De officier van justitie speelt een cruciale rol in het strafproces. Hij of zij is verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Dit betekent dat de officier van justitie beslist of er voldoende aanleiding is om een zaak te vervolgen, welke straffen er gevraagd worden, en kan ook meewerken aan schikkingen buiten de rechtszaal. De officier vertegenwoordigt de samenleving en streeft naar rechtvaardigheid door de belangen van slachtoffers en de maatschappij in overweging te nemen.
De aanhouding van een verdachte vindt plaats wanneer er voldoende aanwijzingen zijn dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd. De politie kan iemand aanhouden op basis van een bevel van de rechter of als er op heterdaad sprake is van een misdrijf. Na de aanhouding moet de verdachte binnen een bepaalde tijd, vaak binnen vier uren, aan een rechter worden voorgeleid voor een eerste uitspraak over de voorlopige hechtenis. Dit zorgt ervoor dat er controle is op de rechtmatigheid van de aanhouding.
Een verdachte heeft tijdens het strafproces verschillende rechten. Ten eerste heeft hij recht op een eerlijke behandeling en het recht om zich te verdedigen. Dit houdt in dat hij recht heeft op juridische bijstand, en dat hij zijn verhaal kan doen. Daarnaast heeft hij ook recht op inzage in het dossier, en kan hij getuigen oproepen ter ondersteuning van zijn verdediging. Het recht om te zwijgen is ook belangrijk, zodat de verdachte zich niet tegen zichzelf hoeft te incrimineren.
Bewijs in een strafproces kan op verschillende manieren worden geleverd. Dit kan gebeuren door getuigenverklaringen, deskundigenrapporten of bewijsstukken zoals documenten en videomateriaal. Het is aan de officier van justitie om aan te tonen dat de verdachte schuldig is aan het strafbaar feit, en dit moet doorgaans gebeuren met 'wettig en overtuigend bewijs'. De rechter beoordeelt vervolgens de geloofwaardigheid en waarde van het gepresenteerde bewijs.
Na de uitspraak van de rechter kan de veroordeling op verschillende manieren doorwerken. Als de verdachte schuldig is bevonden, kan de rechter een straf opleggen, zoals een boete of gevangenisstraf. De verdachte heeft het recht om tegen de uitspraak in beroep te gaan, wat betekent dat de zaak opnieuw kan worden beoordeeld door een hogere rechter. Indien de straf is opgelegd en er geen beroep wordt ingesteld, moet de verdachte de opgelegde straf ondergaan.