Odysseus|Cor Bruijn

€ 4,50
Ophalen of Verzenden
Verzenden voor € 4,94
230sinds 5 sep. '24, 16:21
Deel via
of

Kenmerken

Auteurzie beschrijving

Beschrijving

||boek: Odysseus|De grote zwerver|Roelofs Van Goor

||door: Cor Bruijn

||taal: nl
||jaar: 1955
||druk: ?
||pag.: 223p
||opm.: hardcover|gelezen|mét flap|vergeeld

||isbn: N/A
||code: 1:001645

--- Over het boek (foto 1): Odysseus ---

Odysseus (Nederlandse uitspraak: Odíssuis) of Ulixes (Latijn) is een figuur in de mythencyclus uit de klassieke oudheid rond de Trojaanse Oorlog. Hij is de koning van het eiland Ithaka, zoon van Laërtes en Antikleia, een listige Griekse aanvoerder, bedenker van de list met het houten paard waardoor na tien jaar de oorlog wordt gewonnen, waarna hij nog eens tien jaar rondzwerft voor hij thuiskeert. Hij is een belangrijk personage in de Ilias van Homerus, terwijl hij in Homerus' Odyssee de hoofdpersoon is. Ook andere klassieke dichters schreven over hem, zoals Sophokles, in de Philoktetes. Filosofen grepen graag terug op de Odysseus uit de Ilias, die zij als toonbeeld van doorzettingsvermogen zagen. Dichters hadden een voorkeur voor zijn sluwheid en kozen voor hun Odysseus-interpretatie eerder de Odyssee.

Het overgeleverd verhaal van Odysseus zoals opgetekend door Homerus, waarin hij bij zijn jarenlange omzwervingen behalve menselijke tegenstanders ook allerlei mythische wezens ontmoet, is eigenlijk een soort avonturenroman avant la lettre.

Als Odysseus en Penelope, die op Ithaka wonen net hun zoon Telemachos hebben gekregen, komt Menelaos samen met een groep anderen, waaronder Palamedes, bij hem om hem over te halen in de Trojaanse Oorlog mee te vechten. Odysseus, die na de geboorte van Telemachos niet mee wil, doet alsof hij krankzinnig is geworden en begint zout op akkers te zaaien. Palamedes, die weet hoe sluw Odysseus is, laat zich niet voor de gek houden, gaat het controleren en legt Telemachos voor de ploeg. Odysseus ontwijkt zijn pasgeboren zoon meteen, maar verraadt zichzelf daarmee. Odysseus laat zich overhalen, maar laat Penelope beloven dat ze, als hij nog niet is teruggekeerd wanneer Telemachos een baard heeft, een nieuwe man zal kiezen.

Odysseus vocht dus in de Trojaanse Oorlog mee en kreeg na de dood van Achilles diens wapenuitrusting. Ajax, de zoon van Telamon, kreeg die wapenuitrusting niet en doodde daarna een kudde schapen. Hij had deze schapen door toedoen van Athena voor de Griekse aanvoerders aangezien, waarop hij zijn woede willen koelen, en pleegde daarop zelfmoord. De Grieken zagen na tien jaar vechten in dat ze Troje alleen met een belegering nooit zouden kunnen innemen. Odysseus bedacht een list: de Grieken voeren met hun manschappen naar Tenedos, een eiland voor de kust van Troje, om zich er te verstoppen, maar lieten een van hun, Sinon bij Troje met een grote houten constructie achter, het paard van Troje, waarin zich Griekse soldaten hadden verstopt. De Trojanen denken, omdat de Grieken weg zijn, dat die het hebben opgegeven. Sinon zegt dat het een offer van de Grieken aan Athene is en dat, wanneer de Trojanen het paard binnen hun muren halen, zij de vrede in Troje zal waarborgen. Maar daarvoor moeten zij de muur om hun stad voor een deel afbreken. Kassandra en Laokoön waarschuwen hun stadsgenoten nog dat het een list is, maar desondanks trappen de Trojanen in de val. Sinon maakt, wanneer het eenmaal in Troje staat en de nacht is gevallen, het paard open. De Grieken klimmen uit het paard en kunnen de stadpoorten openen en zo Troje veroveren, waarbij zij veel van de inwoners ombrengen.

Odysseus haalde tijdens de terugreis al de woede van Poseidon op zijn hals, omdat hij het oog van Polyphemos, de zoon van Poseidon, had uitgestoken. Poseidon beloofde hem dan ook dat zijn terugreis niet helemaal zonder problemen zou verlopen.

Odysseus begon na de inname van Troje aan zijn terugreis naar zijn eiland Ithaka, waar zijn vrouw Penelope en zijn zoon Telemachos op hem wachtten. Hij kwam het eerste op het eiland van de Kikonen aan. De Kikonen waren bondgenoten van de Trojanen tijdens de oorlog, en om deze reden verwoestten Odysseus en zijn mannen het hele eiland en doodden bijna alle Kikonen, behalve Maron, de priester van Apollo. Maron gaf Odysseus twaalf kruiken bedwelmende wijn, die hem later nog goed van pas zouden komen. Odysseus moest met zijn mannen halsoverkop weg, omdat een aantal Kikonen, die hadden kunnen vluchten, met medestanders was teruggekomen. Hij verloor door hun toedoen op ieder van zijn schepen zes manschappen.

Odysseus deed vervolgens de Cycladen aan en voer door naar het eiland van de Lotuseters, ook wel Lotoseters of Lotophagen genoemd. De Lotuseters eten, zoals hun naam doet vermoeden, alleen lotus. Odysseus stuurde hier direct drie mannen op verkenning uit. Toen deze na een bepaalde tijd niet terugkwamen, besloot Odysseus met de anderen hen te gaan zoeken. De verkenners bleken niet meer terug naar huis te willen, omdat ze van de lotus hadden gegeten. Odysseus sleurde de mannen van het eiland af en beval de anderen vooral niet van de toverbloemen te eten. De verkenners moesten worden vastgebonden op de boot toen Odysseus met zijn mannen wegvoer.

Odysseus bereikte vervolgens het eiland Sicilië, dat in die tijd door cyclopen werd bewoond. Odysseus en zijn mannen kwamen in een reusachtige grot die met rekken kaas en melk was gevuld, en eruitzag alsof er schapen werden gehouden. Als geschenk voor de gastheer had Odysseus de zakken wijn van de priester van de Kikonen meegenomen. Toen ze een tijdje gewacht hadden, kwam de reusachtige cycloop Polyphemos samen met zijn schapen de grot binnen en vroeg wie de vreemdelingen waren. Odysseus zei dat hij "Niemand" heette. Polyphemos was niet al te vriendelijk en besloot een paar mannen van Odysseus op te eten. Als geschenk voor Odysseus beloofde Polyphemos echter hem als laatste op te eten. Odysseus wilde de cycloop doden maar besefte dat hij en zijn mannen dan in de grot opgesloten zouden zitten aangezien ze niet sterk genoeg waren het rotsblok voor de ingang weg te duwen. Daarom nam hij zijn toevlucht tot een list.

