Slangen zijn heel veelzijdig in hun leefomgevingen. Je vindt ze in bossen, woestijnen, graslanden, en zelfs in moerassen. Ze zoeken vaak beschutting in bladeren, onder stenen of in bomen, afhankelijk van de soort. Hun aanpassingsvermogen maakt dat ze zich overal kunnen vestigen waar genoeg beschutting en voedsel te vinden is.
Als je een slang als huisdier wilt houden, is het belangrijk dat je een geschikt terrarium hebt dat groot genoeg is voor de soort die je hebt gekozen. Zorg voor juiste temperatuur- en vochtigheidsniveaus. Gebruik ook schuilplaatsen, takken en eventueel een waterbak. Verder is het essentieel om regelmatig de omgeving schoon te maken en je slang te observeren op tekenen van ziekte of stress.
Slangen zijn carnivoren en hun dieet bestaat voornamelijk uit levende prooien of ingevroren voedsel zoals muizen en ratten, afhankelijk van hun grootte. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat het voedsel dat je aanbiedt van goede kwaliteit is en aangepast aan de grootte van je slang. Jonge slangen moeten vaker gevoederd worden dan volwassen slangen.
Een simpele manier om een giftige slang van een niet-giftige te onderscheiden is door naar de kopvorm en kleuren te kijken. Giftige slangen hebben vaak een driehoekige kop en felle kleuren, terwijl niet-giftige slangen meestal een meer gelijke kop hebben en minder opvallen. Het beste is echter om op veilige afstand te blijven en ze niet te verstoren, vooral als je ze niet goed kunt identificeren.
Slangen hebben een interessante voortplanting. De meeste soorten zijn eierleggend, terwijl sommige levendbarend zijn. De mannelijke slang zoekt het vrouwtje op tijdens de paartijd, vaak door het gebruik van geurstoffen. Na de paring legt het vrouwtje meestal een aantal eieren, afhankelijk van de soort, die ze vervolgens beschermt of in een veilige plek legt. Na een tijdje komen de jonge slangen uit, en vaak moeten ze meteen voor zichzelf zorgen.