Everzwijnen zijn robuuste dieren met een dikke, ruwe vacht die meestal varieert van bruin tot grijs. Ze hebben krachtige kaken en scherpe hoektanden, die ze gebruiken voor het woelen in de grond op zoek naar voedsel. Daarnaast hebben ze een typische lichaamshouding en een korte, spitse snuit, waardoor ze zich goed kunnen bewegen in de bossen en ondergroei.
Everzwijnen zijn vaak veel wilder en zelfredzamer dan huiszwijnen. Ze leven in groepen, ook wel sounders genoemd, terwijl huiszwijnen meestal solitair of in kleine groepen leven. Everzwijnen zijn ook veel vaardiger in het overleven in de natuur, zoals het vinden van voedsel en schuilplaatsen.
In het wild is het dieet van een everzwijn heel gevarieerd. Ze eten voornamelijk wortels, bollen, fruit en kruiden, maar ook schimmels en insecten. Dit doet ze in de vroege ochtend of late avond, wanneer ze actief zijn en het rustiger is in hun omgeving. Ze zijn omnivoren en hebben een breed scala aan voedselbronnen.
Everzwijnen laten karakteristieke sporen achter, die vrij eenvoudig te herkennen zijn. Hun poten hebben twee scherpe hielklauwen en de afdrukken zijn meestal groter dan die van een huisdier zoals een hond. Bij het zoeken naar voedsel kunnen ze de bodem omwoelen, wat ook te zien is aan de sporen die ze achterlaten.
Een interessant feit over everzwijnen is dat ze een uitstekende reukzin hebben, die hen helpt bij het vinden van voedsel. Ze kunnen ook zeer snel en krachtig renner zijn, ondanks hun zware bouw. Bovendien spelen ze een belangrijke rol in hun ecosystemen door te helpen bij het verspreiden van zaden en het creëren van nieuwe groei door hun woelgedrag.