De val van het Romeinse Rijk was het resultaat van een combinatie van factoren, waaronder economische problemen, politieke corruptie, militaire zwakte en invasies van barbaarse stammen. De stijgende kosten van het leger en het onderhouden van een groot rijk droegen bij aan de economische achteruitgang. Daarnaast bevochten verschillende keizers elkaar om de troon, wat leidde tot politieke instabiliteit.
De Industriële Revolutie bracht enorme veranderingen met zich mee, zoals de overgang van agrarische naar industriële samenlevingen. Dit betekende dat mensen massaal naar steden trokken om in fabrieken te werken, wat leidde tot urbanisatie en de opkomst van een nieuwe arbeidersklasse. Er ontstonden ook nieuwe sociale en economische structuren, wat de leefomstandigheden van veel mensen beïnvloedde.
De Middeleeuwen werden gekenmerkt door feodalisme, waar de samenleving georganiseerd was rond landbezit en bescherming. Kasteelsystemen, de invloed van de Kerk en de opkomst van handelssteden waren belangrijke aspecten. Het was ook een periode van grote sociale en culturele veranderingen, waaronder de bouw van grote kathedralen en de oprichting van universiteiten.
Vasco da Gama was de eerste European die een directe zee-route naar India ontdekte, wat de wereldhandel drastisch veranderde. Zijn reis opende de deuren voor Europese kolonisatie en handel in Azië, waardoor er een aanzienlijk aanbod van specerijen en andere goederen naar Europa kwam. Dit leidde tot economische bloei, maar ook tot conflicten met andere beschavingen.
De Franse Revolutie had een verstrekkende invloed op Europa door het in twijfel trekken van monarchieën en het bevorderen van de gedachte van nationale soevereiniteit. Het leidde tot een golf van revoluties in andere landen en de verspreiding van ideeën zoals vrijheid, gelijkheid en broederschap, die de basis vormden voor moderne democratische systemen.