Ontvang meldingen van nieuwe zoekresultaten

Sorteer op

english grammar in Boeken

Veelgestelde vragen

De onderstaande waarden zijn gebaseerd op je zoekopdracht en de ingestelde filters

Enkele veelvoorkomende grammaticale fouten die mensen maken zijn: verkeerde werkwoordvervoeging, het vergeten van het onderwerp, en het onjuist gebruiken van voorzetsels. Het is belangrijk om deze fouten te herkennen en te corrigeren om helder te communiceren.
De tegenwoordige tijd gebruik je om handelingen aan te duiden die nu plaatsvinden. Dit doe je door de stam van het werkwoord te nemen en daar de juiste persoonlijke uitgang aan toe te voegen, afhankelijk van het onderwerp van de zin. Bijvoorbeeld: "Ik loop" of "Jij loopt."
De bedrijvende vorm benadrukt de uitvoerder van de actie (de subject), terwijl de lijdende vorm de actie zelf en het slachtoffer van de actie benadrukt. Bijvoorbeeld: in de zin "De jongen leest een boek" is de jongen de uitvoerder, terwijl in "Een boek wordt door de jongen gelezen" het boek de focus is.
Om je zinsstructuur te verbeteren, is het handig om je zinnen kort en krachtig te houden. Gebruik actieve zinnen waar mogelijk en vermijd overbodige woorden. Begin met een krachtig onderwerp en volg dit op met een duidelijk werkwoord, zodat de lezer meteen begrijpt waar het over gaat.
In het Nederlands zijn de veelvoorkomende voornaamwoorden: ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, en zij. Voornaamwoorden helpen om herhaling te voorkomen en maken de zinnen vloeiender. Bijvoorbeeld, in plaats van 'Jan en ik gaan naar de winkel', kun je zeggen 'Wij gaan naar de winkel'.