Je herkent een distelvink aan zijn opvallende gele en zwarte kleuren, vooral de mannelijke distelvink heeft een helder geel borst en zwart op zijn kop. Daarnaast zijn ze ongeveer de grootte van een mus, met een sterke snavel die perfect is voor het eten van zaden.
Distelvinken hebben een voorkeur voor zaden van verschillende wilde planten, maar ze zijn vooral gek op de zaden van distels, zonnebloemen en kaardenbollen. In de lente en zomer eten ze ook graag insecten en andere kleine ongewervelden om hun dieet te verrijken.
Het broedseizoen van distelvinken begint meestal in april en kan doorlopen tot augustus. Tijdens deze periode bouwen ze hun nesten en zorgen ze voor hun jonge, wat kibbelende geluiden en activiteit in de omgeving met zich meebrengt.
Nestplaatsen voor distelvinken vind je vaak in dichtbegroeide gebieden, zoals struweel en randen van bossen. Ze bouwen hun nesten in de takken van bomen of struiken, waardoor ze bescherming hebben tegen roofdieren en een goede zichtlijn op hun omgeving houden.
Het zanggedrag van distelvinken is melodieus en afwisselend. Mannetjes zijn de beste zangers en gebruiken hun zang om hun territorium af te bakenen en een partner aan te trekken. Hun zang bestaat uit korte, heldere melodieën die vaak herhaald worden.