Elke dag at Polyphemos vier mannen op, twee 's morgens en twee 's avonds, en op een gegeven moment vroeg Odysseus of Polyphemos niet iets te drinken wilde hebben. Hij gaf Polyphemos de zakken wijn, die door de cycloop helemaal worden leeggedronken. Daarna viel deze in een diepe slaap. Odysseus maakte een gevonden paal heel erg spits en verwarmde deze in het vuur. Samen met nog vier mannen stak Odysseus deze paal in het ene oog van Polyphemos, waardoor hij blind werd. Polyphemos riep daarop de hulp van andere cyclopen in. Zij vroegen waarom Polyphemos om hulp riep, waarop hij antwoordde: "Niemands list, geen geweld, dreigt mij met de dood!"[1] Odysseus besefte dat hij nog niet uit de grot was, omdat de enige uitgang werd geblokkeerd door een grote steen, die onmogelijk was weg te krijgen. 's Morgens liet Polyphemos altijd de schapen naar buiten, en dit was volgens Odysseus het moment om te ontsnappen. Hij beval zijn mannen ieder onder twee schapen te gaan hangen en zo naar buiten te komen. Voor hem zelf bleef er echter nog maar één over, waar hij onder ging hangen. Polyphemos voelde met zijn handen of alleen de schapen door de uitgang naar buiten gingen, en voelde zo dus niet dat er mensen onder de schapen hingen. Bij het laatste schaap, waar Odysseus onder hing, kreeg hij argwaan, want dit exemplaar zou voorop moeten lopen. Toch liet hij hem door. Toen Odysseus op zijn schip aangekomen was, kon hij het niet nalaten naar Polyphemos te roepen dat ze waren ontsnapt. Als antwoord hierop gooide Polyphemos een rotsblok, dat het schip maar net miste. Odysseus riep Polyphemos nog na dat hij hem het liefst zou willen doden, wat werd beantwoord met een tweede rotsblok. Polyphemos voelde zich gekwetst en riep de hulp in van zijn vader: de god Poseidon. Hij vroeg aan zijn vader of hij Odysseus de rest van zijn reis naar Ithaka nog moeilijker kon maken. Door zijn vlucht moest Odysseus zijn gezel Achaimenides achterlaten, maar die zou later door Aeneas worden meegenomen.

Na een tijd te hebben gevaren, komt Odysseus aan op een eiland, waar hij Aiolos, de god van de wind, aantreft. Odysseus en zijn mannen worden goed ontvangen op zijn eiland en verblijven er meer dan een maand in het paleis van Aiolos. Als Odysseus weer vertrekt, krijgt hij van Aiolos een zak mee, die alle winden bevat, behalve de zuidenwind. Odysseus mag deze in geen geval openmaken, want hij moet de winden gebruiken voor zijn masten: als er geen wind is, kan hij weer verdergaan door de zak open te maken. Zijn mannen zijn natuurlijk benieuwd wat er in de zak zit, maar Odysseus laat niets los. De mannen denken dat er goud en juwelen in de zak zitten, en denken dat Odysseus deze schatten voor zichzelf wil houden. Door de gunstige wind van Aeolus komen Odysseus en zijn mannen al snel in de buurt van Ithaka. Als de mannen bijna Ithaka bereikt hebben, valt Odysseus door vermoeidheid in slaap. Zijn mannen toosten op de thuiskomst met wijn en openen alle zakken en zo ook de zak met alle winden, en een geweldige storm breekt los, die hen van Ithaka afdrijft, terug naar het eiland van Aiolos. De god is erg verbaasd als hij Odysseus opnieuw ziet, maar als deze uitlegt wat er is gebeurd realiseert hij zich dat een van de Olympische goden Odysseus aan het tegenwerken is. Bovendien is hij boos dat Odysseus zo met zijn geschenk is omgegaan en hij zet hem en zijn gevolg dan ook direct uit zijn paleis.

Na te zijn weggevaren van Aiolos, bereiken Odysseus en zijn mannen het eiland van de Laistrygonen. Bijna alle schepen van Odysseus meren aan in de haven, alleen Odysseus' schip blijft op een afstandje liggen. De Laistrygonen zijn reuzen en verpletteren met rotsblokken de schepen van Odysseus die in de haven liggen. Odysseus' schip weet op het nippertje te ontkomen en achterna gezeten door rotsblokken, varen ze naar Aiaia, het onderkomen van de tovenares Kirke, ook wel Circe.

Op Aiaia stuurt Odysseus een groep verkenners eropuit om te kijken wat het eiland te bieden heeft. Als deze echter erg lang wegblijven, besluit Odysseus zelf te gaan kijken. Op zijn zoektocht ontmoet hij Hermes, de boodschapper van de goden. Deze waarschuwt Odysseus voor de gevaarlijke toverdrank van de tovenares Kirke. Als Odysseus hiervan drinkt, zal hij veranderen in een beest, tenzij hij een kruid, Moly genaamd, inneemt dat Hermes hem aanbiedt. Odysseus vertrouwt het niet, omdat Moly giftig is. Het lukt Hermes uiteindelijk om Odysseus te overtuigen. Odysseus eet het op, en gaat verder op zoek naar het paleis van Kirke. Rondom het paleis ziet hij allerlei verschillende soorten beesten lopen. Hij komt erachter dat zijn mannen ook in dieren zijn veranderd, namelijk in zwijnen.

Odysseus ontmoet Kirke en hij beveelt haar zijn mannen te laten gaan. Kirke wil hem eerst een drankje aanbieden, en Odysseus drinkt dit op, omdat hij hoopt dat het kruid van Hermes werkt. Kirke raakt helemaal van streek als Odysseus niet in een dier verandert, en zegt dat ze zijn mannen weer terug zal toveren, als Odysseus met haar naar bed gaat. Odysseus gaat met haar naar bed en zoals beloofd veranderen de dieren weer in mensen. Odysseus bleef samen met zijn mannen één jaar op Aiaia. Daarna trokken ze weer verder.

Kirke had Odysseus aangeraden naar de onderwereld te gaan en daar de schim van de blinde ziener Teiresias op te zoeken. Met hulp van Kirke bereikt Odysseus de onderwereld en gaat er alleen naar binnen. Hij moet in de onderwereld een kuil graven en daar drie offers brengen: een mengsel van melk en honing, zoete wijn en water. Hierover heen moet hij meel strooien, een aantal geloften afleggen en een zwarte ram en een zwart schaap offeren. Odysseus had van Kirke gehoord dat Teiresias de eerste is die van het bloed mag drinken, maar natuurlijk komen alle schimmen op het bloed af, die Odysseus met zijn zwaard op afstand probeert te houden. Hij ziet zijn moeder tussen de schimmen, die nog leefde toen hij van Ithaka wegging, maar ook haar mag hij niet van het bloed laten drinken, voordat Teiresias genoeg heeft. Teiresias richt zich eindelijk tot Odysseus en hij voorspelt hem dat hij en zijn mannen veilig op Ithaka zullen aankomen, als hij de koeien van Helios, de zonnegod, die op het eiland Thrinakia grazen, met rust laat. Thuis aangekomen zal hij de vrijers die met Penelope willen trouwen moeten doden, maar daarna zal hij een rustige oude dag hebben. De ziener vertelt Odysseus ook dat Poseidon de oorzaak is van zijn tegenslag. Na deze voorspelling kon Odysseus eindelijk zijn moeder van het bloed laten drinken. Zijn moeder heeft zelfmoord gepleegd, omdat ze het niet meer aankon zonder hem te leven. Odysseus ontmoet ook Agamemnon, een van de andere leiders van het beleg van Troje, die vertelt op welke afschuwelijke manier hij is overleden. Odysseus blijft na de ontmoetingen met zijn moeder en Agamemnon geen moment langer in het dodenrijk.

Hij en zijn bemanning varen naar het eiland van Kirke terug en vertrekken daar na een nacht goed te hebben geslapen. Odysseus is in totaal vijf dagen op het eiland gebleven, maar wat hij en zijn mannen niet weten, is dat iedere dag in het paleis een jaar in de echte wereld is. Als hij weer wil vertrekken vanaf het strand van Aiaia, ziet hij dat zijn schip onder het zand ligt. Ze moeten het eerst uitgraven.

Sirenen zijn halfgodinnen, half gier en half mens. Ze brengen de zeelieden met hun gezang in verleiding om naar hen toe te varen, waardoor de schepen tegen de rotsen lopen en vergaan, zodat het met de bemanning slecht afloopt.

