In 1914 droegen soldaten voornamelijk uniformen die gemaakt waren van stevige stoffen zoals wol en katoen. Het typische uniform bestond uit een jas, broek en een hoed. Ook hadden ze vaak laarzen aan die geschikt waren voor zware omstandigheden. De kleuren varieerden afhankelijk van het leger, maar de meeste uniformen waren in aardetinten om niet op te vallen.
Soldaten in het leger van 1914 hadden verschillende uitrusting bij zich, waaronder wapens zoals geweren, handgranaten en soms zwaarden. Daarnaast hadden ze ook persoonlijke spullen zoals een waterfles, een helm, een slaapzak en een kooktoestel. Het was van belang dat ze goed uitgerust waren om te kunnen overleven in het veld.
De belangrijkste slagvelden in 1914 bevonden zich voornamelijk in gebieden zoals België en Frankrijk. Bekende veldslagen zoals de Slag bij de Marne en de Slag bij Luik waren cruciaal in de vroege fase van de oorlog en hadden grote invloed op het verloop van de strijd.
De training van soldaten in het leger van 1914 vond voornamelijk plaats in trainingskampen, waar ze fysiek en mentaal voorbereid werden op de oorlog. Ze leerden niet alleen hoe ze wapens moesten gebruiken, maar ook hoe ze moesten samenwerken als een eenheid en tactieken moesten toepassen in verschillende situaties.
Technologie speelde een cruciale rol in het leger van 1914. Nieuwe wapens zoals machinegeweren, vuurgevechten en artillerie zorgden voor een verandering in de oorlogsvoering. Daarnaast begon men ook met de inzet van vliegtuigen en de eerste tanks, wat de dynamiek van de strijd verder beïnvloedde.