Kardinalen hebben unieke kenmerken die hen onderscheiden binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Ze zijn meestal bisschoppen van belangrijke diocesane gebieden en hebben vaak bestuursfuncties in verschillende kerkelijke posten. Daarnaast dragen ze meestal de rode kleur in hun gewaden, wat hun hoge rang symboliseert. Ook hebben kardinalen het recht om de paus te kiezen, wat hun invloed binnen de kerk vergroot.
Kardinalen zijn cruciaal voor de structuur van de Rooms-Katholieke Kerk. Ze vormen het college van kardinalen, dat de paus adviseert en hem helpt bij het besturen van de kerk. Daarnaast spelen ze een sleutelrol bij het behoud van de leer van de kerk en het organiseren van kerkdiensten op hoog niveau. Ze zijn ook verantwoordelijk voor het toezicht op verschillende kerkelijke instellingen en helpen vaak in noodsituaties.
De keuze van kardinalen gebeurt meestal door de paus. Wanneer er een vacante positie is, kan de paus kandidaten nomineren die hij geschikt acht voor deze hoge functie. Dit gebeurt vaak tijdens speciale consistories. Het aantal kardinalen is niet vast, maar er zijn richtlijnen die bepalen dat de meeste kardinalen ook bisschoppen zijn.
Tijdens een conclaaf speelt een kardinaal een essentiële rol in het proces om een nieuwe paus te kiezen. De kardinalen komen samen in afzondering en nemen deel aan stemrondes totdat er een meerderheid voor een kandidaat is. Dit is een zeer plechtige omgeving, waar de kardinalen bidden voor inspiratie en leiding bij hun beslissing.
Het belangrijkste verschil tussen een kardinaal en een bisschop ligt in de rang en verantwoordelijkheden binnen de kerk. Een bisschop heeft toezicht over een bisdom en zorgt voor de gelovigen daar. Een kardinaal daarentegen heeft een bredere verantwoordelijkheid en is vaak betrokken bij besluiten op het hoogste niveau van de kerk, zoals het kiezen van de paus. Kardinalen kunnen ook bisschoppen zijn, maar niet elke bisschop is een kardinaal.