Odysseus had van Kirke de goede raad gekregen om zijn oren en die van zijn mannen dicht te stoppen, zodat zij niet in de verleiding kwamen naar de sirenen toe te gaan en hun eigen graf te graven. Hij stopte de oren van zijn mannen met bijenwas dicht, maar liet zichzelf aan de mast vastbinden, zodat hij wel de gezangen van de sirenen hoorde maar niet naar ze toe kon varen. Hij geeft zijn mannen bovendien de opdracht dat als hij schreeuwde ze hem niet mochten losmaken, maar dat ze hem dan nog steviger moesten vastmaken. Zo kwamen ze ongeschonden langs het eiland van de sirenen.

Odysseus kwam, nadat hij heelhuids de sirenen was gepasseerd, met zijn schip door een smalle zeestraat, vermoedelijk de Straat van Messina. Ze kwamen een grot binnen en kregen daar de keuze: ofwel moesten ze langs Charybdis, die een aantal keren per dag water opslokt en weer uitspuwt, waarbij ze de kans liepen het hele schip te verliezen, ofwel langs Skylla, een zeskoppig monster die zes van zijn manschappen zou doden of wegnemen. Odysseus koos voor het laatste, hij verloor liever zes van zijn manschappen dan alles.

Odysseus komt aan op Thrinakia, het huidige Sicilië, het eiland waar de zonnegod Helios zijn runderen laat grazen. Odysseus had dit eiland liever gemeden, gezien de waarschuwingen van Teiresias en Kirke. Maar ze kunnen niet meer terug, en de mannen krijgen Odysseus zover minstens een dag op het eiland te blijven. Er breekt een periode van ongunstig weer aan, en Odysseus is verplicht langer op het eiland te blijven. Hij heeft zijn mannen doen zweren dat ze van de runderen afblijven, maar na een tijd raakt het voedsel op, en de mannen halen liever de woede van de goden op hun hals dan om te komen van de honger. Ze slachten een aantal runderen en braden ze boven een vuur. Odysseus wordt wakker, en komt scheldend en tierend naar de mannen toe. Helios dwingt Zeus de mannen te straffen, en Zeus belooft hem dat ze hun straf niet zullen ontlopen.

Als de wind is gaan liggen, kunnen Odysseus en zijn mannen weer vertrekken. Nog voor het eiland van Helios uit het zicht verdwenen is, breekt er een geweldig noodweer uit en raken de bliksemschichten van Zeus het schip van Odysseus, waardoor het zinkt. Alle mannen verdrinken, alleen Odysseus blijft in leven. Hij zal zijn tocht terug naar huis nu alleen moeten voortzetten.

Odysseus heeft zich nog net aan een stuk wrakhout kunnen vastgrijpen en drijft verder. Hij komt nog een keer bij Charybdis, die de zee leegzuigt, waardoor Odysseus zijn vlotje kwijtraakt. Hijzelf heeft zich nog net vast kunnen grijpen aan een tak op een eiland, en hangt aan die tak totdat Charybdis de zee weer uitspuugt. Hij springt op het vlot en gaat weer verder, zonder dat Skylla hem opmerkt.

Odysseus drijft aan op het mysterieuze eiland Ogygia, waar de godin Kalypso met nog een aantal andere vrouwen woont. Deze vrouwen giechelen als ze Odysseus zien, omdat zij nog nooit een man hebben gezien. Odysseus wordt op het eiland goed verzorgd, en Kalypso laat hem blijken wel van hem gecharmeerd te zijn. Kalypso zegt dat hij Penelope moet vergeten, en dat ze hem onsterfelijk en eeuwig jong kan maken, maar ze kan Odysseus er niet toe brengen af te zien van terugkeer naar huis en naar Penelope. Wel ontneemt ze hem alle gevoel van tijd en zo denkt hij dat hij slechts zeven dagen op het eiland zit, terwijl hij er in werkelijkheid zeven jaar zat.

Athena vindt het verblijf van Odysseus op Ogygia na zeven jaar wel genoeg geweest en haalt Zeus over Hermes naar Kalypso te sturen, die haar beveelt Odysseus te laten gaan. Zij is onwillig en zegt dat de goden het gewoon niet kunnen hebben dat ze een sterveling bemint, bovendien zegt ze dat Zeus er zelf voor heeft gezorgd dat Odysseus hier aanspoelde. Uiteindelijk laat Kalypso Odysseus gaan en beveelt hem een boot te bouwen, waarmee hij naar huis kan varen.

Als Odysseus het eiland van de Faiaken in zicht heeft, veroorzaakt Poseidon een storm, waardoor Odysseus weer schipbreuk lijdt. Hij denkt dat hij nu dood gaat, maar net op dat moment duikt de nimf Ino (ook wel Leukothea genaamd) op, die hem zegt dat hij veilig het eiland bereikt, als hij doet wat zij zegt. Ze draagt hem op om haar hoofddoek, die de angst voor onheil en dood wegneemt, om zijn borst te binden en naakt het water in te springen. Odysseus vertrouwt haar niet helemaal, maar hij heeft geen keus. Hij springt, op de hoofddoek na, naakt het water in en zwemt naar de kust. Het duurt ondanks de hulp van Pallas Athena nog twee dagen voordat Odysseus aanspoelt op de kust. Daar doet hij de hoofddoek af, en gooit deze, zoals Ino hem had opgedragen, met afgewend gezicht terug in de zee. Dan gaat hij geheel naakt in de bosjes uitrusten.

Athena verschijnt, vermomd als een goede vriendin, in een droom aan de Faiaakse prinses Nausikaä. Ze zegt tegen Nausikaä dat ze naar het strand moet gaan om de was te doen; ook wijst ze erop dat Nausikaä wellicht binnenkort zal gaan trouwen. De volgende dag gaat Nausikaä met haar dienaressen de was doen aan het strand. Odysseus wordt wakker van de geluiden van Nausikaä en haar dienaressen en stapt, bedekt met wat bladeren en een takje in zijn hand, uit de struiken. Alle dienaressen gaan ervandoor, alleen Nausikaä blijft staan. Zij vreest niet voor de naakte onbekende man. Odysseus vraagt aan haar of zij een doek voor hem heeft die hij kan omslaan en of zij de weg naar de stad weet. Nausikaä geeft haar dienaressen de opdracht Odysseus te wassen, maar Odysseus doet het liever zelf. Als hij gewassen is, legt Nausikaä hem uit hoe hij naar de stad moet komen en hoe hij moet handelen om gastvrij ontvangen te worden.

Hij handelt zoals hem gezegd is en gaat naar het paleis. Hij wordt door de godin Athena onzichtbaar gemaakt en loopt recht op koningin Arete af. Als hij zich laat vallen en haar knieën omhelst, verdwijnt zijn onzichtbaarheid, waardoor de koningin schrikt. Odysseus smeekt Arete hem naar huis te laten gaan, en de Faiaken geven hem het beste eten en de beste spullen, omdat ze denken dat Odysseus een god is. Odysseus zegt hun echter dat hij een gewoon mens, en geen god is. Koning Alkinoös belooft hem een schip om naar huis te varen.

Er wordt een feestmaal voor Odysseus gehouden, en Odysseus vraagt aan een zanger of hij over de Trojaanse Oorlog kan zingen. Dit lied ontroert Odysseus zeer, en hij begint te huilen. Alkinoös vraagt hem zijn naam bekend te maken, omdat hij nu wel erg nieuwsgierig geworden is. Odysseus antwoordt nu dat hij Odysseus is, de man die het Paard van Troje bedacht. Alkinoös vraagt hem of hij over zijn avonturen op weg naar huis kan vertellen, en Odysseus vertelt door tot diep in de nacht.

De Faiaken brengen Odysseus uiteindelijk met hun schip het laatste stuk naar Ithaka, maar worden hier volgens sommige lezingen door Poseidon zwaar voor gestraft: hun schip dan wel hun hele eiland zonk in zee.

