Een olm heeft een cilindrisch lichaam, lange slijmerige huid en zwemvliezen tussen zijn tenen. Het dier heeft geen ogen, omdat het in het donker van grotten leeft, en zijn huid is vaak bleek en doorzichtig. Daarnaast kan de olm goed zwemmen en heeft hij een ademhalingssysteem dat het mogelijk maakt om zowel via de huid als de longen zuurstof op te nemen.
De olm komt voornamelijk voor in de ondergrondse wateren van de kalksteengebieden van Centraal- en Oost-Europa, met name in het grotensysteem van Slovenië en andere delen van de Balkan. Ze zijn te vinden in grotten, waar het water vaak koel en zuurstofrijk is.
In hun natuurlijke omgeving leeft de olm in volledige duisternis, vaak in koude, ondergrondse wateren. Ze bouwen hun schuilplaatsen in spleten en holen en zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van voedsel dat in het water te vinden is. Olmen zijn ook erg territoriaal.
De olm heeft speciale aanpassingen ontwikkeld, zoals het ontbreken van zicht om beter te navigeren in het donker. Ze gebruiken hun gevoelige huid om trillingen en chemicaliën in het water waar te nemen, wat hen helpt bij het vinden van voedsel en het vermijden van gevaar. Hun vermogen om langere tijd zonder voedsel te leven helpt hen om in de onvoorspelbare omstandigheden van hun omgeving te overleven.
Olmen spelen een cruciale rol in het ecosysteem van hun leefgebied omdat ze helpen bij het reguleren van de populaties van andere waterorganismen. Ze zijn belangrijke indicatorsoorten, wat betekent dat hun aanwezigheid of afwezigheid kan helpen bij het beoordelen van de gezondheid van het ecosysteem waar zij deel van uitmaken.