In 1930 waren er verschillende soorten fietsen populair, vooral vanwege de groeiende stedelijke infrastructuur. De herenfiets en damesfiets waren veelvoorkomende modellen en werden vaak gebruikt voor dagelijks vervoer. Daarnaast begonnen sportieve modellen zoals de racelike fietsen populairder te worden, mede door de opkomst van de wielersport.
Brommers uit 1930 waren vaak eenvoudig van ontwerp, met een lichte constructie en een beperkte topsnelheid. Ze hadden doorgaans een enkele cilinder motor en waren bedoeld voor korte ritten. Een belangrijk kenmerk was dat ze meestal geen versnelling hadden, wat het rijden eenvoudiger maakte voor de gemiddelde gebruiker.
De economische situatie in 1930 had een merkbare impact op de fiets- en brommerindustrie. Door de wereldwijde economische crisis was er een afname in consumentenbestedingen, wat leidde tot een hogere concurrentie onder producenten. Veel fabrikanten moesten hun productie strategieën herzien en zich richten op de meest populaire en betaalbare modellen om de verkoop te stimuleren.
Onderhoud aan fietsen in die tijd was cruciaal voor langdurig gebruik. Routine-onderhoud zoals het controleren van de banden, het smeren van de ketting en het afstellen van de remmen waren dagelijkse taken. Mensen waren vaak zelfvoorzienend en leerden zelf hun fietsen te onderhouden, om zo kosten te besparen.
De fiets speelde een essentiële rol in het dagelijks leven van mensen in 1930. Het was een populair vervoermiddel voor zowel werk als vrije tijd. Mensen gebruikten de fiets voor het pendelen naar hun werk, boodschappen doen of voor sociale contacten. Het bood een toegankelijke en efficiënte manier om zich te verplaatsen in een tijd waarin motorvoertuigen nog niet voor iedereen bereikbaar waren.