In de twintig jaren dat Odysseus van huis is, krijgt Penelope er steeds meer vrijers in zijn huis bij die met haar willen trouwen. Penelope houdt echter nog altijd van Odysseus en wil niet hertrouwen. Ze verzekeren haar dat Odysseus gestorven is en ze zeggen haar dat ze op deze manier niet verder kan leven. Penelope zegt hun te zullen trouwen met iemand, zodra ze een lijkwade voor Laërtes, de oude vader van Odysseus, heeft geweven. Ze begint aan deze lijkwade te werken, maar komt al snel tot de conclusie dat ze hier binnen korte tijd mee klaar zal zijn. Daarom weeft ze overdag, maar haalt ze de lijkwade 's nachts weer uit.

Odysseus wordt wakker op een voor hem vreemd eiland, dat in mist is gehuld. Hij ontmoet Athena, die hem zegt dat hij echt op Ithaka is en om dat te bewijzen haalt ze de mist weg. Odysseus herkent het eiland nu en Athena zegt hem dat hij niet meteen naar Penelope kan gaan, in verband met de vrijers. Ze zegt dat als hij nu naar Penelope zou gaan, hij net als Agamemnon zou sterven. Om hem daartegen te beschermen, verandert Athena hem in een bedelaar en stuurt ze hem naar Eumaios, de zwijnenhoeder. Athena zegt hem bovendien dat ze naar Sparta zal vertrekken, om zijn zoon Telemachos terug naar huis te sturen. Hij is namelijk op pad gegaan om inlichtingen over zijn vader in te winnen.

Eumaios komt er na verloop van tijd achter dat de bedelaar eigenlijk zijn meester is en waarschuwt hem niet naar zijn paleis terug te keren, in ieder geval niet voordat Telemachos teruggekeerd is. Als Telemachos terug is op Ithaka, geeft Athena Odysseus zijn echte gedaante terug. In eerste instantie herkent Telemachos zijn vader niet, maar Odysseus overtuigt hem van het feit dat het wel degelijk zo is. Odysseus vraagt zijn zoon hem te helpen met het verslaan van de vrijers, waarop Telemachos natuurlijk toezegt.

Odysseus wordt weer omgetoverd tot bedelaar door Athena en gaat naar zijn paleis. De vrijers zijn ondertussen erg onrustig geworden en willen dat Penelope nu een keuze maakt. Ze verzint een list, waardoor ze met niemand hoeft te trouwen. Aan de muur hangt nog de boog van Odysseus, die alleen hij kan spannen. Ze organiseert een wedstrijd en degene die de boog kan spannen en er in één keer een pijl mee door de op de bovenkant bevestigde ogen van twaalf bijlen kan schieten, wordt de nieuwe echtgenoot. Alle vrijers proberen de boog te spannen, maar geen van hen lukt dit. Odysseus is ondertussen naar het paleis gelopen. Odysseus vraagt, nog steeds betoverd, of hij het eens mag proberen. De vrijers roepen dat een bedelaar al helemaal geen boog kan spannen, maar Penelope zegt dat de bedelaar het ook mag proberen. Odysseus spant de boog en schiet ermee door alle 12 de ogen, dus zijn alle vrijers met stomheid geslagen. Odysseus wordt weer omgetoverd in zijn normale gedaante, waardoor de vrijers hem herkennen en bang worden. Zij proberen Odysseus te vermoorden, waarna hij er één van hun doodt. De vrijers zijn verontwaardigd en vinden dat ze niks fout hebben gedaan. Dat hebben ze echter wel, ze hebben jaren van Odysseus' geld geleefd en zijn vrouw beledigd. Hierna schiet Odysseus er nog meer dood en begint er een heuse strijd. Hij krijgt hulp van Telemachos en samen doden ze ze allemaal. Na dit gruwelijke gevecht geeft Odysseus zijn oude voedster, Eurykleia, de opdracht om alle ontrouwe dienaressen te halen. Dit doet zij maar al te graag. De angstige meisjes worden gedwongen de lijken van de vrijers naar buiten te slepen en de grote zaal schoon te poetsen. Telemachos spant een stevig touw tussen het dak en de hofmuur, waaraan hij de ontrouwe dienaressen een voor een ophangt.

Odysseus gaat na de schoonmaak op zoek naar Penelope en wordt met haar herenigd. Ze beloven voor altijd bij elkaar te blijven.

Niet alleen de Romeinen gebruikten de figuur Odysseus, met "hun" Ulixes, om verhalen op te inspireren of hem er een hoofdrol in te laten spelen. Ook nu nog komt hij regelmatig voor in boeken en verhalen.

In de Inferno van Dantes brandt Odysseus in de hel tussen de kwade raadgevers, evenals Diomedes. Hij vertelt Dante en Vergilius dat hij na al zijn omzwervingen nog een laatste reis heeft gemaakt, naar de louteringsberg op de andere kant van de aarde, waar God zijn schip liet zinken. Odysseus speelt ook een rol inTroïlus en Cressida van Shakespeares en Ulysses van James Joyce is naar hem genoemd. Hij komt verder bijvoorbeeld voor in het kinderboek De vloek van Polyfemos, geschreven door Evert Hartman.

Odysseus komt geregeld terug in de oude en hedendaagse kunst. De Grieken schilderden hem al veelvuldig op vazen en borden, maar ook schilders uit de 15e en 16e schilderden hem op doeken.

Claudio Monteverdi schreef in 1641 de opera Il Ritorno d'Ulisse in Patria, over de terugkeer van Odysseus naar Ithaka. In de 20e eeuw volgden zeker drie "toonzettingen", een van John Harbison (Odysseus) en een van Nicolas Maw (Odysseus). Alan Hovhaness wijdde zijn 25e symfonie aan de liefde tussen Odysseus en Penelope.

Het verhaal van Odysseus en zijn avonturen is vaak verfilmd, waaronder in de miniserie The Odyssey. Een zeer vrije interpretatie is de film O Brother, Where Art Thou? uit 2000.

In regeringskringen wordt soms het begrip "Odysseaanse constructie" gebruikt, met een verwijzing naar Odysseus' ontmoeting met de Sirenen. De jaren 2002-2004 werden gekenmerkt door een relatief geringe groei of zelfs daling van belastingontvangsten én stijgende marginale belastingtarieven. Toen in het jaar 2005 de belastinginkomsten (in het bijzonder op inkomen en vermogen) plotseling explosief stegen, verminderde het financieringstekort van de overheid. Voor de kiezer en de gekozen volksvertegenwoordiger is dat het signaal dat de overheidsfinanciën op orde zijn en dat er zodoende een overschot is, waarvan het gebruik vrij is gekomen. De roep van de kiezer wordt vergeleken met de lokroep van de Sirenen die met hun schone gezang menig schipper wisten te verleiden en op de klippen lieten varen. De oplossing was voor Odysseus even simpel als effectief: hij liet zich door zijn bemanningsleden aan de mast binden om de verleiding geforceerd te kunnen weerstaan.

[bron: wikipedia]

--- Over (foto 2): Cor Bruijn ---

Cornelis Pieter (Cor) Bruijn (Wormerveer, 17 mei 1883 - Hilversum, 16 november 1978) was een Nederlandse schrijver van voornamelijk streekromans en kinderboeken. Zijn bekendste boek is Sil de Strandjutter, dat verscheen in 1940. Het boek is door Willy van Hemert bewerkt tot een tv-serie, die in 1976 werd uitgezonden door de NCRV.

