In de werken van Augustinus komen verschillende belangrijke thema's naar voren, zoals de zoektocht naar God, de aard van het kwaad en de rol van de genade. Een van zijn meest invloedrijke teksten, 'De Stad van God', behandelt de tegenstelling tussen de aardse stad en de hemelse stad, waarbij hij de wereld wijst op de vergankelijkheid van aardse zaken.
Augustinus heeft een diepgaande reflectie op het begrip tijd. Volgens hem is er alleen het huidige moment, het 'nu', dat echt bestaat. Het verleden is verdwenen en de toekomst is nog niet gekomen. Deze inzichten leiden tot de conclusie dat ons begrip van tijd sterk verbonden is aan ons geestelijk leven en ons bewustzijn.
Augustinus heeft een aanzienlijke invloed gehad op de westerse filosofie, vooral via zijn ideeën over het kwaad, de menselijke natuur en de relatie tussen geloof en verstand. Zijn werken hebben zowel invloed uitgeoefend op middeleeuwse filosofen als op de moderne denkers, waarbij zijn concepten vaak de basis vormen voor discussies over ethiek en metafysica.
Augustinus beschrijft genade als een onvoorwaardelijk geschenk van God dat de mens helpt om het kwaad te overwinnen en een deugdzaam leven te leiden. Hij benadrukt dat de mens van nature geneigd is tot zonde, maar dat genade de sleutel is tot verlossing en de weg naar God. Dit idee heeft een belangrijke impact gehad op de christelijke theologie.
Voor Augustinus is de relatie tussen geloof en rede een complexe, maar essentiële verbinding. Hij stelt dat geloof voorop gaat en dat rede ons helpt om ons geloof dieper te begrijpen. Dit betekent niet dat rede zonder waarde is, maar dat het geloof de basis vormt voor echte kennis van God, terwijl de rede ons helpt om die kennis te verantwoorden.