Tankmodellen uit de Tweede Wereldoorlog hebben enkele belangrijke kenmerken. Ze zijn over het algemeen zwaar bepantserd, met krachtige kanonnen en een hoge mobiliteit op verschillende terreinen. De meeste tanks waren uitgerust met een combinatie van voor- en zijpantser om ze te beschermen tegen vijandelijk vuur. Ook hadden ze vaak een turret waarmee ze snel konden draaien om hun vuur draaiend te richten op meerdere doelwitten.
Tijdens de Slag om Vlaanderen in de Tweede Wereldoorlog speelde tanks een cruciale rol in de doorbraakstrategieën van de betrokken legers. Tanks werden ingezet om door vijandelijke linies te breken en om infanterie te ondersteunen. Hun mobiliteit en vuurkracht maakten het mogelijk om snel terrein te winnen, wat essentieel was voor het succes van de operaties in deze regio.
Het grootste verschil tussen Duitse en Amerikaanse tanks uit de Tweede Wereldoorlog ligt in hun ontwerp en tactische inzet. Duitse tanks, zoals de Panzer IV, waren vaak zwaarder en meer gefocust op vuurkracht en pantserbescherming. Amerikaanse tanks, zoals de Sherman, waren ontworpen voor massaproductie en flexibiliteit, met een focus op mobiliteit en inzetbaarheid in verschillende strijdomstandigheden.
Tanks hebben de oorlogsvoering in de Tweede Wereldoorlog enorm veranderd. Ze introduceerden een nieuw genre van mobiele oorlogsvoering, waarbij snelheid en kracht cruciaal werden. Tanks maakten het mogelijk om defensieve posities te doorbreken en de traditionele loopgravenoorlog te doorbreken. Hun inzet leidde tot grotere tactische manoeuvreerbaarheid en veranderingen in hoe legers operaties planden en uitvoerden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zagen we verschillende technische innovaties in tankontwerp. Denk aan verbeteringen in de bepantsering, nieuwe soorten kanonnen en het gebruik van luchtgekoelde motoren. Ook werden er innovaties gedaan in communicatie, waardoor tankeenheden beter konden samenwerken met infanterie en luchtsteun. Deze innovaties hielpen tanks om effectiever te zijn op het slagveld.