Een vink heeft een korte, kegelvormige snavel die perfect is voor het eten van zaden. Het mannetje heeft in de broedperiode een opvallend blauwgrijs petje en een oranjerode borst, terwijl het vrouwtje een minder opvallende kleur heeft, wat helpt bij camouflage. De staart van de vink is donker met witte uiteinden, wat een mooi contrast vormt in de lucht.
Vinken geven de voorkeur aan een omgeving met voldoende bomen en struiken, waarbij ze graag hoger in de takken broeden. Ze voelen zich op hun gemak in parken, bossen en zelfs grote tuinen waar ze hun nest kunnen bouwen en gemakkelijk toegang hebben tot voedsel.
Om vinken naar je tuin te lokken, kun je het beste zorgen voor een gevarieerde beplanting met inheemse soorten. Het laten liggen van bladeren en takken helpt ook, omdat dit een natuurlijke vibe geeft. Zorg ervoor dat er voldoende schuilplaatsen zijn en misschien wat voederhuisjes met zaden, zodat ze zich op hun gemak voelen en snel terugkomen.
In de zomer staat het dieet van een vink voornamelijk uit insecten, wat belangrijk is voor het broeden. In de winter zijn ze vooral afhankelijk van zaden, zoals die van zonnebloemen en verschillende grassoorten. Het is handig om te weten dat ze ook graag picknicken op het voedsel dat je in de tuin of bij hun voederhuisjes achterlaat.
Vinken maken een kenmerkend en vrolijk fluitend geluid, vaak met herhalende tonen. Deze geluiden worden gebruikt voor communicatie, vooral tussen mannetjes tijdens de paartijd. Daarnaast hebben ze ook alarmgeluiden die ze maken om andere vinken te waarschuwen voor gevaar.