De basiscomponenten van een computernetwerk zijn computers, servers, netwerkapparatuur zoals switches en routers, samen met netwerkkabels of draadloze technologie. Deze componenten zorgen ervoor dat apparaten met elkaar kunnen communiceren en data kunnen uitwisselen, wat essentieel is voor het functioneren van het netwerk.
Data-overdracht in netwerken gebeurt doorgaans door middel van pakketten. Wanneer je bijvoorbeeld een bestand verstuurt, wordt dit bestand opgedeeld in kleinere eenheden, de zogenaamde datapunten, en deze worden via verschillende paden naar de ontvanger verzonden. Dit proces kan snel en efficiënt zijn, afhankelijk van de netwerktopologie en de gebruikte protocollen.
Bedrade netwerken maken gebruik van fysieke kabels, zoals Ethernet-kabels, om verbinding te maken tussen apparaten. Dit zorgt voor een stabiele en snelle verbinding. Draadloze netwerken daarentegen gebruiken radiowaves of andere draadloze technologieën om verbinding te maken, wat meer flexibiliteit biedt maar soms kan leiden tot hogere latentie of signaalverlies.
Routers spelen een cruciale rol in computernetwerken door verschillende netwerken met elkaar te verbinden. Ze leiden dataverkeer tussen apparaten op basis van IP-adressen en zorgen ervoor dat datapunten de juiste bestemmingen bereiken. Daarnaast bieden ze vaak beveiligingsfuncties en maken ze draadloze netwerken mogelijk.
Er zijn verschillende netwerktopologieën, zoals de stertopologie, waar alle apparaten met een centrale hub zijn verbonden, en de ringtopologie, waar elk apparaat is verbonden met twee andere, waardoor een gesloten cirkel ontstaat. Elke topologie heeft zijn eigen voor- en nadelen en beïnvloedt hoe efficiënt en betrouwbaar het netwerk functioneert.