Wolven zijn grote, krachtige dieren met een stevige bouw. Ze hebben scherpe zintuigen, vooral hun gehoor en reuk, waarmee ze hun prooi kunnen opsporen. Hun vacht is meestal grijs, maar kan variëren van wit tot zwart. Hun ogen zijn vaak geel of amberkleurig en hebben een indringende blik. Wolven hebben een sterke kaken met scherpe tanden, ontworpen om hun prooi te vangen en te doden.
Wolven communiceren via vocalisaties, zoals gehuil, maar ook door lichaamstaal en geurmarkeringen. Gehuil is een belangrijke manier waarop ze hun roedel kunnen coördineren en hun territorium kunnen afbakenen. Ze gebruiken ook andere geluiden, zoals grommen en blaffen, en hun houding kan veel zeggen over hun stemming en intenties.
In het wild zijn wolven carnivoren en hun dieet bestaat voornamelijk uit grotere prooidieren, zoals herten en elanden. Ze kunnen echter ook kleinere zoogdieren, vogels en soms fruit en bessen eten als het voedsel schaars is. Wolven jagen meestal in groepsverband om hun kansen op succesvol jagen te vergroten.
Wolven hebben zich door de jaren heen geweldig aangepast aan hun omgeving. Ze kunnen overleven in verschillende habitats, van bossen tot bergen en zelfs toendra's. Hun vacht verandert met de seizoenen; in de winter wordt deze dikker voor isolatie. Daarnaast zijn ze sociale dieren, wat hen helpt bij het jagen en beschermen van hun territorium.
Een wolvenroedel heeft meestal een hiërarchische structuur. Een dominante mannetje en vrouwtje, vaak het paar dat de roedel leidt, hebben de meeste invloed op de dynamiek en jachtstrategieën. De andere leden van de roedel zijn vaak hun jongen of verwanten. Deze sociale structuur helpt de roedel om effectief samen te werken en hun prooi te vangen.