van dit project is, dat ook de jonge garde Latinisten de smaak van het vertalen te pakken heeft en het dan ook niet bij de hier gepubliceerde fragmenten zal laten. Wie deze literaire markt volgt, heeft dat nu reeds kunnen constateren.

De verscheidenheid van inhoud en vorm van een dergelijk boek is zo groot, dat het nauwelijks zin heeft, van het geheel meer te memoreren dan de perfecte verzorging en vormgeving. Vandaar hier enkele observaties over een aantal tamelijk willekeurig gekozen onderdelen. De samensteller is er om te beginnen niet voor teruggedeinsd om zelfs schamele brokstukken van teksten uit de oudste periode te laten vertalen. Soms met heel verrassend resultaat: zou een Ennius zelf over de vertaling van één van zijn versregels met 'Statige stoeten van sombere stormtorens staan om de stadswal' niet heel tevreden geweest zijn? of de nog slechter bewaarde Accius met een misschien iets geforceerder vertaling als 'door klinkende klippen klotst en bulderend klankt'? Bij de werken die integraal bewaard zijn, staan vaak meer vertalingen ter beschikking. Voor Plautus en Terentius is gekozen uit oude en nieuwe (de laatste weliswaar soms van vermoeiend veel haakjes en parenthetische streepjes voorziene) vertalingen, hetgeen een beeld geeft van de stilistische diversiteit bij de vertalers. Nog mooier komt de verscheidenheid van metriek, stijl en sfeer naar voren, als voor de verschillende stukken van een zelfde werk geput kon worden uit meer vertalingen. Sprekend voorbeeld hiervan is het leerdicht van Lucretius waarvoor fragmenten gelicht werden uit de vertalingen van Ida G.M. Gerhardt, A. Rutgers van der Loeff, J.H. Leopold en Aegidius W. Timmermans. De lust tot vergelijken krijgt natuurlijk nog meer kansen, wanneer van eenzelfde tekst twee of nog meer vertalingen zijn opgenomen, iets wat de samensteller zich begrijpelijkerwijze slechts enkele keren en slechts bij korte stukjes permitteert. Van het tweeregelige gedicht Catullus 85 zijn twaalf vertalingen opgenomen, nu terecht wel met toevoeging van het Latijn.

Ditzelfde gebeurt ook met de twee Latijnse strofen van Horatius, Carmina 1,38, gevolgd door zes vertalingen, en met het beroemde Animula van keizer Hadrianus, gevolgd door negen bewerkingen. Met name daar waar een vertaling uit een ver verleden wordt gegeven, is terecht ook een moderne toegevoegd, zoals bij Roemer Visschers vertaling van Catullus 5 en Vondels bewerkingen van de begin- en eindversen van Ovidius' Metamorfosen. Daarentegen staan Vondels prozavertaling van Horatius, Epode 7, Coornherts vertaling van het openingsgedicht van Boëthius en Visschers Martialisbewerking alleen, maar gelukkig voorzien van voetnoten. Twee fabels uit de Middelnederlandse Esopet krijgen een hertaling mee, net zoals de bewerking van Statius' Achilleis door Jacob van Maerlant in zijn Historie van Troyen. De zorg van de samensteller voor een representatieve selectie heeft ertoe geleid dat de lezer ook teksten onder ogen krijgt van de minder gecanoniseerde auteurs. Dat geldt niet alleen voor de al vermelde opname van fragmenten uit de vroegste periode, maar ook voor auteurs uit de latere eeuwen, en zelfs uit de bloeiperiode. Zo is de Appendix Vergiliana vertegenwoordigd met een verrassende bewerking van B. Verhagen uit 1913 (en dus niet eens in de vertaling die De Rynck zelf had vervaardigd voor het boven genoemde Lampas-nummer). In nieuwe statige hexameters werden twee mooie gedeelten opgenomen uit het leerdicht van Manilius en verder passages uit de epen van Lucanus, Valerius Flaccus en Silius Italicus. Vooral de laatste twee moesten, samen met Statius, ondanks hun omvangrijke werken tot nu toe beschouwd worden als stiefkinderen in de klassieke vertaalwereld. In het vierde en laatste onderdeel van de bloemlezing, waar christelijk en heidens door elkaar loopt, treedt niet alleen de epiek nog eenmaal in volle glans voor het voetlicht met het werk van Claudianus, maar kent ook de elegie een kortstondige herleving in de zes openhartige gedichten van de ietwat knorrige bejaarde Maximianus.

