Boek verlijmd op de achterkant + een inktvlek op de rand, verder TB-conditie.
1915. Gandhi is terug in India na tien lange jaren weg te zijn geweest van zijn geboorteland. Alleen of bijna alleen, met de kracht van zijn verstand als enig wapen, kwam hij in opstand tegen het Britse Rijk door vrijheid en waardigheid op te eisen voor het Indiase volk. Onvermoeibaar doorkruist hij de armste gebieden en predikt geweldloosheid om de onrechtvaardige wetten van de bezetter te weerstaan; naastenliefde en verdraagzaamheid om zijn volk op de rand van een burgeroorlog te verzoenen. Daar kreeg hij de knappe bijnaam „mahatma”, de grote ziel. Geleidelijk gevolgd door honderdduizenden volgelingen, vocht Gandhi meedogenloos. Hij werd in de gevangenis gegooid, stierf bijna tijdens zijn herhaalde vastentijd en ontsnapte aan de aanvallen die op hem gericht waren. Maar er zou meer nodig zijn om hem te laten opgeven. Delhi, 30 januari 1948, 17.09 uur. Er worden drie schoten gelost. De Mahatma is aan het instorten. India is een wees. Maar dankzij Gandhi, dankzij zijn onwankelbare vastberadenheid, zijn de tranen die zijn volk vergoten de tranen van een vrij volk. José Frèches dompelt ons onder in het hart van de fascinerende geschiedenis van de vader van de Indiase natie.