De naam Raspoetin komt van het Russische woord 'rasputin', wat 'de afgeknotte' of 'de afgesneden' betekent. Het verwijst naar zijn achtergrond als eenvoudige boer uit Siberië. Deze naam gaf hem een bijzondere identiteit en leek al een voorbode van zijn ongewone leven als mysticus en ziener.
Raspoetin geloofde sterk in de transcendente en spirituele dimensies van het leven. Hij had het idee dat hij een bijzondere connectie had met God en dat zijn inzichten hem in staat stelden anderen te helpen. Daarnaast hechtte hij veel waarde aan het lot en de betekenis achter gebeurtenissen, wat bleek uit zijn adviezen aan de tsaar en zijn familie.
Raspoetin leefde in een tijd van grote sociale en politieke onrust in Rusland, vooral aan het begin van de 20e eeuw. De landen stonden op de rand van revolutionaire veranderingen en de Eerste Wereldoorlog zorgde voor enorme onvrede onder de bevolking. Deze context droeg bij aan zijn invloed, aangezien veel mensen wanhopig op zoek waren naar leiding en antwoorden.
Raspoetin had een sterke invloed op tsaar Nicolaas II en zijn vrouw, tsarina Alexandra. Hij hielp hun zoon, Alexei, die leed aan hemofilie, en zijn geneeskundige behandeling droeg bij aan zijn populariteit bij hen. Dit resulteerde in een nauwe band met de koninklijke familie, wat zowel bewondering als wantrouwen van de aristocratie met zich meebracht.
Er zijn talloze mythen en legendes ontstaan rondom Raspoetin, waaronder verhalen dat hij onsterfelijk zou zijn geweest of dat hij magische krachten bezat. Deze mythes werden aangedreven door zijn mysterieuze levensstijl en zijn bijna mythische positie aan het hof, wat bijdroeg aan de fascinatie en controverse die hem omringde.