Bruijn werd in 1883 geboren te Wormerveer als zoon van de smidsknecht Hendrik Bruijn en Catharina Klinkenberg. Bruijn was de oudste van tien kinderen. Hij doorliep de Rijkskweekschool voor onderwijzers in Haarlem en werd onderwijzer. Hij was in 1903 betrokken bij de oprichting van de Humanitaire School in Laren door Jacob van Rees waar hij van 1906 tot 1916 hoofdonderwijzer was. Op 18 september 1907 trouwde hij in Haarlem met de onderwijzeres Maartje de Vries. In 1916 vertrok hij naar de Hilversumse Schoolvereniging. Vanaf 1942, toen hij wegens gezondheidsredenen met vervroegd pensioen ging, legde hij zich volledig toe op schrijven. In 1955 won hij de prijs voor het beste kinderboek van het jaar met Lasse Länta. In 1957 schreef hij het geschiedenisboek Ons Hilversum dat door de gemeente Hilversum aan de schooljeugd werd uitgedeeld.

Bruijn overleed op 95-jarige leeftijd te Hilversum. Na zijn overlijden schreef zijn dochter Margreet Bruijn, auteur, vertaalster en pionier in leesbevordering, zijn biografie: De man achter Sil: over Cor P. Bruijn als idealist, onderwijspionier en schrijver. Ze ijverde er ook voor dat zijn archief werd behouden, zodat zijn gedachtegoed bestudeerd kon worden.

Beknopte bibliografie

(Van veel werken zijn één of meer herdrukken verschenen, genoemd zijn zo veel mogelijk de jaren van eerste verschijning)

  • De verwoester: Toneelspel in drie bedrijven, uitg. Algemene Nederlandsche Geheelonthouders Bond, 1912
  • Langs den waterkant: een half jaar uit het leven van een Hollandschen jongen, uitg. Gebr. Kluitman, Alkmaar, 1918
  • De oorlog: vertellingen voor oudere kinderen, uitg. Beenakker, Amsterdam, circa 1920
  • Keteltje in de Lorzie, uitg. G.B. van Goor Zonen, Gouda, (2e druk 1922)
  • Keteltje in het veerhuis, uitg. G.B. van Goor Zonen, Gouda, 1923
  • Het vonkende vuur, uitg. Van Goor, Gouda, 1925
  • Langs opwaartsche wegen: de geschiedenis van het Nederlandsche volk, uitg. Wolters, Groningen, 1925/1926 (vier delen)
  • Michel, de strooper: een verhaal uit de Hessische bergen, uitg. G.B. van Goor Zonen, Gouda, 1926 (herdrukt met als titel De stroper uit de oude molen)
  • Uit het sagenland, uitg. J.B. Wolters, Den Haag, Groningen, 1927/1930 (meerdelig)
  • Rinke Luit: de vroolijke veerman, uitg. Bakker, Baarn, 1928
  • Keteltje's thuisvaart, uitg. Van Goor, Den Haag, 1930
  • Muziekmeester Adriaan, uitg. Van Dishoeck, Bussum 1931
  • De zaadsjouwers, uitg. Van Dishoeck, Bussum 1933
  • "De Valk" zeilt uit, uitg. Van Goor, Den Haag, 1935
  • De dijken breken, uitg. Van Goor, Den Haag, 1936
  • Koentje van Kattenburg, uitg. Querido, 1937 (2e druk)
  • De dijken breken, uitg. Van Goor, Den Haag, 1940
  • Greetje en Groetje: avonturen van een meisje en een eekhoorn, uitg. Van Goor, Den Haag/Batavia, 1940
  • Sil de strandjutter, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1940
  • Een gave van God, uitg. Ploegsma, Amsterdam, 1942
  • Uit het leven van Keteltje, uitg. Van Goor, Den Haag/Batavia, 1942 (complete uitgave)
  • Arjen, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1943
  • Strijd om den Eenhoorn, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1943
  • Kinderen van het eiland, uitg. Ploegsma, Amsterdam, 1943
  • Vreemde macht, uitg. Callenbach, Nijkerk, circa 1944
  • Wendelmoet, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1946
  • Heert, mijn zoon, waar ben je?, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1948
  • Vrijheid!, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1948 (vervolg op 'Vreemde macht)
  • De zwerftocht van Eggejan Korse (De vlucht, Ver van huis en Het land achter de horizon), uitg. A. Roelofs van Goor, Meppel 1951
  • Simon en Johannes, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1952
  • Vlucht naar het eiland, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1954
  • Wegen door de avond: de oudgeworden mens in vele gestalten, gezien door schrijvers, dichters en denkers, uitg. Ploegsma, Amsterdam, 1954
  • Lasse Länta: een verhaal uit Lapland voor de jeugd, uitg. Ploegsma, Amsterdam, 1955
  • Ons Hilversum: hoe het ontstond, hoe het groeide, uitg. Ploegsma, Amsterdam, 1957 (tweede, herziene druk 1963)
  • Het witte rendier, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1958
  • De vogels van mijnheer Dupont, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1960
  • Wijd was mijn land: mijn jeugd aan de Zaan, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1961 (eerder verschenen in De Zaanlander van 1952-1954)
  • De vuistslag, uitg. Callenbach, Nijkerk, 1961
  • Nils Eira (drie delen: Toen de boshaan riep, De vlucht naar Kautokeino en Geroofd van het eiland), uitg. Van Holkema & Warendorf, Bussum, 1972
  • De triomf van Roel de Knoet, uitg. Bruna, Utrecht, 1973

Biografie

  • Margreet Bruijn, De man achter Sil. Over Cor Bruijn als idealist, onderwijspionier en schrijver, 1883-1978. 's-Gravenhage / Wormerveer: Leopold / Uitgeverij Noord-Holland, 1984.

[bron: wikipedia]

Cor Bruijn [2022-00-00]

Profiel

Achternaam: Bruijn
Roepnaam: Cor
Voornamen: Cornelis Pieter
Geboren: 17-05-1883
Te: Wormerveer
Overleden: 16-11-1978
Te: Hilversum
Pseudoniem(en): Voorzover mij bekend heeft Cor Bruijn niet onder pseudoniem gepubliceerd.

Ik ben tussen het gewone volk geboren en getogen,
aan dit gewone volk gebonden met al m'n vezels,
in z'n zorg en z'n strijd, in z'n schijnbare ruwheid,
z'n sentimentaliteit, z'n kostelijke humor en z'n levensdurf.
(Cor Bruijn)

Werk

Poëzie

  • Cor Bruijn schreef een gedicht t.g.v. het overlijden van Nienke van Hichtum (Sj. Troelstra-Bokma de Boer) dat hij voorlas bij haar crematie.

Proza

  • Muziekmeester Adriaan (1931)
  • De zaadsjouwers (1933)
  • Een zakkennaaier grijpt naar het geluk (1935)
  • Koentje van Kattenburg (1937)
  • De overgang van Dieuwertje Stam (1938)
  • Sil, de strandjutter (1940)
  • Arjen (1943)
  • Een gave van God (1942)
  • Strijd om de Eenhoorn (1943)
  • De drie portretten van Claire Marianne (1947)
  • Nederlandse sagen (1947)
  • Vreemde macht (1948)
  • Stad onder Bourgondië (1948)
  • Wendelmoet (1948)
  • Vrijheid (1949)
  • Ochtendschemering (1949)
  • Heert, mijn zoon, waar ben je? (1949)
  • Twee kerstavond-vertellingen. De man met de ster; De veerman en zijn duivekater (1950)
  • Simon en Johannes (1952)
  • Vlucht naar het eiland (1953)
  • Het witte rendier (1958)
  • De vogels van mijnheer Dupont (1960)
  • Wijd was mijn land, mijn jeugd aan de Zaan (1883-1899) (1961)
  • De vuistslag (1961)
  • De zwarte madonna (1967)
  • Omnibus (Simon en Johannes/De vogels van mijnheer Dupont/De vuistslag) (1973)
  • De triomf van Roel de Knoet (1973)
  • Vlucht naar het eiland (Grote Letter Bibliotheek) (1975)
  • Het groot Sagenboek (1977)
  • Omnibus (Rinke Luit / Teun Dammers / De dijken breken) (1977)
  • Cor Bruijn streekromanomnibus (Vlucht naar het eiland / De zwarte madonna / Simon en Johannes) (1977)
  • De marskramer en andere verhalen (1979)
  • Cor Bruijn omnibus (De vogels van mijnheer Dupont / Simon en Johannes) (1982)
  • Vlucht naar het eiland: omnibus (heruitgave van 'Cor Bruijn streekromanomnibus') (1988)
  • Nederlandse sagen en volksverhalen (heruitgave van 'Nederlandse sagen') (1989)
  • De voetreis naar Sneek (2004)

