In de middeleeuwen leefden mensen in een agrarische samenleving waarbij landbouw de belangrijkste bron van inkomsten was. De meeste mensen woonden in kleine dorpen en waren afhankelijk van de seizoenen. Gezinnen hielpen elkaar op de akkers en zorgden voor hun eigen voedsel. De levensstandaard varieerde sterk afhankelijk van je sociale klasse. Boeren werkten hard, maar hadden vaak ook een sterke sociale gemeenschap waarin ze samen vierden, rouwden en hielpen.
Tijdens de middeleeuwen waren er verschillende populaire beroepen. Naast boeren had je ambachtslieden zoals smeden, timmerlieden en wevers, die essentiële goederen maakten. Ook waren er handelaren die goederen verhandelden tussen steden. Apothekers en genezers waren ook belangrijk, vooral omdat mensen vaak afhankelijk waren van traditionele geneeskunde en kruiden.
Religie speelde een centrale rol in de middeleeuwse samenleving. De meeste mensen waren christelijk en de kerk had invloed op bijna elk aspect van het leven. De kerk was niet alleen een plek voor aanbidding, maar ook een centrum voor onderwijs en sociale bijeenkomsten. Feesten en rituelen waren vaak religieus van aard, wat de gemeenschap bij elkaar bracht.
Er waren verschillende belangrijke uitvindingen in de middeleeuwen, zoals de molen die hielp bij het malen van graan en de watermolen die energie leverde. De boekdrukkunst werd ook uitgevonden, wat het mogelijk maakte om boeken te verspreiden en onderwijs toegankelijker te maken. Dit droeg bij aan de verspreiding van kennis die leidde tot de Renaissance.
De kunst in de middeleeuwen was sterk beïnvloed door religie. Veel schilderijen en beelden waren religieuze thema's of afbeeldingen van heiligen. Ook architectuur bloeide, met indrukwekkende kathedralen die werden gebouwd in de gotische stijl. Miniatuur kunst in handgeschreven boeken was ook een belangrijk onderdeel van de kunst van die tijd.