Ongetwijfeld om redenen van omvang en kosten, en naar ik aanneem met pijn in het hart van de samensteller, is het Latijns origineel op de genoemde uitzonderingen na achterwege gelaten. De vertalingen heb ik dan ook niet getoetst op hun betrouwbaarheid, maar alleen op hun leesbaarheid. Naar deze maatstaf gemeten zijn zij naar mijn smaak vrijwel stuk voor stuk goed, vaak mooi tot zeer mooi en enkele keren ware juweeltjes. Hier voorbeelden geven of namen noemen zou alleen maar betekenen, dat ongeveer alle niet genoemde vertalers zich terecht tekort gedaan zouden kunnen voelen. De lijst van hun namen vindt men in het nawerk. Daar vindt men ook de bronnen waaruit werd geput en de sobere aantekeningen op eigennamen en andere realia in de teksten. Wat hier toelichting krijgt, is in de teksten met een asteriscus gemerkt. De aantekeningen zelf bestaan niet uit genummerde noten, maar uit alfabetisch gerangschikte en daardoor soms verrassende lemmata. De toelichting bij de woorden 'van een grijze* man' in een passage bij Ovidius zoeke men dus onder het lemma 'Grijze man'. Hoe ongebruikelijk dit systeem mag wezen, het blijkt gauw te wennen.

Soberheid kenmerkt ook de algemene inleiding en de inleidingen bij de vijf onderdelen en de individuele dichters. Terecht, want de teksten dienen voor zichzelf te spreken. En ik twijfel er niet aan of zij zullen dat in de voortreffelijke vorm, waarin de lezer ze hier krijgt aangeboden, ook metterdaad doen.

Op de snaren van Apollo. Acht eeuwen Latijnse poëzie. Samengesteld en ingeleid door Patrick De Rynck. Baarn: Ambo, 1993. 452 blz.; 75,- gulden.

c.l. heesakkers [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_lit003199401_01/_lit003199401_01_0073.php]

Klassiek
Vertalers gezocht
...en gevonden
Patrick Lateur

Een register met ruim 1250 namen van vertalers uit Noord en Zuid: dat kan alleen betrekking hebben op een brontaal die een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefent. In De Oudheid in het Nederlands gaat het om twee talen, het Grieks en het Latijn. De oogst van dat monumentaal werkinstrument is indrukwekkend en biedt bij momenten boeiende 'lectuur'.

HET BELANG van vertalingen van werken uit twee culturen die Europa hebben gevormd, blijft fundamenteel. Als literaire uitdaging of als bezigheid van praktisch nut voor mensen die geen rechtstreekse toegang meer hebben tot de erfenis van Grieken en Romeinen, functioneert het vertaalwerk al sinds de zestiende eeuw. Daarvan een beredeneerde inventaris maken is het levenswerk van Prof. Andries Welkenhuysen, die sinds 1963 aan de Leuvense universiteit de 'Gulden Librije' uitbouwt tot een volwaardige bibliotheek en documentatiecentrum voor de lectuur van antieke auteurs in vertaling en voor de studie van 'het voortleven' van de antieke literaturen in de Nederlandse letteren. Met zijn medewerker, de vertaalwetenschapper Patrick De Rynck, heeft Welkenhuysen met een haast pijnlijke nauwkeurigheid, de kwaliteit bij uitstek van elke bibliograaf, het vertaalwerk in kaart gebracht.