Voor kinderen:

  • De oorlog. Vertellingen voor oudere kinderen (1909)
  • Langs den Waterkant. Een half jaar uit het leven van een Hollandschen jongen (1917)
  • Keteltje in de Lorzie (1921)
  • Keteltje in het veerhuis (1922)
  • Het vonkende vuur (1924)
  • Michel de Strooper. Een verhaal uit de Hessische bergen (1926)
  • Rinke Luit, de vroolijke veerman (1928)
  • Keteltje's thuisvaart (1930)
  • Teun Dammers, de boer van 'Landzicht' (1932)
  • 'De Valk' zeilt uit (1934)
  • De dijken breken (1936)
  • Greetje en Groetje. Avonturen van een meisje en een eekhoorn (1939)
  • Sijtje (met M. Bruijn-de Vries) (1940)
  • Kinderen van het eiland (1943)
  • De stroper uit de oude molen (heruitgave van 'Michel de Strooper') (1945)
  • De zwerftocht van Egge Jan Korse (3 delen) (1951)
  • Bram en Aart op zomervaart (1954)
  • Lasse Länta. Een verhaal uit Lapland voor de jeugd (1955)
  • Odysseus, de grote zwerver. Homerus' Odyssee bewerkt voor jong en oud (1955)
  • Jason en het Gulden Vlies. Bewerkt voor jong en oud (1955)
  • Wonderverhalen uit de 1001 nacht (1956)
  • Nils Eira en zijn kinderen. deel 1. Geroofd van het eiland (1959)
  • Nils Eira en zijn kinderen. deel 2. De vlucht naar Kautokeino (1960)
  • Nils Eira en zijn kinderen. deel 3. Toen de boshaan riep... (1960)
  • Nils Eira en zijn kinderen. (3 delen in 1 band) (1961)
  • Keteltje (Keteltje in de Lorzie / Keteltje in het Veerhuis / Keteltjes thuisvaart) (1961)
  • Australië doe open. deel 1. In de greep van de wildernis (1962)
  • Australië doe open. deel 2. Aan de wildernis ontworsteld (1963)
  • Een Robinson van twaalf jaar. Een oud Frans verhaal van Madame Mallès de Beaulieu. Opnieuw verteld voor jongens van 10-12 jaar (met A.L.C. Beekman) (1961)
  • Omnibus (Riunke Luit/Teun Dammers/De dijken breken) (1961)
  • Het grote geheim. Een lente-avontuur met Hipstok (1964)
  • Ik wil overschoenen. Een zomeravontuur met Hipstok (1965)
  • Jops. deel 1. Jops grote reis (1965)
  • Jops. deel 2. Jops en de paardeman (1965)
  • Jops. deel 3. Jops in de sneeuw (1965)
  • Jops. deel 4. Muziek op het eiland (1965)
  • Jops. deel 5. Het nieuwe oude dorp (1966)
  • Aan het einde van de wereld (1968)

Schoolboeken

  • Langs opwaartsche wegen. De geschiedenis van het Nederlandsche volk voor de hoogere klassen van de lagere school (4 delen) (met N. Tj. Swierstra) (1925-1929)
  • He zaakonderwijs (1926)
  • Uit het Sagenland. Leesboek voor de hoogere klassen der lagere school (3 delen) (met Nienke van Hichtum) (1927-1929)
  • Teekenmethode voor de lagere school (5 delen voor de onderwijzer/4 delen voor de leerling) (1930)

Toneel

  • Sneeuwwitje; toneelspel voor de jeugd in verzen (1909)
  • De verwoester. Toneelspel in drie bedrijven (1912)
  • De oude strijd. Een treurspel in verzen (geschreven in 1913, nooit uitgegeven)
  • Prinses Eline. Sprookjesspel (in verzen) in vier bedrijven (gestencild, 1935)

Hoorspelen

  • Sil de strandjutter (2 delen) (NCRV, 1951)
  • De stroper uit de oude molen (6 delen) (NCRV, 1952)
  • De dijken breken door (KRO, 1954)
  • Rinke Luit, de vrolijke veerman (5 delen) (NCRV, 1956)
  • Sil de strandjutter (15 delen) (NCRV, 1969)
  • Arjen (18 delen) (EO, 1989)

Overige non-fictie

  • Onderwijs en gemeenschappelijk grondbezit (1907)
  • De opvoeding tot geluk. Een lezing (1910)
  • Het spel der kinderen (1910)
  • Het zaakonderwijs (1926)
  • Inleiding in Jan Ligthart, Pädagogik des vollen Lebens (1931)
  • Nienke van Hichtum. Bibliographie samengesteld ter gelegenheid van de tentoonstelling, gewijd aan haar nagedachtenis (1939)
  • Ons Hilversum. Hoe het ontstond, hoe het groeide (1957)
  • De verhouding Ligthart-Van der Ley (1959)

Vertalingen/bewerkingen

  • Berthold Otto, Mijn kleine Helga. Een boek voor jonge ouders en kindervrienden (1912)
  • Theodor Storm, De man op de schimmel (1954)
  • Elly Jannes, Elle Kari, het meisje uit Lapland en haar hond Tjappo (1956)
  • Astrid Bergman, Mickie, het vosje (1957)
  • Lilli Koenig, Gringolo. Een diergeschiedenis (1957)
  • E. Wustmann, Ingrid en de beer. Belevenissen van een Zweeds meisje (1957)
  • Conrad Ferdinand Meyer, De heilige (1964)


Vertaald:

  • 'Keteltjes thuisvaart' werd in het Duits vertaald.
  • 'De dijken breken' werd vertaald in het Zuidafrikaans.
  • 'Greetje en Groetje' werd in het Duits vertaald.
  • 'Sil de strandjutter werd vertaald in het Deens ('Strandensfolk', door door Clara Hammerich, 1942), Duits, Fins, Frans, Italiaans, Noors en Zweeds.
  • 'Arjen' werd in het Duits vertaald.
  • 'Wendelmoet' werd vertaald in het Duits.
  • 'Heert, mijn zoon, waar ben je?' werd in het Duits vertaald.
  • 'Lasse Länta'werd vertaald in het Duits en het Portugees.
  • 'Odysseus, de grote zwerver' werd vertaald in het Afrikaans.
  • 'Jason en het Gulden Vlies' werd vertaald in het Afrikaans.
  • 'Het witte rendier' werd vertaald in het Duits.
  • 'De vogels van mijnheer Dupont' werd vertaald in het Duits.
  • 'Australië doe open' werd vertaald in het Duits.
  • 'Aan het einde van de wereld' werd vertaald in het Duits.
  • Lasse Länta: eine Erzählung aus Lappland (Duitse vertaling van 'Lasse Länta' door Bruno Loets) (1981)
  • Letjucyj hollandec': niderlands'ki sahy i lehendy (Oekraïense vertaling van 'Nederlandse sagen' en 'mooiste Nederlandse sagen en legenden') (2003)

Bloemlezingen

Tijdschriften

  • Cor Bruijn publiceerde gedichten in 'De Blijde Wereld' en 'Vrede'.
  • Cor Bruijn publiceerde artikelen over onderwijs(hervorming) in o.a. 'De Boeg', 'Het Kind', 'School en leven', 'Pedagogische Studiën', 'Schoonheid in opvoeding en onderwijs', 'Das werdende Zeitater' en 'Minerva'.

