In 1902 verkende een tsaarofficier, Vladimir Arséniev, gebieden aan de grenzen van Siberië en China die nog steeds ondoordringbaar waren voor Europeanen. Op een avond ontmoet hij in het hart van de Siberische taiga een oude goudzoeker, Dersou Ouzala, die zijn gids en vriend wordt. In samenwerking met het gras en de sterren ontcijfert Dersou alle geheimen van de natuur met wonderbaarlijke scherpzinnigheid en intuïtie. Hij begrijpt, kent en houdt van alle vormen en manifestaties van het leven. Hij spreekt met tijgers en het bos, tegen wolken en tegen de zon, tegen vuur en tegen de nacht. In de loop van fascinerende avonturen en geconfronteerd met meerdere gevaren, midden in een soms prachtige en angstaanjagende natuur, ontstaat tussen Dersou en de officier, tot aan de dood, de meest ontroerende, de meest viriele, de meest opwindende vriendschappen.