De belangrijkste onderdelen van een stoommachine zijn de ketel, cilinder, zuiger en de bovenliggende onderdelen zoals de stoomkleppen. De ketel is verantwoordelijk voor het verwarmen van het water tot stoom, terwijl de cilinder de ruimte is waar de stoom de zuiger in beweging zet. De stoomkleppen regelen de stoomtoever en -afvoer, waardoor de cyclus van de machine wordt gecontroleerd.
Een stoommachine werkt door water te verhitten in een ketel, waardoor stoom ontstaat. Deze stoom wordt vervolgens naar de cilinder geleid waar het de zuiger in beweging zet. De beweging van de zuiger zet een mechanisme in gang dat uiteindelijk de kracht levert die in verschillende industriële toepassingen kan worden gebruikt. Na het werk verlaat de stoom de cilinder en condenseert weer terug naar water.
Tegenwoordig worden stoommachines voornamelijk gebruikt voor educatieve doeleinden, in musea of als onderdeel van stoomtreinen en stoomfestivals. Enkele hobbyisten houden zich ook bezig met modelbouw van stoommachines, waarbij ze kleine replica's maken voor tentoonstellingen en wedstrijden.
Een van de grote voordelen van stoommachines is dat ze een krachtige manier bieden om energie op te wekken uit een relatief goedkoop en overvloedig beschikbare grondstof zoals water. Stoommachines zijn ook relatief eenvoudig in ontwerp en kunnen, mits goed onderhouden, langdurig functioneren zonder grote technologische aanpassingen.
Historisch gezien werden stoommachines gebruikt in bijna alle sectoren van de industrie, van de mijnbouw tot textielfabricage. Ze dreven machines aan in fabrieken, zorgden voor transport via stoomlocomotieven en stoomschepen, en werden zelfs gebruikt in landbouwtype machines zoals stoomplows.