Er waren verschillende redenen die leidden tot de Eerste Wereldoorlog. Spanningen tussen Europese landen, imperialisme, nationalisme en de bondgenootschappen die waren gevormd, zorgden allemaal voor een explosieve situatie. De moord op aartshertog Franz Ferdinand was de druppel die de emmer deed overlopen, wat leidde tot een ketenreactie van oorlogsverklaringen.
De Eerste Wereldoorlog had een grote impact op de sociale structuur in Europa. Veel mannen gingen naar het front, wat leidde tot een tekort aan arbeidskrachten. Dit resulteerde in een grotere rol voor vrouwen op de werkvloer. De opkomst van nieuwe sociale klassen gebeurde ook, en er waren veranderingen in de manier waarop mensen dachten over hun land en nationaliteit.
In 1914 waren er verschillende belangrijke veldslagen, waaronder de Slag bij de Marne en de Slag bij Tannenberg. De Slag bij de Marne was cruciaal omdat het de opmars van de Duitse troepen stopte en een keerpunt in de oorlog markeerde. De Slag bij Tannenberg was eveneens significant, waarbij de Duitsers een grote overwinning behaalden op de Russen.
De landen die in 1914 betrokken waren bij de Eerste Wereldoorlog omvatten de Geallieerden, zoals Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Rusland, en de Centrale Mogendheden, waaronder Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk. De strijd tussen deze blokken leidde tot een enorm conflict dat zich over de hele wereld verspreidde.
De sfeer in Europa voor de oorlog was gespannen en vol onzekerheid. Veel mensen voelden dat een oorlog onvermijdelijk was door de groeiende rivaliteit tussen landen. De publieke opinie was verdeeld, met sommige mensen die patriotisch waren en oorlog verwelkomden, terwijl anderen zich zorgen maakten over de gevolgen van een uitgebreid conflict.