Op dat vlak was er al betrouwbaar materiaal voorhanden in de bibliografie van Geerebaert uit 1924 en in de bibliografische lijsten die sinds 1960 in Hermeneus verschijnen en waaraan beide auteurs meewerk(t)en. Naast aanvullingen op Geerebaert biedt deze bibliografische gids twee fundamentele nieuwigheden: de lacune 1924-1960 wordt ingevuld en de vertalingen van christelijke literatoren uit de oudheid, waarover Geerebaert niet berichtte, worden voor de allereerste keer geregistreerd.

Het werk, dat andere taalgebieden ons zullen benijden, geeft in een eerste afdeling een lijst van de bloemlezingen waarnaar verwezen wordt in het tweede deel, dat alfabetisch 522 auteurs (van bisschop Abercius tot de historicus Zosimus) behandelt. Elke auteur krijgt een biobibliografische notitie mee waarop een lijst van vertaald werk volgt, gerubriceerd in integrale en gebloemleesde vertalingen, vertalingen van meerdere werken door een vertaler en vertalingen van een afzonderlijk werk. Functionele registers met trefwoorden, zoekwoorden en vertalersnamen verhogen de bruikbaarheid van het repertorium. Uiteraard drongen zich beperkingen op. Uit de bibliografie van Geerebaert werden de literaire vertalingen behouden en de kwalitatief belangrijke vertalingen door nietliteratoren van voor 1924. Wat de vaak vertaalde christelijke auteurs betreft, werd de voorkeur gegeven aan recente vertalingen en aan vertalingen met enige cultuur- of literair-historische waarde. Als cultuurhistorische periode eindigt de 'Oudheid' in 565. De bibliografen hanteerden dat jaartal als terminus post quern non, zodat de dichter Venantius Fortunatus, wiens werk precies na 565 begint, niet wordt behandeld.

Het belang van dit gigantisch werk reikt uiteraard verder dan de wereld van de classici. Tot de literatuur van Grieken en Romeinen behoren ook teksten die wij niet bij de literatuur zouden onderbrengen. Filosofen en theologen, juristen en medici, historici en pedagogen vinden hier een wegwijzer naar vertalingen van teksten die de bronnen van hun wetenschap ontsluiten.

Poezieliefhebbers die de oude verzen in vertaling willen lezen of vanuit de moderne poezie en haar thematisch aanleunen bij de Oudheid de antieke sporen willen volgen, worden met de bibliografische gids op weg gezet. Natuurlijk zijn er de grote namen als Homerus en Sappho, Vergilius en Horatius waar nogal wat vertalers (al dan niet literatoren) zich aan gewaagd hebben. Maar ook de Anthologia Graeca (ruim vierduizend Griekse epigrammen), de zowat zestig Anacreontische gedichten en de verzen van Catullus kennen veel vertalers. Anderzijds verrast het dat er nog steeds geen integrale vertaling bestaat van Theocritus, van Ovidius (behalve een prozavertaling uit... 1678) en dat de drie of vier hymnen van Hilarius van Poitiers, de eerste hymnendichter van de Latijnse Kerk, nog nooit werden vertaald. Ook wacht men nog steeds op een integrale vertaling van de verzen van de komedieschrijver Aristophanes en de tragicus Euripides. Elders kijkt de classicus toch wel even op als hij het bestaan ontdekt van ene Albinovanus Pedo, een vriend van Ovidius, van wiens epos twintig verzen bewaard werden; of van het verzameld werk (zijnde acht verzen) van Sentius Augurinus, een tijdgenoot van Plinius Minor. De opname in het repertorium verraadt vertaalwerk, en dan blijkt dat Cornelis Brakman in een viertal bundels Opstellen tussen 1919 en 1934 die obscure en andere, minder obscure dichters heeft vertaald.

