Een veelvoorkomende mythe is dat krijgsgevangenen altijd slecht worden behandeld. Dit is niet altijd waar, want de behandeling hangt vaak af van de instanties die hen vasthouden en de omstandigheden van de oorlog. Een andere mythe is dat krijgsgevangenen nooit terugkeren naar hun eenheden, terwijl velen na de oorlog in staat zijn om hun leven opnieuw op te bouwen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de behandeling van krijgsgevangenen vaak afhankelijk van het land dat hen vasthield. Sommige krijgsgevangenen hadden relatief goede levensomstandigheden, met toegang tot voedsel en medische zorg, terwijl anderen slecht werden behandeld. Dit varieerde enorm per situatie en kan ook afhangen van de fase van de oorlog.
Internationale regels, zoals de Geneefse Conventies, stellen duidelijke richtlijnen voor de behandeling van krijgsgevangenen. Ze dienen humaan te worden behandeld, met respect voor hun leven en gezondheid. Marteling en andere vormen van onmenselijke behandeling zijn ten strengste verboden, en krijgsgevangenen moeten recht hebben op informatie over hun status en contact met hun families.
Verhalen van krijgsgevangenen zijn cruciaal voor de geschiedenis omdat ze inzicht geven in de persoonlijke ervaringen en de realiteit van oorlog. Deze verhalen helpen ons begrijpen wat mensen in extreme situaties meemaken en dragen bij aan de ontwikkeling van toekomstige humanitaire wetten en normen. Ze kunnen ook inspireren en een gevoel van empathie en bewustzijn creëren over de gevolgen van oorlog.
Krijgsgevangenschap kan een langdurige impact hebben op de psychische gezondheid van individuen. Veel voormalige krijgsgevangenen kampen met posttraumatische stressstoornis (PTSS), angst en depressie. De trauma's die ze hebben ervaren, kunnen hun leven zelfs jarenlang na de vrijlating beïnvloeden, wat aantoont hoe belangrijk ondersteuning en behandelopties zijn voor deze groepen.