Rousseau's visie op opvoeding draait om het idee dat kinderen in hun natuurlijke staat gekoesterd moeten worden. Hij geloofde dat het onderwijs niet moet proberen om kinderen in te perken, maar hen juist moet aanmoedigen om hun natuurlijke nieuwsgierigheid en talenten te ontwikkelen. Opvoeding moet aansluiten bij de ontwikkelingsfasen van een kind, en ouders en leraren moeten een omgeving creëren waarin kinderen zich vrij kunnen uiten en ontdekken.
Rousseau had een diepgaande invloed op de Verlichting door zijn nadruk op individuele vrijheid en het belang van het gevoel en de natuur. Terwijl andere denkers van de Verlichting vaak de nadruk legden op reden en rationaliteit, pleitte Rousseau voor een terugkeer naar de natuur en een emotionele benadering van het leven. Hij inspireerde veel latere denkers en sociale hervormers, wat bijdroeg aan bewegingen voor democratie en gelijkheid.
Enkele van de belangrijkste werken van Rousseau zijn 'De Sociale Contract', waarin hij zijn ideeën over politiek en maatschappij uiteenzet, en 'Emile, of De opvoeding', dat zijn pedagogische ideeën belicht. Andere belangrijke werken zijn 'Bekentenissen', waarin hij zijn leven en gedachten beschrijft, en 'Het maatschappelijk verdrag', waarin hij pleit voor een vorm van samenleven die rechtvaardigheid en vrijheid waarborgt.
Rousseau zag de relatie tussen natuur en cultuur als een conflict. Hij geloofde dat de mens van nature goed is, maar dat de cultuur en maatschappij deze goedheid vaak corrumpeert. Voor hem was de natuur een bron van waarheid en puurheid, terwijl cultuur soms leidt tot vervreemding en ongelijkheid. Hij pleitte voor een balans, waarin cultuur moet dienen om de natuurlijke goede kwaliteiten van de mens te ondersteunen in plaats van deze te onderdrukken.
In 'De Sociale Contract' legt Rousseau uit dat de legitimiteit van de overheid voortkomt uit een overeenkomst tussen de mensen. Hij stelt dat mensen zich vrijwillig moeten verenigen en hun rechten afstaan in ruil voor bescherming en orde. Dit sociale contract is gebaseerd op de principes van gelijkheid en vrijheid, en Rousseau benadrukt dat de wil van het volk altijd moet prevaleren in een rechtvaardige samenleving.