Revelerend werkt de gids ook in de andere richting: wie heeft wat vertaald? Bij de auteursnotities duiken voortdurend literaire namen op. Het register van vertalers geeft door de paginaverwijzingen een totaalbeeld van het vertaalwerk door literatoren. Een opvallende vertaalactiviteit hadden en hebben onder meer Bertus Aafjes, Willem Bilderdijk (die de literaire kroon spant), P.C. Boutens, Paul Claes, Coornhert, Prudens van Duyse, J.P. Guepin, P.C. Hooft, Leopold, Schulte Nordholt en Vondel. Via het register komt men op het spoor van wat Karel van de Woestijne nog vertaalde naast zijn prozabewerking van de Ilias: fragmenten van Aeschylus en van Sappho en, onder het pseudoniem van Steven Steurs, vier Anacreontische gedichten. Naast zijn gekende Vergilius- en Horatiusvertalingen bracht Anton van Wilderode ook een vertaling (eigenlijk een bewerking) van Sophocles' Philoctetes. Hugo Claus' belangstelling voor antieke thema's is bekend. Uit het register blijkt dat niet alleen Sophocles, Euripides en Seneca hem bezighielden, maar ook Antiphon, Aristophanes, Ausonius, een epigram van Eratosthenes en andere verzen uit de Anthologia Graeca.

Met hun monnikenwerk hebben Welkenhuysen en De Rynck belangstellenden een onschatbare dienst bewezen. Nu de vertaalactiviteit een opmerkehjke hausse kent, hebben ze zichzelf verphcht het vertaalaanbod op de voet te blijven volgen. Ze werken nu al aan een tweede druk.

Patrick De Rynck en Andries Welkenhuysen, De Oudheid in het Nederlands. Repertorium en bibliografische gids voor vertalingen van Griekse en Latijnse auteurs en geschriften, Ambo, Baarn, 1992, 432 p., fl. 79; 1590 fr.

Patrick Lateur [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_poe007199301_01/_poe007199301_01_0036.php]

Klassiek
Apollo's sonore snaren
Latijnse poëzie gebloemleesd
Patrick Lateur

Voor velen blijft 'Latijnse poëzie' verbonden met herinneringen aan gymnasium of humaniora. Ovidius, Vergilius en Horatius vormden er in een ver verleden een poëtisch triumviraat, waaraan beruchte vertalingsboekjes in een zielloos proza elke epische of lyrische zeggingskracht ontnamen. Door de vertalingsexplosie van de jongste decennia (her)ontdekte men intussen niet alleen andere dichters, maar kwalitatief droeg dat ook bij tot het savoureren van de antieke Latijnse poëzie.

HET TOTAALBEELD van de Latijnse poëzie moet noodgedwongen fragmentarisch blijven omdat heel wat teksten om allerlei redenen niet werden overgeleverd. Voor sommige dichters was de tekstoverlevering puur geluk. Catullus bijvoorbeeld, vandaag ongetwijfeld de meest populaire Latijnse dichter, overleefde dank zij één manuscript. Ratherius, bisschop van zijn geboortestad Verona, verklaarde in 965 dat hij Catullus had gelezen. Vermoedelijk heeft de brave man het manuscript na lectuur niet zonder verontwaardiging ergens diep weggemoffeld, maar net niet diep genoeg. Rond 1300 dook Catullus terug op in zijn oude vaderstad. Om nooit meer te verdwijnen.

Dank zij vertalingen hebben naast Catullus nog andere dichters een nieuwe adem gevonden in de tweede helft van onze eeuw: Plautus en Lucretius, Tibullus en Propertius, Martialis en Juvenalis. Er werd definitief gebroken met de restanten van de 19de-eeuwse criteria, die sommige teksten weerden omwille van hun gebrek aan originaliteit, klassiek taalgebruik of moraliteit.