Over Cor Bruijn

  • Een biografie(tje) van Cor Bruijn in 'Zesentwintig biografieën' door Ed. Hoornik, Bert van Eyk e.a. (1949)
  • Dr. C.G.L. Apeldoorn e.a., 'Cor Bruijn - Sil de strandjutter' (Nederlandse keur 13)
  • Fem Bijlsma, 'Cor Bruijn' (1977)
  • Een bijdrage over Cor Bruijn in 'Lexicon van de jeugdliteratuur' door F.T. Bijlsma (september 1982)
  • Margreet Bruijn, 'De man achter Sil: over Cor. P. Bruijn als idealist, onderwijspionier en schrijver, 1883-1978 (1984)
  • BeaRos schreef een bijdrage voor het 'Lexicon van de jeugdliteratuur' over NAnslijnNz (1990)
  • 'Het streekgebonden idealisme van Cor Bruijn' door Nelleke Nieuwboer in 'Boekenpost 13' (september/oktober 1994)
  • Wim Zaal nam in 'De buitenbeentjes. 36 schrijvers die ik heb gekend' (1995) een hoofdstuk over Cor Bruijn op.
  • Gerrit Jan Zwier besteedt in 'De lokroep van het Noorden' in 'Noordwaarts (2021) aandacht aan Cor Bruijn.

Diversen: (Zonder een schijn van volledigheid)

  • 'Arjen' werd in 1947 voor toneel bewerkt.
  • 'Sil, de strandjutter' werd in 1966 en 1973 bewerkt voor het toneel en voor televisie in 1976.
  • Fem Bijlsma, Cor Bruijn (1977)
  • Sil Droeviger uit 'Sil de strandjutter' werd door Inez van Eijk en Rudi Wester beschreven in hun 'Honderd helden uit de Nederlandse literatuur'.
  • 'Sil de strandjutter' werd in 2001 bewerkt voor toneel. Het werd, geregisseerd door Anke Boerstra, met als titel SIL, gespeeld op het strand van Terschelling tijdens het Oerolfestival 2001.

Literaire prijzen

  • Prijs van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten 1943 (Hij heeft de prijs niet aanvaard).
  • Prijs voor het beste kinderboek 1955 voor 'Lasse Länte'.

Cor Bruijn was lid van de jury voor de prijs Latent talent 1965.

Opmerkingen

  • Cor Bruijn was de oudste zoon in een kruideniersgezin met tien kinderen.
  • De vader van Cor Bruijn was voorzitter van de amateurtoneelvereniging 'Oefening kweekt kennis'.
  • Cor Bruijn volgde de normaalschool in Zaandam en de Rijkskweekschool in Haarlem.
  • Cor Bruijn trouwde op 18 september 1907 met Maartje de Vries
  • Cor Bruijn was van 1906 tot 1916 onderwijzer aan de humanitaire school in Laren. Daarna was hij hoofd van de Hilversumse Schoolvereniging. In 1942 legde hij zijn functies om gezondheidsredenen neer en wijdde zich geheel aan het schrijven. (een zwakke gezondheid dus, maar hij werd wel 95!)
  • Cor Bruijn woonde het grootste deel van zijn leven in het Gooi, maar in zijn hart bleef hij Zaankanter.
  • In Hilversum woonden ze op Eikenlaan 27 (nu nummer 59).
  • Als onderwijzer heeft Cor Bruijn zich ingezet voor de vrije ontplooiing van kinderen. Hij was actief in de ontwikkeling van de Jenaplanscholen en voelde zich ook aangetrokken tot de ideeën van Jan Lighthart.
  • Voor volwassen schreef hij sociale, historische en streekromans. Al zijn werk is geschreven vanuit een christelijke levensvisie.
  • Met zijn gezin bracht hij vele jaren de vakantie op Terschelling door.
  • Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef Cor Bruijn een trilogie tegen de dictatuur ('Vreemde macht', 'Vrijheid!' en 'Ochtendschemering). Hij liet deze trilogie spelen in de tijd van Karel de Stoute, maar hij had het eigenlijk over de bezetting in de Tweede Wereldoorlog. De boeken verschenen na de oorlog.
  • De boeken van Cor Bruijn werden o.a. geïllustreerd door J.H. Isings, Anton Pieck, Jos Ruting en Ger Sligte.
  • Op 2 november 1961 wijdde het radipprogramma 'Dit is uw leven' een aflevering aan Cor Bruijn.
  • Op 22 juni 1967 werd in Utrecht een school naar Cor Bruijn genoemd, De Cor Bruijnschool staat aan de Duurstedelaan 22. Cor Bruijn was (84 jaar oud) bij de opening aanwezig. Op het schoolplein staan speelplastieken, gemaakt door A. Dresmé, met voorstellingen uit 'Lassa Länta' en uit 'Keteltje'
  • In Wormerveer is een 'Cor Bruijnweg'.
  • Zijn dochter Margreet Bruijn (1916) schreef kinderboeken.
  • Cor Bruijn overleed 's nachts, in zijn slaap. Op 20-11-1978 werd hij begraven op begraafplaats Zuiderhof (graf 12-40). In juni 1997 werd hij herbegraven op de Algemene Begraafplaats aan de Bosdrift in Hilversum (graf I-II-I2).
  • Graf Cor Bruijn - foto: Pim de Bie-Dodenakkers* Graf Cor Bruijn - foto: Pim de Bie-Dodenakkers

Anderen over Cor Bruijn

  • De karakters in de boeken van Cor Bruijn zijn levendig neergezet, met ruwe, rauwe èn gevoelige kanten. Hoewel in zijn boeken vaak het idealisme zegeviert is hij te nuchter (zelf een Zaankanter), om in zwart-wit te denken. Dat geeft ook de kwaliteit aan zijn streekromans, die bij veel andere streekromans ontbreekt. (Nelleke Nieuwboer, Boekenpost 13, september/oktober 1994)
  • De meer dan dertig jeugdboeken van Cor Bruijn zijn doortrokken van een positieve levensvisie en weerspiegelen de geest van een tijd waarin men geloofde in vrede, praktische naastenliefde en uitbanning van de alcohol die zoveel arbeidersgezinnen ongelukkig maakte. Door middel van het optreden van zijn hoofdfiguren, die het meestal niet gemakkelijk hebben, wilde Bruijn laten zien dat geloof in eigen kunnen en een flinke dosis optimisme belangrijker zijn dan rijkdom en afkomst. Door deze visie ontsnappen zijn boeken aan een al te prekerige verteltrant. (Het ABC van de jeugdliteratuur, blz. 77)
  • Ik heb hem dus gekend als een oude man, door de krimp van zijn lichaam altijd in een te ruim pak: een echte schoolmeester, een pietje precies en bovenal een verklaarde vijand van nietsdoen. Geen minutt of sitiatie bleef onbenut. (Wim Zaal, De buitenbeentjes, blz. 33)

Mijn favoriete citaat

Nu eens is de zee mild, dan weer karig.
Dat wisselt zo als de luimen van een veelgeliefde vrouw.
(Cor Bruijn, Sil de strandjutter, blz. 114)

Links

  • Raban Internet Antiquariaat - voor tweedehands boeken van Cor Bruijn
  • DBNL - Cor Bruijn
  • Nedweb - Cor Bruijn

Bronnen o.a.

