In de 16e eeuw zijn er een aantal belangrijke literaire werken geschreven die de basis hebben gelegd voor de Nederlandse literatuur. Denk hierbij aan werken zoals de 'Heptalogus' van Desiderius Erasmus, dat diepgaande humanistische ideeën presenteert. Ook zijn er de eerste gedichten van de Maarten van Heemskerck en de fabels van Jan van der Noot. Deze werken worden vaak bestudeerd om te begrijpen hoe de literatuur zich heeft ontwikkeld in die tijd.
De 16e eeuw heeft een grote invloed gehad op de Nederlandse taal, vooral door de opkomst van het humanisme. Er werden nieuwe woorden en uitdrukkingen geïntroduceerd, en schrijvers begonnen de volkstaal meer te gebruiken in plaats van het Latijn. Dit leidde tot een grotere toegankelijkheid van literatuur voor de gewone man, wat op zijn beurt de ontwikkeling van de Nederlandse taal enorm stimuleerde.
Er waren verschillende belangrijke historische gebeurtenissen die de literatuur van de 16e eeuw beïnvloedden, zoals de Reformatie en de Opstand tegen Spanje. Deze gebeurtenissen creëerden een rijke voedingsbodem voor schrijvers om thema's van vrijheid, religie en strijd in hun werken te onderzoeken. De Schismaticus, de beginselen van de vrijheid van meningsuiting en de zoektocht naar identiteit zijn terug te vinden in de boeken uit deze tijd.
De belangrijkste thema's in boeken geschreven in de 16e eeuw omvatten religie, de zoektocht naar kennis, en de spanning tussen traditie en vernieuwing. Schrijvers verkenden persoonlijke en maatschappelijke conflicten, vaak tegen de achtergrond van de veranderende politieke en religieuze landschappen in Europa. Het idee van de 'heroïsche' man werd ook vaak besproken, waar schrijvers het idee van individualiteit en heldenmoed verkenden.
In de 16e eeuw werd de rol van de schrijver gezien als die van een deelnemers aan de belangrijke discussies van hun tijd. Schrijvers namen vaak stelling in politieke en religieuze kwesties, wat hen een aanzienlijk welzijn gaf in de maatschappij. In vergelijking met vandaag de dag, waar schrijvers vaak als entertainers of kunstenaars worden gezien, werden zij toen meer als denkers en kiven beschouwd die actief betrokken waren bij het vormgeven van de cultuur.