Een bloemlezing uit al dat fraais en uit een en ander dat nog op vertaling wacht, mocht niet uitblijven. Patrick De Rynck, co-auteur van de onvolprezen bibliografie van vertalingen van antieke teksten (De Oudheid in het Nederlands, Ambo, 1992), stelde Op de snaren van Apollo samen. Zijn bloemlezing overspant een klein millennium, van anonieme carmina uit de derde eeuw v.Chr. tot de verzen van Venantius Fortunatus, die rond 600 stierf. De kwaliteit van die bloemlezing spreekt niet alleen uit de selectie van gerenommeerde vertalingen maar ook uit de volledigheid die de auteur heeft nagestreefd door ook van minder of nauwelijks bekende dichters een representatief beeld te geven. Dat geldt niet alleen voor de beginperiode en voor de laat-antieke Latijnse poëzie, maar ook voor de eerste eeuw voor en de eerste eeuwen na Christus. Naast een mooie selectie uit hogervermelde en nog andere bekende dichters (de keuze moet vaak verscheurend zijn geweest) lees je daar ook aloude sacrale poëzie, fragmenten uit Lucilius' vrijmoedige satiren en uit de mimen van Laberius en Publiblius, Sulpicia's liefdesverzen, snedige verzen van Persius, ongekuiste priapea en het wondermooie Pervigilium Veneris (dat een jongere vertaling kan verdragen). Uit de vroeger literair genegeerde periode van de late oudheid brengt De Rynck een bijzonder gevarieerd geheel van teksten, dat nóg royaler had mogen zijn.

Om de leemten op te vullen of nieuwe (en veelal betere) vertalingen aan te bieden, deed De Rynck een beroep op tal van vertalers uit Vlaanderen en Nederland. Ruim een derde (!) van het aanbod aan vertalingen is nieuw. De bloemlezer vermijdt steeds de grote namen uit de Latijnse poëzie te verbinden met een enkele vertaler. Horatius bijvoorbeeld spreekt doorheen Van Wilderode, Vroom, Schrijvers, Claes en Vondel (dus betekenisvol voor de kwaliteit die De Rynck vooropstelt; geen Van de Laar, die Horatius vrijwel volledig vertaalde). Het Persicos odi (Ode I, 38) krijgt naast de Latijnse tekst zes verschillende vertalingen mee, wat een aardig licht werpt op de vertaalstrategie van de opgenomen vertalers. Met dat systeem verrast vertaalwetenschapper De Rynck een aantal keren zijn lezers. Wellicht is ook de naam Vondel onder de vertalers verrassend. De bloemlezer aarzelt niet 'vertaling' ruim op te vatten qua periode én methode. Onder de vertalers en bewerkers vindt men onder meer nog Bilderdijk, Leopold, Streuvels en Claus. Zelfs Van Maerlant, Calfstaff en Noydekijn (Esopet) ontbreken niet en hun teksten worden geflankeerd door een moderne omzetting door Ernst van Altena.

Die bloemlezing is ongetwijfeld de meest gevarieerde en daarom ook de meest 'volledige' die je je kunt voorstellen. De inleidingen op perioden en auteurs, en de aantekeningen achterin het boek bevatten het hoogst nodige om de wereld achter de verzen te begrijpen. De lectuur van die zorgvuldig geselecteerde fragmenten legt onvermoede schatten van de Latijnse poëzie bloot. Tegelijk wordt doorheen de themata en vaak ook door de vertalers weer eens duidelijk hoe bepalend de Latijnse poëzie was voor de latere Europese dichtkunst. Maar vooral herwaarderen de kwalitatief hoogstaande vertalingen van vaak stukgelezen verzen ook de poëzie zelf. In die bloemlezing uit acht eeuwen Latijnse poëzie, klinken de snaren van Apollo helderder dan ooit.

Catullus, Odi et amo (Carmen 85)

Odi et amo. Quare id faciam, fortasse requiris?
Nescio, sed fieri sentio et excrucior.

Zwei Seelen

Haten en beminnen.
Waarom ik dat doe?
'k Weet niet. Maar vanbinnen
doet het pijn - en hoe!

(Vertaling: Paul Claes)

Ik haat en ik heb lief. En ach,
de reden kan ik niet vertellen.
Ik voel het slechts, en dag na dag
blijft het me onafgebroken kwellen.

(Vertaling: Frans van Dooren)

Patrick De Rynck, Op de snaren van Apollo. Acht eeuwen Latijnse poëzie, Ambo, Baarn, 1993, 452 p., fl. 74,50; 1.490 fr.

Patrick Lateur [bron: https--www.dbnl.org/tekst/_poe007199301_01/_poe007199301_01_0144.php]
Zoekertjesnummer: m2242471618