  • Geschenk (1932)
  • C. Buddingh', Encyclopedie voor de wereldliteratuur (1954)
  • Paspoort voor de lezer. Nederlandse & Vlaamse auteurs van nu (1968)
  • Fem Bijlsma, Cor Bruijn (1977)
  • Lexicon van de moderne Nederlandse literatuur (1978)
  • Querido's letterkundige reisgids van Nederland (1982)
  • Lexicon van de jeugdliteratuur (september 1982)
  • Hun laatste rustplaats (1985)
  • BeaRos schreef een bijdrage voor het 'Lexicon van de jeugdliteratuur' over NAnslijnNz (1990)
  • Margreet Bruijn, 'De man achter Sil (1984)
  • Spectrum Nederlandstalige auteurs (1985)
  • Nederlandse literaire prijzen 1880-1985 (1986)
  • Winkler Prins lexicon van de Nederlandse letterkunde (1986)
  • Boekenpost 13 (september/oktober 1994)
  • Joke Linders e.a., Het ABC van de jeugdliteratuur (1995)
  • Encarta '98 (1997)
  • Hans Heesen e.a., Waar ligt Poot? (1997)
  • Schrijvers. 2000 auteurs van de 20e eeuw van A tot Z (2002)
  • Website van de Koninklijke Bibliotheek (t/m 32 Fem Bijlsma van 209)

Mats Beek, Veenendaal [bron: https--www.schrijversinfo.nl/bruijncor.html]

Bruijn, Cor [2002-02-00, aangevuld]

Cornelis Pieter Bruijn, Nederlands prozaschrijver (Wormerveer 17.5.1883 - Hilversum 6.11.1978). Van 1906 tot 1916 onderwijzer te Laren, daarna hoofd van een school te Hilversum, sedert 1942 uitsluitend letterkundige.

Bruijn begon zijn schrijversloopbaan met jeugdlectuur, o.a. Keteltje in de Lorzie (1922), waarop enkele vervolgen verschenen. Daarnaast schreef hij regionale romans, zich afspelend in de Zaanstreek. Zijn grootste succes behaalde hij met het Amsterdamse volksverhaal Koentje van Kattenburg (1937) en de beide op Terschelling spelende boeken Sil de strandjutter (1940, sedertdien vaak herdrukt en vertaald) en Arjen (1943). De trits Vreemde macht (1948), Vrijheid! (1948) en Ochtendschemering (1949) bestaat uit historische romans over de Bourgondische tijd.

Literatuur: Lexicon jeugdlit.; M. Bruijn & J. Cnossen-Hoorntje, 'Cornelis Pieter (Cor) Bruijn' in: Jaarboek Mij Ned. Letterkunde (1978-1979), p. 29-38; L. Roelants, 'In memoriam Cor Bruijn', in: Lektuurgids 26 (1979) 1, p. 37-38; M. Bruijn. De man achter Sil; over Cor P. Bruijn als idealist, onderwijspionier en schrijver 1883-1978 (1984).

G.W. Huygens [bron: https--www.dbnl.org/tekst/bork001schr01_01/bork001schr01_01_0152.php]

Bruijn, Cor

Wormerveer, 17 mei 1883 - Hilversum, 16 november 1978

Cornelis Pieter (Cor) Bruijn, onderwijzer en onderwijsvernieuwer, later vooral bekend geworden als schrijver met een zeer omvangrijk oeuvre van romans en jeugdboeken.

Cor Bruijn was de oudste uit een gezin van tien kinderen. Zijn vader was eerst werkzaam als smid in de zaak van zijn grootvader Klinkenberg, maar nam in 1885 een kleine kruidenierszaak aan het Noordeinde te Wormerveer over. Niet minder dan twintig van zijn latere boeken grijpen terug op zijn jeugd aan de Zaan en getuigen van verknochtheid aan zijn geboortestreek.

Van 1896 tot 1899 volgde hij de opleiding tot onderwijzer aan de Rijkskweekschool 'de Bak' in Haarlem. Na enkele kortstondige tijdelijke aanstellingen, onder meer twee maal in Wormerveer, en na het behalen van de hoofdakte werd hij in 1916 benoemd tot hoofd van de kort daarvoor opgerichte Humanistische Hilversumse Schoolvereniging. Een kwarteeuw achtereen heeft hij deze instelling gediend. Voor de opkomende stromingen op onderwijsgebied toonde hij grote belangstelling: nieuwe methoden vonden bij zijn school zoveel mogelijk toepassing.

Deze idealistische instelling was klein en arm. Eén der oprichters was prof. dr. Jacobus van Rees, een christen-anarchist, die onder meer bekend bleef door zijn inzet voor de drankbestrijding. Nu hij een vaste aanstelling had, huwde Cor Bruijn met de nog 19-jarige vioollerares Maartje de Vries, die hij in zijn Haarlemse kweekschooltijd had leren kennen.

Aanvankelijk was zijn onderwijskundige opdracht nog het enige wat hem bezig hield, hij onderhield vriendschappelijke contacten met de toenmalige onderwijsvernieuwers in binnen- en buitenland en schreef zowel pedagogisch werk als toneelbewerkingen voor kinderen, die vervolgens op zijn eigen school werden uitgevoerd.

De toneelbewerkingen werden gevolgd door boeken voor de jeugd, waarvan vooral zijn eerste kinderboek Langs den Waterkant en de Keteltjesserie de aandacht trokken. Als romanschrijver debuteerde hij in 1931. De Zaanstreek en later ook Terschelling inspireerden hem tot tal van werken. Sil de Strandjutter is vele malen herdrukt en in zeven talen vertaald.

In de oorlog ontstond een reeks historische romans, waarvan de handeling in West- Friesland speelt in de tijd van Karel de Stoute. Na de oorlog bewerkte Cor Bruijn o.a. Wegen door de Avond. Als schoolhoofd nam hij deel aan de stichting van de Vereniging voor Veilig Verkeer in Hilversum.

Ruim 75 boeken verschenen van zijn hand, waaronder bekende titels als Muziekmeester Adriaan (1931), Koentje van Kattenburg (1937), Sil de Strandjutter (1940) en Lasse Lama (1953).

Zijn Zaanse boeken kenmerken zich door treffende beschrijvingen van landschappen en situaties zoals die aan het einde van de 19e eeuw voorkwamen. Cor Bruijn had een fabelachtig geheugen en wist zich tot in details nog de voorvallen uit zijn jeugd te herinneren.

Zijn 90e verjaardag vierde hij in Wormerveer op uitnodiging van de Wormerveerse Gemeenschap; het werd voor hem en vele anderen een onvergetelijke gebeurtenis, zoals ook de televisie-uitzending die door Bert Garthof in de reeks "Dit is uw leven" over en met Cor Bruijn werd gemaakt in 1962, diepe indruk had gemaakt.

Boeken van Cor Bruijn:

  • Spelend in de Zaanstreek Langs den Waterkant (1917).
  • Keteltje in de Lorzie (1922)
  • Keteltje in het veerhuis (1922)
  • Rinke Luit, de vrolijke veerman (1928)
  • Keteltjes thuisvaart (1930)
  • Muziekmeester Adriaan (1931 )
  • Teun Dammers, de boer van Landzicht ( 1932)
  • De Zaadsjouwers (1933)
  • Een zakkennaaier grijpt naar het geluk (1935)
  • De overgang van Dieuwertje Stam (1938)
  • Strijd om De Eenhoom (1943)
  • De drie portretten van Claire Marianne (1947)
  • Twee kerstavondvertellingen (1950)
  • Simon en Johannes (1952)
  • Bram en Aart op zomervaart (1953)
  • Wijd was mijn land, mijn jeugd aan de Zaan (1961)
  • De vuistslag (1961)
  • De zwarte madonna (1965)
  • Het nieuwe oude dorp (1966)
  • De triomf van Roel de Knoet (1973)

Literatuur over Cor Bruijn:

  • Margreet Bruijn, De man achter Sil; over Cor P. Bruijn als idealist, onderwijspionier en schrijver, 1883-1978, 's-Gravenhage-Wormerveer 1984

[bron: https--www.zaanwiki.nl/encyclopedie/doku.php?id=bruijn]
Zoekertjesnummer: m2154803160