De thema's van Magrittes werk draaien vaak om de relatie tussen realiteit en illusie. Hij speelt met de verwachtingen van de kijker, door alledaagse objecten in ongebruikelijke contexten te plaatsen. Hierdoor nodigt hij uit tot reflectie over wat we zien en wat we kunnen geloven.
Het surrealisme invloedde Magritte sterk door hem aan te moedigen om de droomachtige en vaak bizarre aspecten van de menselijke ervaring te verkennen. Dit zie je terug in zijn gebruik van vreemde combinaties van objecten en zijn vermogen om een gevoel van verwondering te creëren bij de kijker.
Enkele terugkerende symbolen in Magrittes werk zijn onder andere het gebruik van pijpen, appels, hoeden en de lucht. Deze objecten zijn vaak normaal, maar hun plaatsing in de schilderijen maakt ze mysterieus en vraagt de kijker om verder na te denken over hun betekenis.
Magritte gebruikte vaak technieken zoals oliegeschilderde lagen, wat zorgde voor een zeer realistische weergave van zijn onderwerpen. Hij was ook bekend om zijn gebruik van verborgen betekenissen en visuele tegenstellingen, waarbij hij de kijker uitdaagt om voorbij de oppervlakte van zijn werk te kijken.
Wat René Magritte uniek maakt in vergelijking met andere surrealisten, is zijn vermogen om op een speelse manier vragen te stellen over de werkelijkheid. Terwijl veel surrealisten zich richtten op de droomwereld, concentreert Magritte zich eerder op de alledaagse wereld en verandert hij deze om ons aan het denken te zetten over wat we als werkelijk beschouwen.